Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28024 nr. 58 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28024 nr. 58 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is studenten meer keuzemogelijkheden te bieden en instellingen voor hoger onderwijs de ruimte te geven onderwijs te ontwikkelen dat flexibel, open en internationaal georiënteerd is;
dat het in het verlengde daarvan wenselijk is een bachelor-masterstructuur in te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e komt te luiden:
e. initieel onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a;.
2. Onderdeel m komt te luiden:
m. opleiding: een bacheloropleiding of een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3;.
3. In onderdeel o wordt «opleiding» vervangen door: opleidingen, en wordt «is» vervangen door: zijn.
4. Na onderdeel q wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
r. studiepunt: een studiepunt in de zin van artikel 7.4, eerste lid.
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De derde volzin van het tweede lid komt te luiden: Zij verzorgen in elk geval bacheloropleidingen, zij verzorgen in voorkomende gevallen masteropleidingen en zij dragen in elk geval kennis over ten behoeve van de maatschappij.
2. In de tweede volzin van het derde lid wordt «In elk geval verzorgt zij» vervangen door: Zij verzorgt in elk geval.
In artikel 1.9, derde lid, onder e, wordt «vooropleidingseisen» vervangen door: vooropleidings- of toelatingseisen.
Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «bepalingen» vervangen door: bepaling.
2. Het eerste lid vervalt.
3. Het cijfer «2.» voor het tweede lid vervalt.
In artikel 6.5, eerste lid, onder c, wordt «vooropleidingseisen» vervangen door: vooropleidings- of toelatingseisen.
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de zesde volzin van het derde lid wordt «recht, en taal en cultuur» vervangen door: recht, taal en cultuur, en gezondheidszorg.
2. In het vierde lid, onder g, vervalt «en tevens een kandidaatsexamen».
In artikel 6.15, tweede lid, wordt «de propedeutische fase van de opleiding» vervangen door: de propedeutische fase van de bacheloropleiding of, indien die fase niet is ingesteld, de inschrijving voor de bacheloropleiding.
Het opschrift van titel 4 van hoofdstuk 6 komt te luiden:
Titel 4. Bijzondere bepalingen betreffende masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
Artikel 6.16 komt te luiden:
Artikel 6.16. Bijzondere bepalingen betreffende masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. In afwijking van artikel 6.14, eerste lid, kan een nieuwe masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst voor registratie worden aangemeld, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.
2. De artikelen 6.4, 6.8 en 6.11 zijn niet van toepassing op een opleiding als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen en masteropleidingen.
2. Het vierde en vijfde lid vervallen.
3. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid en komt te luiden:
4. Elke opleiding wordt op de voet van titel 3 van hoofdstuk 6 geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs.
Na artikel 7.3 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.3a. Bachelor- en masteropleidingen
1. Binnen het wetenschappelijk onderwijs worden onderscheiden:
a. bacheloropleidingen, en
b. masteropleidingen, volgend op de bacheloropleidingen, bedoeld onder a.
2. Binnen het hoger beroepsonderwijs worden onderscheiden:
a. bacheloropleidingen, en
b. masteropleidingen die door Onze minister als zodanig zijn aangemerkt.
3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt uitsluitend genomen, indien in een opleiding niet of in onvoldoende mate is voorzien en de instandhouding van die opleiding wordt gevorderd door:
a. het belang van het instandhouden van een doelmatig onderwijsaanbod, en
b. een aantoonbare maatschappelijke behoefte.
Artikel 7.3b. Vrij onderwijsprogramma in het wetenschappelijk onderwijs
1. Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, kan, met toestemming van de examencommissie die daarvoor het meest in aanmerking komt, zelf uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met de in de eerste volzin bedoelde beslissing is belast.
2. De examencommissie geeft bij het verlenen van de in het eerste lid bedoelde toestemming aan tot welke door de instelling aangeboden opleiding het door de betrokkene samengestelde programma voor de toepassing van deze wet wordt geacht te behoren.
Artikel 7.4 wordt vervangen door drie nieuwe artikelen, luidende:
Artikel 7.4. Studielast en studiepunten
1. De studielast van elke opleiding en elke onderwijseenheid wordt door het instellingsbestuur uitgedrukt in studiepunten. De studielast voor een studiejaar bedraagt zestig studiepunten. Zestig studiepunten is gelijk aan 1680 uren studie. De studielast van een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten.
2. Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in redelijkheid in staat wordt gesteld om te voldoen aan de norm voor de studievoortgang, genoemd in de artikelen 5.12, eerste lid, en 10.6, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000, of de norm vastgesteld krachtens artikel 5.12, vierde lid, of artikel 10.6, derde lid, van die wet.
Artikel 7.4a. Studielast opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. De studielast van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs bedraagt 180 studiepunten.
2. Behoudens het bepaalde in het derde tot en met zevende lid bedraagt de studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 60 studiepunten.
3. De studielast van de masteropleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in vakken van voortgezet onderwijs bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten. In afwijking van de eerste volzin bedraagt de studielast van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen opleidingen als bedoeld in die volzin ten minste 120 studiepunten en ten hoogste 180 studiepunten. Het instellingsbestuur bepaalt de studielast van de opleiding.
