nr. 108a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 augustus
2001 en het nader rapport d.d. 26 oktober 2001, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2001, no.01.003498, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, bij de Raad
van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Hongaarse Republiek inzake de samenwerking in verband
met de export van socialeverzekeringsuitkeringen; 's-Gravenhage, 22 mei
2001 (Trb. 2001, 105), met toelichtende nota.
In het Verdrag zijn bepalingen opgenomen om de rechtmatigheid van betalingen
te kunnen controleren ten aanzien van gerechtigden van een Nederlandse uitkering
die in Hongarije wonen.1 Aanleiding hiervoor is
de totstandkoming van de Wet beperking export uitkeringen.
Ingevolge artikel 38 van de Europa-Overeenkomst met Hongarije2 (hierna: Europa-Overeenkomst) dienen pensioenen of renten
uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongeval of beroepsziekte vrij
te worden overgemaakt vanuit de lidstaat, behalve voor uitkeringen waarvoor
geen premie is betaald. Ingevolge artikel 39 van de Europa-Overeenkomst stelt
de Associatieraad passende bepalingen en gedetailleerde regels op ter uitvoering
van de in artikel 38 van de Europa-Overeenkomst vermelde doelstelling en voor
de administratieve samenwerking terzake tussen Hongarije en Nederland.
Een en ander brengt mee dat in de Europa-Overeenkomst minstens deels al
is voorzien in de materie van het Verdrag. Met het oog daarop dient in de
toelichtende nota te worden ingegaan op de wijze waarop bij de uitvoering
van het Verdrag rekening zal worden gehouden met de Europa-Overeenkomst en
met de bijbehorende regels en bepalingen van de Associatieraad.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli
2001, no.01.003498, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 10 augustus 2001, nr. W12.01.0338/IV, bied ik U hierbij
aan.
Conform het advies van de Raad van State is de toelichtende nota met een
passage aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn
voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen