28 039 (R 1702)
Aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618)

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 januari 2002

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel A wordt een onderdeel Aa ingevoegd, luidende:

Aa. In artikel 4, eerste lid, worden in de tweede zin de woorden «twee maanden na» in beide gevallen vervangen door: drie maanden, te rekenen van.

2. Onderdeel B komt te luiden:

B. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden in de tweede zin de woorden «twee maanden na» in beide gevallen vervangen door: drie maanden, te rekenen van.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «twee maanden sinds de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep» vervangen door: drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak houdende omzetting in eerste aanleg of in hoger beroep,.

Toelichting

De wijzigingen vloeien voort uit de Wet van 6 december 2001 tot herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (Stb. 2001, 580), welke wet op 1 januari 2002 in werking is getreden. Hierbij zijn de termijnen voor beroep en cassatie in verzoekschriftprocedures van twee naar drie maanden gebracht (zie artikel 358 respectievelijk 402 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Naar boven