nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 1 februari 2002
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel over de invoering
van de bachelor-masterstructuur op 29 januari 2002 heeft de Tweede Kamer gevraagd
naar de status van een stuk over de besteding van de tweede tranche middelen,
die aan universiteiten worden toegekend om de invoering van de bachelor-masterstructuur
te faciliteren.
Hierbij informeer ik u daarover nader.
De door de Tweede Kamer bedoelde brief betreft een concept ambtelijk stuk,
waarin voorstellen worden gedaan met betrekking tot de besteding van de tweede
tranche. Dit stuk is in de eerste week van december 2001 voor commentaar voorgelegd
aan het bureau van de VSNU om op ambtelijk niveau tot afstemming te komen
over de inhoudelijke prioriteiten, die aan deze tranche worden verbonden,
en over de wijze van toekenning van de desbetreffende middelen aan de universiteiten.
Deze afstemming vond ook plaats in verband met de omvang van de middelen,
die in het kader van de begrotingsvoorbereiding van de universiteiten van
belang is.
Een dergelijke vorm van ambtelijke afstemming is zeer gebruikelijk bij
voorstellen die de verdeling van middelen voor universiteiten betreffen.
Na afstemming met het bureau van de VSNU is de verzending van de brief
aan de universiteiten aangehouden tot na de afronding van de plenaire behandeling
door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel. De brief is dus niet verzonden.
Met de tweede tranche wordt een vervolg gegeven aan de eerste tranche
middelen (€ 22,7 miljoen), die in 2001 aan de universiteiten zijn
uitgekeerd. Deze middelen zijn uitgekeerd ter ondersteuning van reeds aanwezige
plannen voor de brede invoering van de bachelor-masterstructuur, hoofdzakelijk
de doorstroomroutes.
Deze hebben dus mijn eerste prioriteit.
In de rijksbegroting 2002 is aangegeven dat het bedrag van € 22,7
miljoen voor de tweede tranche wordt uitgekeerd in twee delen: € 13,6
miljoen wordt uitgekeerd op basis van plannen waarin uitwerking is gegeven
aan prioritaire thema's, € 9,1 miljoen is vooralsnog
gereserveerd voor overige transitiekosten.
Het door de Tweede Kamer bedoelde stuk handelt over het eerste deel van
de tweede tranche van € 13,6 miljoen.
Over de besteding daarvan zijn al eerder indicaties gegeven, ook in de
richting van de Tweede Kamer. In mijn brief van 16 juli 2001, waarbij de eerste
tranche middelen aan universiteiten zijn toegekend, is aangegeven dat de tweede
tranche onder meer zal worden ingezet voor innovatieve (selectieve of internationaal
geprofileerde) masteropleidingen en voor het stimuleren van strategische allianties
tussen instellingen. In de rijksbegroting 2002 is opgenomen dat de toekenning
van € 13,6 miljoen in 2002 zal plaatsvinden op basis van voorstellen
vanuit het wo-veld voor belangrijke innovaties en landelijke aanpakken van
samenwerkende instellingen, bijvoorbeeld in de sectoren letteren en bèta.
Verder heb ik in de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel
bachelor-master opgemerkt dat de tweede tranche van de invoeringsmiddelen
kan worden benut om doorstroomroutes van hbo naar wo te ontwikkelen.
Mijn benadering voor de toekenning van de middelen is dat deze middelen
anders dan alleen generiek gebruikt moeten worden en gericht worden op het
stimuleren van ontwikkelingen. In het overleg op 29 januari 2002 heb ik aangegeven
dat het daarbij met name gaat om het bevorderen van differentiatie, specialisatie
in masteropleidingen en afstemming tussen hbo en wo. De toekenning zal gebaseerd
zijn op ingediende plannen van universiteiten, waarin uitwerking is gegeven
aan één of meerdere van deze thema's. Instellingen kunnen daarin
zelf hun keuze bepalen. Wel zal ik een bedrag apart bestemmen voor landelijke
plannen van aanpak in verband met de innovatie van de letteren en de bèta-opleidingen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L. M. L. H. A. Hermans