28 089 Gezondheid en milieu

Nr. 122 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2019

Tijdens het vragenuur van 12 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 52, item 4) en tijdens het Algemeen Overleg Leefomgeving van 7 maart jl. (Kamerstuk 29 383, nr. 318) heb ik met uw Kamer gesproken over de aanpak van Zeer Zorgwekkende Stoffen in afval, grond en baggerspecie.

Met deze brief wil ik u mede namens de Minister informeren over het proces om te komen tot een (tijdelijk) handelingsperspectief voor de omgang met grond en baggerspecie waarin Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS-en) worden aangetroffen. Hierbij bied ik het rapport aan van het RIVM over risicogrenzen van PFOA, PFOS en GenX (PFAS is de stofgroep waartoe deze stoffen behoren)1. Dit conform mijn toezegging tijdens het AO Leefomgeving van 7 maart 2019 (Kamerstuk 29 383, nr. 318).

Verder wil ik u informeren over de voortgang van de maatregelen omtrent de tijdelijke opslag van GenX-houdend materiaal in Dordrecht. Tot slot zal ik u in deze brief informeren over stappen die in Europees verband zijn gezet om de risico’s die samenhangen met GenX-stoffen beter te beheersen.

Proces (tijdelijk) handelingsperspectief PFOA, PFOS en GenX

Onlangs heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) risicogrenzen opgeleverd voor de stoffen perfluoroctaanzuur (PFOA), perfluoroctaansulfonaat (PFOS) en HFPO-DA (GenX) in grond. PFOA en PFOS zijn Zeer Zorgwekkende Stoffen en worden evenals GenX zowel bij puntbronnen als diffuus verspreid aangetroffen in de (water)bodem.

De risicogrenzen die het RIVM heeft afgeleid, geven het niveau aan waaronder, bij levenslange blootstelling, geen sprake is van onaanvaardbare risico’s voor mens en ecologie. Op basis van de risicogrenzen kan door bevoegde gezagen worden bepaald hoe wordt omgegaan met grond en baggerspecie waarin deze stoffen zijn aangetroffen. De risicogrenzen alleen geven namelijk nog geen uitsluitsel voor grondverzet en baggerwerkzaamheden.

Op basis van de risicogrenzen uit het RIVM-rapport zal in de komende weken met decentrale overheden en koepels (UvW, IPO, VNG) een tijdelijk handelingsperspectief worden opgesteld voor de toepassing van grond, en naar verwachting ook baggerspecie, op of in de landbodem. Uitgangspunt bij het opstellen van het handelingsperspectief is dat het verspreiden van grond en baggerspecie met PFAS naar niet of minder belaste gebieden wordt tegengegaan en dat onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid van de mens en van het ecosysteem worden voorkomen. Ik verwacht uw Kamer hierover in mei 2019 te informeren.

Het gaat om een tijdelijk handelingsperspectief omdat er tot het eerste kwartaal van 2020 nog belangrijke onderzoeken lopen naar onder meer bioaccumulatie, het uitlooggedrag van PFAS en de mobiliteit van PFAS. Deze onderzoeken zijn nodig om tot een definitief handelingsperspectief te komen. Daarnaast zijn voor het toepassen van baggerspecie in oppervlaktewater en op de waterbodem data nodig over de gehalten aan PFAS in sediment en als zwevend stof in het water.

Bekend is dat enkele waterschappen (deels) zijn gestopt met baggeren omdat er een verdenking bestaat dat er PFAS in de baggerspecie kan zitten. Ook bij Rijkswaterstaat wordt, in afwachting van het tijdelijke handelingsperspectief, waar mogelijk terughoudend omgegaan met aanbestedingen van baggerwerkzaamheden. Zo wordt er momenteel een aanbesteding van een baggerproject aangehouden. Om inzicht te krijgen in de breedte van de problematiek worden metingen uitgevoerd naar de aanwezigheid van PFAS. Reeds lopende contracten en werkzaamheden waarbij baggerspecie wordt toegepast binnen hetzelfde watersysteem vinden wel doorgang omdat daar geen risico voor verspreiding is. Ook bij die projecten zullen metingen worden uitgevoerd.

Algemene methodiek Zeer Zorgwekkende Stoffen in de (water)bodem

Naast het (tijdelijk) handelingsperspectief voor deze specifieke stoffen werk ik met decentrale overheden aan een algemene methodiek voor de omgang met ZZS-en. Zo kan er in toekomst sneller en effectiever gehandeld kan worden als een Zeer Zorgwekkende Stof wordt aangetroffen in grond en/of baggerspecie. Ik verwacht uw Kamer begin 2020 over deze algemene methodiek te kunnen informeren.

Maatregelen tijdelijke opslag van GenX-houdend materiaal in Dordrecht

Tijdens het vragenuur van 12 februari jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 52, item 4) heb ik uw Kamer toegezegd om u te informeren over de voorwaarden die gesteld zijn aan de tijdelijke opslag van GenX-houdend materiaal dat door het bedrijf Chemours in Dordrecht teruggenomen moest worden na faillissement van de Italiaanse verwerker.

De provincie Zuid-Holland heeft, als bevoegd gezag, het besluit genomen in te stemmen met de aanvraag van Chemours om dit materiaal, in totaal ongeveer 15 ton, voor de duur van een jaar op te slaan op het eigen terrein van het bedrijf in Dordrecht. De opslag vindt plaats in een loods welke speciaal is bedoeld voor opslag van dit soort materialen en is voorzien van de benodigde voorzieningen om dat veilig te doen. In de in 2013 door de provincie verleende omgevingsvergunning is al voorgeschreven dat deze opslaglocatie dient te voldoen aan de normen van de PGS152. Bodem beschermende voorzieningen maken hiervan onderdeel uit. Op 5 maart heeft het bedrijf de provincie gemeld dat deze 15 ton op korte termijn voor verbranding afgevoerd zal worden en dus niet voor terugwinning of hergebruik opnieuw uitgevoerd zal worden.

Europese ontwikkelingen risicobeheersing GenX-stoffen

Als laatste wil ik uw Kamer melden dat er recent twee stappen zijn gezet om de risico’s die samenhangen met GenX-stoffen beter te beheersen. Allereerst heeft het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA) op voorstel van Duitsland en Nederland een besluit genomen dat de registrant van GenX verplicht om twee testen te doen die meer zicht moeten geven op de risico’s van deze stof. Het betreft een onderzoek naar de mate waarin de stof kanker kan veroorzaken en een onderzoek naar de snelheid waarmee de stof het menselijk lichaam verlaat. Tegen dit besluit staat nog bezwaar en beroep open.

De tweede stap die is gezet is dat door Nederland een voorstel is ingediend bij ECHA om GenX aan te wijzen als substance of very high concern (SVHC) onder de REACH-verordening. Over het voornemen hiertoe is enkele keren met uw Kamer gesproken, onder andere bij het Algemeen Overleg Externe Veiligheid van 16 mei 2018 (Kamerstuk 28 089, nr. 89). Het Nederlandse voorstel is op 13 maart 2019 door ECHA gepubliceerd en wordt nu in behandeling genomen. Indien het voorstel wordt goedgekeurd, op zijn vroegst in juni dit jaar, dan is de stof op grond van de Nederlandse wetgeving automatisch ook een zeer zorgwekkende stof (ZZS), waarvoor minimalisatie van emissies nagestreefd moet worden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven