nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 16 januari 2002
In de week van 21 januari 2002 is de plenaire behandeling in uw Kamer
voorzien van drie wetsvoorstellen op het terrein van het hoger onderwijs.
Het betreft:
• 28 024: wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband
met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs;
• 27 920: wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie
in het hoger onderwijs;
• 27 848: wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op
verdere zelfregulering in het hoger onderwijs.
Bij elkaar bevatten de drie wetsvoorstellen een groot aantal wijzigingen
en bovendien is de inwerkingtreding van vele bepalingen in dezelfde periode
voorzien. Deze samenval leidt noodzakelijkerwijs tot een aantal juridisch-technische
voorzieningen die in de verschillende wetsvoorstellen zullen moeten zijn aangebracht,
voordat de Tweede Kamer tot eindstemming overgaat. Oogmerk hiervan is te bewerkstelligen
dat de keuzes die door de formele wetgever worden gemaakt, ook in die vorm
in het Staatsblad zullen kunnen bereiken zonder dat door de samenloop van
de afzonderlijke wetsvoorstellen dit op onderdelen zou worden
gefrustreerd. Terecht heeft de vaste Kamercommissie voor onderwijs, cultuur
en wetenschappen dan ook in verschillende verslagen aandacht gevraagd voor
de onderlinge afstemming van de wetsvoorstellen. Inmiddels is reeds door verschillende
nota's van wijziging een aantal «voorzieningen» aangebracht. In
deze context moet ook de bijgevoegde tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel
Invoering bachelor-masterstructuur worden bezien. Op de inhoud daarvan ga
ik hieronder, gezien de omvang en het technische karakter daarvan, in.
In het kader van het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs (Kamerstukken
II 2000/01, 27 848, nr. 2) is voorgesteld in de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek een nieuw hoofdstuk op te nemen waarin in beginsel
de invoerings- en overgangsbepalingen van alle wijzigingswetten van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden ondergebracht.
Voor de opzet en inhoud van dat nieuwe hoofdstuk wordt kortheidshalve verwezen
naar paragraaf 4 van hoofdstuk 6 van de memorie van toelichting bij het
wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs (pag. 93). Het ligt in de bedoeling
dat hoofdstuk 17 een aanbouwhoofdstuk wordt waarin ook de invoerings- en overgangsbepalingen
van toekomstige wijzigingswetten van de WHW zullen worden opgenomen.
Zolang echter het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs niet tot wet
is verheven en de WHW derhalve nog geen hoofdstuk 17 omvat, is het nog niet
mogelijk wat de invoerings- en overgangsbepalingen van het onderhavige wetsvoorstel
betreft «aan te bouwen». Waar op dit moment niet duidelijk is
wanneer de WHW een hoofdstuk 17 zal omvatten en waar een deel van het invoerings-
en overgangsrecht van het wetsvoorstel Invoering bachelor-masterstructuur
in elk geval eind juli 2002 in werking dient te treden, acht ik het opportuun
dat invoerings- en overgangsrecht tijdelijk in een afzonderlijk hoofdstuk
van de WHW onder te brengen (hoofdstuk 17a). Daartoe is onderdeel CCC van
artikel I, zoals gewijzigd bij de eerste nota van wijziging, opnieuw «uitgeschreven».
Daardoor wordt voorkomen dat het wetsvoorstel met een aantal technisch ingewikkelde
artikelen moet worden uitgebreid. De consequentie van deze aanpak is een omvangrijke
extra nota van wijziging die overigens louter technisch van aard is. Na aanvaarding
van de 3 wetsvoorstellen wordt hoofdstuk 17a onderdeel van hoofdstuk 17; alle
invoerings- en overgangsbepalingen komen dan in de goede volgorde en worden
doorlopend genummerd.
Om de reeds in mijn brief van 18 december 2001 in het vooruitzicht gestelde
nota van wijziging niet met een zuiver technische operatie als deze te belasten
heb ik voor een afzonderlijke nota van wijziging gekozen. De nog resterende
overige wijzigingen (het gaat daarbij vooral om de afstemming tussen het wetsvoorstel
Deregulering hoger onderwijs en het wetsvoorstel Invoering bachelor-masterstructuur)
zullen worden opgenomen in de derde nota van wijziging die ik voorafgaand
aan de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel aan de Kamer zal aanbieden.
Ook hierbij gaat het om technische wijzigingen. Hetzelfde geldt voor nog een
enkele wijziging die nodig blijkt te zijn ten aanzien van het wetsvoorstel
Deregulering hoger onderwijs en het wetsvoorstel Invoering van accreditatie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans