28 067
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit» aangekondigde maatregelen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit» aangekondigde maatregelen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

30 oktober 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de verbetering van de kwaliteit en de vergroting van de transparantie en doelmatigheid van het kunstonderwijs wenselijk is regels te stellen met betrekking tot de ondersteuning van de herstructurering van de opleidingen op het gebied van de kunst, de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst en de voortgezette kunstopleidingen;

dat daartoe op een aantal onderdelen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dient te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 3.2 wordt na «4.2, tweede lid,» ingevoegd: en. In dat artikel vervalt de zinsnede «en 7.56a, eerste lid onder b,».

B

In artikel 6.1 vervalt de zinsnede «met uitzondering van titel 4,».

C

In artikel 6.13, vierde lid, komt onderdeel d te luiden:

d. de hoofdlijnen van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.15, daaronder ten minste begrepen afstudeerrichtingen binnen opleidingen,.

D

Titel 4 van hoofdstuk 6 vervalt.

E

In artikel 7.13, tweede lid, komt onderdeel b te luiden:

b. de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding,.

F

Artikel 7.26a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin van het eerste lid vervalt de zinsnede «dan wel voor de differentiaties binnen die opleidingen».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Met betrekking tot de opleidingen waarop het eerste lid van toepassing is, stelt het instellingsbestuur van een hogeschool ter uitwerking van de in het eerste lid bedoelde specifieke eisen voor een opleiding criteria vast betreffende selectie en toelating van studenten en extraneï.

3. In de eerste volzin van het derde lid vervalt de zinsnede «of differentiatie binnen een opleiding».

4. De tweede volzin van het derde lid vervalt.

G

In artikel 7.34, eerste lid, wordt in onderdeel a de zinsnede «7.56 of 7.56a» vervangen door: of 7.56.

H

In artikel 7.37, derde lid, vervalt aan het slot de zinsnede «en wat de opleidingen op het gebied van de kunst en de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst betreft, de gekozen differentiatie binnen die opleiding».

I

In artikel 7.53, vijfde lid, vervalt de zinsnede «of artikel 7.56a».

J

Artikel 7.56, vierde lid, vervalt.

K

Artikel 7.56a vervalt.

L

Artikel 7.57 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

M

Artikel 14.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt na «6.8,» ingevoegd: en.

2. Onderdeel f vervalt.

3. Onderdeel g wordt verletterd tot onderdeel f.

N

In het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 16 wordt «onbepaalde tijd» vervangen door: bepaalde en onbepaalde tijd.

O

Artikel 16.3 vervalt.

P

Artikel 16.7 komt te luiden:

Artikel 16.7. Voorbereidende perioden voor opleidingen muziek en dans

1. Tot 1 januari 2005 verleent Onze minister aan hogescholen waaraan een opleiding muziek of een opleiding dans is verbonden, een rijksbijdrage ten behoeve van de aan die hogescholen verbonden voorbereidende periode voor die opleiding.

2. In de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende opleiding wordt voor een voorbereidende periode geregeld:

a. de inhoud van de voorbereidende periode,

b. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een deelnemer aan de voorbereidende periode zich bij beëindiging daarvan moet hebben verworven,

c. de inrichting van de praktische oefeningen, en

d. de wijze waarop de deelnemers worden voorbereid om te kunnen voldoen aan de eisen en criteria, bedoeld in artikel 7.26a, eerste en tweede lid.

3. Een voorbereidende periode wordt in deeltijdse vorm gegeven.

4. Voor de inschrijving voor een voorbereidende periode is verschuldigd de helft van het bedrag, vastgesteld krachtens artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet.

5. De inschrijving wordt niet afhankelijk gesteld van een andere geldelijke bijdrage dan het in het vierde lid bedoelde bedrag.

Q

Artikel 16.9, eerste lid, komt te luiden:

1. Het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet krachtens artikel E.20 van de Invoeringswet W.H.B.O. met betrekking tot afwijkende vooropleidingseisen bepaalde blijft van toepassing tot uiterlijk het derde studiejaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

R

Artikel 16.26, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt de zinsnede «begrotingsjaar 2002» vervangen door: begrotingsjaar 2007.

2. De tweede volzin vervalt.

S

De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

1. De opschrift van titel 4 van hoofdstuk 6 komt te luiden: [vervallen], en het opschrift van artikel 6.16 vervalt.

2. Het opschrift van artikel 7.56a komt te luiden: [vervallen].

3. In het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 16 wordt «onbepaalde tijd» vervangen door: bepaalde en onbepaalde tijd.

4. Het opschrift van artikel 16.3 komt te luiden: [vervallen].

5. Het opschrift van artikel 16.7 komt te luiden: Artikel 16.7. Voorbereidende perioden voor opleidingen muziek en dans.

ARTIKEL II

Op bezwaar en beroep tegen een besluit als bedoeld in artikel 6.16 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, zoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, voorzover ingesteld voor dat tijdstip, blijven de op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende voorschriften van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van toepassing.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en heeft voor het eerste betrekking op het studiejaar 2002–2003.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Naar boven