nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Zaaizaad- en Plantgoedwet in verband met een flexibele implementatie
van internationale en Europese regelgeving.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust. En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
12 oktober 2001
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut!
doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, mede gelet op het kabinetsstandpunt
versnelde implementatie, wenselijk is in de Zaaizaad- en Plantgoedwet een
algemene basis op te nemen om ter uitvoering van een verdrag of een besluit
van een volkenrechtelijke organisatie bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur regels te kunnen stellen over de in de wet geregelde onderwerpen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Zaaizaad- en Plantgoedwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk VI wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:
HOOFDSTUK VII. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 94
1. Indien in deze wet geregelde onderwerpen in het belang van een goede
uitvoering van de wet nadere regeling behoeven, geschiedt deze bij algemene
maatregel van bestuur.
2. Indien onderwerpen waarop deze wet van toepassing is, ter uitvoering
van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie regeling
behoeven, geschiedt deze bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
B
Artikel 96 komt te luiden:
Artikel 96
1. Opzettelijk handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 40, 41, 41a, 41b, 80, 81, 83 tot en met 85, 87, 91, vierde lid en
94 van deze wet alsmede de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste en tweede
lid, en 18, derde lid, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de
Europese Unie van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (Pb EG
L 227) is een misdrijf.
2. Handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 40,
41, 41a, 41b, 80, 81, 83 tot en met 85, 87, 91, vierde lid en 94 van deze
wet alsmede de artikelen 13, tweede lid, 17, eerste en tweede lid, en 18,
derde lid, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van de Europese Unie
van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (Pb EG L 227) is een
overtreding.
ARTIKEL II
In artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de zinsnede met betrekking tot de Zaaizaaden Plantgoedwet «de artikelen
40, 41, eerste lid, 41a, 41b, 80, 81, 83–85, 87 en 91, vierde lid»
vervangen door: de artikelen 40, 41, 41a, 41b, 80, 81, 83 tot en met 85, 87,
91, vierde lid, en 94.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,