28 067
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit» aangekondigde maatregelen

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 juni 2002

In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel I wordt na onderdeel B een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 6.3, tweede lid, vervalt.

B

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 6.13, vierde lid, vervalt onderdeel d.

C

In artikel I wordt na onderdeel C een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tweede volzin van het tweede lid vervallen de zinsnede «of van een wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid, onder d,» en de zinsnede «onderscheidenlijk bedoeld in artikel 6.3, tweede lid,».

2. In de tweede volzin van het vierde lid vervalt de zinsnede «, indien Onze minister, in afwijking van het oordeel van de commissie, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, in redelijkheid van oordeel is dat een nieuwe opleiding wordt ingesteld,».

3. Het zesde lid komt te luiden:

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid.

D

In artikel IIb wordt na onderdeel A een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel I wordt na onderdeel R een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ra

Artikel 17a.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt na «voorschriften» ingevoegd: ; aanvullende voorschriften.

2. Voor de bestaande tekst wordt het cijfer «1.» geplaatst.

3. Na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De studielast van de volgende opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, bedraagt 300 studiepunten:

a. life science and technology aan de openbare universiteit te Delft,

b. telematica aan de openbare universiteit te Enschede, en

c. voeding en gezondheid aan de openbare universiteit te Wageningen.

E

In artikel IIb, onderdeel B, wordt «onderdeel R» vervangen door: onderdeel Ra, en wordt de aanduiding «Ra» vervangen door: Rb.

F

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en werkt wat betreft artikel I, onderdelen Ba, C en Ca, terug tot en met 19 juni 2002 en wat betreft artikel I, onderdeel Ra, terug tot en met 1 september 2002.

2. Deze wet heeft voor het eerst betrekking op het studiejaar dat in het in het eerste lid bedoelde besluit wordt vermeld.

Toelichting

I. Algemeen

Deze nota van wijziging omvat enkele wijzigingen die het gevolg zijn van het feit dat de behandeling van het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) op dit moment stil ligt. Voorzien was dat genoemd wetsvoorstel met ingang van het studiejaar 2002–2003 in werking zou treden.

Het was de bedoeling in dat wetsvoorstel onder meer het voorstel op te nemen om het laten registreren van de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling als gegeven in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs te schrappen alsmede de rol van de Adviescommissie onderwijsaanbod ten aanzien van dat gegeven. Voorts bevat het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs het voorstel de studielast van enkele opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs te verhogen.

Omdat het van belang is dat bedoelde wijzigingen op korte termijn in werking treden (wordt hieronder nader toegelicht), is er voor gekozen die voorstellen in het wetsvoorstel Zicht op kwaliteit op te nemen. Met betrekking tot dat wetsvoorstel is het streven er – mede in verband met de gewenste voortzetting van de specifieke bekostiging van het kunstonderwijs ook na 2002 – op gericht dat het wetsvoorstel nog dit jaar door de beide Kamers der Staten-Generaal wordt behandeld en na aanvaarding ultimo december 2002 in werking treedt. Om dit mogelijk te maken zou in verband met het bepaalde in de Tijdelijke referendumwet de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel eind oktober 2002 moeten zijn afgerond.

Over beide onderwerpen, die in deze nota van wijziging zijn opgenomen, heb ik bij afzonderlijke brief de Kamer geïnformeerd.

Deze nota van wijziging dien ik in mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

II. Onderdelen

Onderdeel A (wijziging van artikel 6.3 WHW)

In het huidige systeem toetst de Adviescommissie onderwijsaanbod aan de hand van de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling of door wijzigingen in die regeling in feite uit een bestaande opleiding een nieuwe opleiding ontstaat. Als dat het geval is, dient de voorgeschreven procedure inzake nieuwe opleidingen te worden gevolgd. De adviescommissie vervalt met de invoering van het accreditatiesysteem. Het accreditatieorgaan zal bij hernieuwde accreditatie van een opleiding toetsen of een bestaande opleiding zodanig is veranderd dat er in feite sprake is van een nieuwe opleiding. In dat geval is de procedure «toets nieuwe opleiding», zoals geregeld in het nieuwe artikel 5a.11, van toepassing.

Onderdelen B en C (wijziging van de artikelen 6.13 en 6.14 WHW)

In artikel 6.13, vierde lid, is voorgeschreven, welke gegevens in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs moeten zijn opgenomen. Een van die gegevens betreft de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling.

Met het vervallen van de Adviescommissie onderwijsaanbod is ook de functie van de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling in het CROHO vervallen, waardoor er geen reden is om dit gegeven nog langer te registreren.

