28 024
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 1 februari 2002

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel over de invoering van de bachelor-masterstructuur op 29 januari 2002 heeft de Tweede Kamer gevraagd naar de status van een stuk over de besteding van de tweede tranche middelen, die aan universiteiten worden toegekend om de invoering van de bachelor-masterstructuur te faciliteren.

Hierbij informeer ik u daarover nader.

De door de Tweede Kamer bedoelde brief betreft een concept ambtelijk stuk, waarin voorstellen worden gedaan met betrekking tot de besteding van de tweede tranche. Dit stuk is in de eerste week van december 2001 voor commentaar voorgelegd aan het bureau van de VSNU om op ambtelijk niveau tot afstemming te komen over de inhoudelijke prioriteiten, die aan deze tranche worden verbonden, en over de wijze van toekenning van de desbetreffende middelen aan de universiteiten. Deze afstemming vond ook plaats in verband met de omvang van de middelen, die in het kader van de begrotingsvoorbereiding van de universiteiten van belang is.

Een dergelijke vorm van ambtelijke afstemming is zeer gebruikelijk bij voorstellen die de verdeling van middelen voor universiteiten betreffen.

Na afstemming met het bureau van de VSNU is de verzending van de brief aan de universiteiten aangehouden tot na de afronding van de plenaire behandeling door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel. De brief is dus niet verzonden.

Met de tweede tranche wordt een vervolg gegeven aan de eerste tranche middelen (€ 22,7 miljoen), die in 2001 aan de universiteiten zijn uitgekeerd. Deze middelen zijn uitgekeerd ter ondersteuning van reeds aanwezige plannen voor de brede invoering van de bachelor-masterstructuur, hoofdzakelijk de doorstroomroutes.

Deze hebben dus mijn eerste prioriteit.

In de rijksbegroting 2002 is aangegeven dat het bedrag van € 22,7 miljoen voor de tweede tranche wordt uitgekeerd in twee delen: € 13,6 miljoen wordt uitgekeerd op basis van plannen waarin uitwerking is gegeven aan prioritaire thema's, € 9,1 miljoen is vooralsnog gereserveerd voor overige transitiekosten.

Het door de Tweede Kamer bedoelde stuk handelt over het eerste deel van de tweede tranche van € 13,6 miljoen.

Over de besteding daarvan zijn al eerder indicaties gegeven, ook in de richting van de Tweede Kamer. In mijn brief van 16 juli 2001, waarbij de eerste tranche middelen aan universiteiten zijn toegekend, is aangegeven dat de tweede tranche onder meer zal worden ingezet voor innovatieve (selectieve of internationaal geprofileerde) masteropleidingen en voor het stimuleren van strategische allianties tussen instellingen. In de rijksbegroting 2002 is opgenomen dat de toekenning van € 13,6 miljoen in 2002 zal plaatsvinden op basis van voorstellen vanuit het wo-veld voor belangrijke innovaties en landelijke aanpakken van samenwerkende instellingen, bijvoorbeeld in de sectoren letteren en bèta. Verder heb ik in de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel bachelor-master opgemerkt dat de tweede tranche van de invoeringsmiddelen kan worden benut om doorstroomroutes van hbo naar wo te ontwikkelen.

Mijn benadering voor de toekenning van de middelen is dat deze middelen anders dan alleen generiek gebruikt moeten worden en gericht worden op het stimuleren van ontwikkelingen. In het overleg op 29 januari 2002 heb ik aangegeven dat het daarbij met name gaat om het bevorderen van differentiatie, specialisatie in masteropleidingen en afstemming tussen hbo en wo. De toekenning zal gebaseerd zijn op ingediende plannen van universiteiten, waarin uitwerking is gegeven aan één of meerdere van deze thema's. Instellingen kunnen daarin zelf hun keuze bepalen. Wel zal ik een bedrag apart bestemmen voor landelijke plannen van aanpak in verband met de innovatie van de letteren en de bèta-opleidingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven