nr. 85a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 10 augustus
2001 en het nader rapport d.d. 22 oktober 2001, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2001, no. 01.003501, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Republiek Zuid-Afrika inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 16 mei
2001 (Trb. 2001, 114), met toelichtende nota.
Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika
inzake sociale zekerheid; 's-Gravenhage, 16 mei 2001 (Trb. 2001, 114) (hierna:
het Verdrag) houdt verband met wijzigingen in de (vooral Nederlandse) socialeverzekeringswetgeving,
in het bijzonder door de Wet beperking export uitkeringen. De Raad van State
maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 19 juli 2001,
no. 01.003501, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 10 augustus 2001, nr. W12.01.0352/IV, bied ik U hierbij aan.
1. Het Verdrag bevat bepalingen voor de bescherming van gegevens.1 Ingevolge deze bepalingen wordt op dit terrein het recht
toegepast van het verdragsland dat de gegevens verstrekt. Zulke gegevensverstrekking
aan een derde land dient te voldoen aan de criteria die zijn vermeld in artikel
25 van de Richtlijn betreffende persoongegevens van natuurlijke personen.2 Volgens dit artikel dienen de lidstaten te bepalen dat
persoongegevens die aan een verwerking worden onderworpen of die bestemd zijn
om na doorgifte te worden verwerkt, slechts naar een derde land mogen worden
doorgegeven indien dat derde land een passend beschermingsniveau waarborgt.
Van dit artikel mag worden afgeweken, maar dan gelden voor de verstrekking
van persoonlijke gegevens stringente voorwaarden, zoals de ondubbelzinnige
toestemming van de betrokkene.3
Gelet op het voorgaande dient in de toelichtende nota te worden ingegaan
op de vraag of met artikel 14 van het Verdrag wordt voldaan aan de criteria
van de hiervoor bedoelde richtlijn. Zo niet, dan verdient het aanbeveling
daar bij de eerstvolgende gelegenheid alsnog zorg voor te dragen.
1. Gelet op het advies van de Raad is de toelichting op artikel 14 van
het Verdrag met een passage aangevuld, waarin wordt aangegeven dat in het
kader van de toepassing van het verdrag wordt voldaan aan de vereisten van
de Wet bescherming persoonsgegevens en van de Richtlijn 95/46/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281).
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
2. Aan de redactionele kanttekening is gevolg gegeven.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen
het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 10 augustus 2001,
no. W12.01.0352/IV, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging
geeft.
– In de artikelsgewijze toelichting de artikelnummering in de artikelkopjes
en lopende tekst telkens in overeenstemming brengen met de artikelnummering
van het Verdrag.