In het aankomend studiejaar kunnen universiteiten starten met bachelor- en masteropleidingen. Daartoe is in een versnelde CROHO-procedure in de wet van 6 juni 2002 inzake de invoering van de bachelor-masterstructuur voorzien. De universiteiten maken massaal gebruik van de mogelijkheid, waardoor er een groot aantal nieuwe opleidingen voor registratie moet worden aangeboden. Zonder het onderhavige wijzigingsvoorstel zouden voor die opleidingen hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling moeten worden ontworpen en ter registratie moeten worden aangeboden. Dit betekent een administratieve last voor de instellingen, terwijl reeds op voorhand duidelijk is dat de functie ervan met de invoering van het accreditatiesysteem vervalt. Het opleggen van een dergelijke administratieve last zonder dat er nog reden voor is, moet worden voorkomen.

Onderdeel D (wijziging van artikel 17a.9 WHW)

In artikel 17a.9 van de WHW worden drie opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs vermeld, waarvan de studielast 300 studiepunten (ECTS) bedraagt. Het gaat om ongedeelde opleidingen waarop de voorschriften «oude stijl» van toepassing blijven. Omdat de hogere studielast voor deze opleidingen niet is opgenomen in artikel 7.4, zesde lid, zoals dat artikellid op 31 augustus 2002 luidt, is een aanvullende voorziening in het onderhavige artikel nodig.

Als gevolg van deze wijziging hebben de voor die opleidingen ingeschreven studenten recht op vijf jaar gemengde studiefinanciering. Het betreft de opleiding voeding en gezondheid aan de openbare universiteit te Wageningen, de opleiding life science and technology aan de openbare universiteit te Delft en de opleiding telematica aan de openbare universiteit te Eindhoven.

Aangezien de behandeling van het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs, waarin dit voorstel ook is opgenomen, op dit moment stil ligt en het van belang is dat de bedoelde uitbreiding van artikel 17a.9 op korte termijn in werking treedt, is er voor gekozen het wijzigingsvoorstel in het wetsvoorstel Zicht op kwaliteit op te nemen. De urgentie is gelegen in het gegeven dat het in enkele gevallen gaat om bestaande opleidingen, waarvan in één geval zelfs een groot aantal studenten in september 2002 met het vijfde jaar begint. Naar verwachting zullen voor de opleiding voeding en gezondheid in 2002–2003 circa 100 studenten zijn ingeschreven, die alsdan recht zouden moeten hebben – conform de bedoeling van de voorgestelde uitbreiding van artikel 17a.9 – op vijf jaar gemengde studiefinanciering.

Over de noodzaak de studielast te bepalen op 300 studiepunten is voor de opleiding voeding en gezondheid advies ingewonnen bij de Tijdelijke adviescommissie inzake de duur van enkele technische opleidingen (de commissie-Veltman III) en voor beide andere opleidingen bij de Onderwijsraad. Deze drie opleidingen werden positief beoordeeld. Reeds in een eerder instantie is besloten dit advies van de commissie-Veltman en de Onderwijsraad te volgen en dit ook kenbaar te maken aan de betrokken universiteiten.

Voor de goede orde zij vermeld dat na omzetting van de ongedeelde opleidingen in bachelor- en masteropleidingen de desbetreffende masteropleidingen zullen worden opgenomen in de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 7.4a, vijfde lid, van de WHW. Die algemene maatregel van bestuur is in voorbereiding.

Onderdeel F (wijziging van artikel III wetsvoorstel)

Aan enkele onderdelen van het wetsvoorstel wordt terugwerkende kracht verleend.

Het laten vervallen van de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling uit het CROHO en de functie van de Adviescommissie onderwijsaanbod op dat punt werken terug tot 19 juni 2002, het tijdstip dat de wet inzake de invoering van de bachelor-masterstructuur voor een deel in werking treedt. Als gevolg van invoering van dat deel van de wet kunnen voor 1 augustus 2002 bachelor- en masteropleidingen worden geregistreerd die starten met ingang van het studiejaar 2002–2003. De terugwerkende kracht voorkomt dat er registratie van de genoemde hoofdlijnen noodzakelijk is.

De bepaling omtrent de studieduur van drie wetenschappelijke opleidingen werkt terug tot 1 september 2002, omdat vanaf het begin van het studiejaar 2002–2003 studenten een beroep moeten kunnen doen op de extra studiefinancieringsrechten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

F. van der Ploeg

Naar boven