4. De studielast van de masteropleidingen voor het beroep van tandarts en voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten.
5. De studielast van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, techniek, natuur, en gezondheidszorg bedraagt 120 studiepunten.
6. De studielast van de masteropleidingen voor het beroep van arts, voor het beroep van dierenarts en voor het beroep van apotheker bedraagt 180 studiepunten.
7. Het instellingsbestuur kan bepalen dat een opleiding als bedoeld in het tweede lid een grotere studielast heeft dan 60 studiepunten.
Artikel 7.4b. Studielast opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. De studielast van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs bedraagt 240 studiepunten.
2. De studielast van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs bedraagt 60 studiepunten.
3. Het instellingsbestuur kan bepalen dat een opleiding als bedoeld in het tweede lid een grotere studielast heeft dan 60 studiepunten.
Artikel 7.5 vervalt.
In artikel 7.7a, vierde lid, wordt «gedurende de propedeutische fase» vervangen door: gedurende de propedeutische fase van een bacheloropleiding of, indien die fase niet is ingesteld, gedurende de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten.
Artikel 7.8 komt te luiden:
Artikel 7.8. Propedeutische fase en propedeutisch examen
1. Het instellingsbestuur van een universiteit of van de Open Universiteit kan in een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs een propedeutische fase instellen.
2. Een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs omvat een propedeutische fase.
3. Aan de propedeutische fase is, voorzover in de onderwijs- en examenregeling niet anders is bepaald, een propedeutisch examen verbonden.
4. De studielast van de propedeutische fase waaraan een propedeutisch examen is verbonden, bedraagt 60 studiepunten. De studielast van de propedeutische fase van een duale bacheloropleiding bedraagt 60 studiepunten.
5. De propedeutische fase wordt met het oog op de toepassing van artikel 7.8b zodanig ingericht dat er sprake is van het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de bacheloropleiding met de mogelijkheid van verwijzing en selectie aan het eind van die fase.
Artikel 7.8a vervalt.
Artikel 7.8b wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en tweede volzin van het eerste lid wordt «opleiding» telkens vervangen door: bacheloropleiding.
2. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «propedeutische fase» mede begrepen de eerste periode in een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 60 studiepunten. Voor de toepassing van dit artikel worden onder «propedeutisch examen» mede begrepen de tentamens, verbonden aan onderwijseenheden in de eerste periode in een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een gezamenlijke studielast van 60 studiepunten.
Artikel 7.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt «Indien een opleiding» vervangen door: Indien een bacheloropleiding.
2. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «propedeutische fase» mede begrepen de eerste periode in een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 60 studiepunten.
In artikel 7.10, tweede lid, wordt na «propedeutische fase» ingevoegd: van een bacheloropleiding.
In artikel 7.12, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 7.3, vierde lid» vervangen door: artikel 7.3b, eerste lid.
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid komt onderdeel g te luiden:
g. ten aanzien van welke masteropleidingen toepassing is gegeven aan artikel 7.4a, zevende lid,.
2. Aan dit artikel worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
3. In de onderwijs- en examenregeling wordt met het oog op de doorstroming van personen die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, hebben afgelegd, voor elke bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of in een voorkomend geval voor een afstudeerrichting binnen een bacheloropleiding ten minste een masteropleiding aangewezen die aansluit op die bacheloropleiding of die afstudeerrichting.
4. De in het derde lid bedoelde masteropleiding wordt aan de desbetreffende universiteit aangeboden, tenzij er uitzonderlijke redenen zijn waardoor dit niet mogelijk is. In dat geval kan het instellingsbestuur van deze universiteit met een andere universiteit overeenkomen dat de betreffende masteropleiding aan die andere universiteit wordt aangeboden. De desbetreffende overeenkomst regelt de wijze waarop de doorstroming van personen, bedoeld in de eerste volzin van het derde lid, wordt gewaarborgd. De overeeenkomst behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsorganen van de betrokken universiteiten.
In artikel 7.18, tweede lid, komt onderdeel a te luiden:
a. met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs, heeft afgelegd,.
In artikel 7.20, eerste lid, komt de aanhef te luiden:
Degene die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of aan een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs, heeft afgelegd, is gerechtigd tot het voeren van:.
In artikel 7.20a, eerste lid, wordt «het kandidaatsexamen, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid,» vervangen door: het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
Aan het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 7 wordt toegevoegd: en toelatingseisen.
Na het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 7 wordt ingevoegd: Paragraaf 1. Vooropleidingseisen bacheloropleidingen.
Voorafgaand aan artikel 7.24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.23a. Begripsbepaling paragraaf 1
In deze paragraaf wordt onder «opleiding» verstaan een bacheloropleiding.
Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid wordt na «inschrijving» telkens ingevoegd: voor een opleiding.
2. In het derde lid wordt na «inschrijving» ingevoegd: voor een opleiding of voor een onderwijseenheid behorend tot een opleiding,.
In artikel 7.25, vierde lid, tweede volzin, wordt «bij afronding van de propedeutische fase» vervangen door: bij afronding van de propedeutische fase of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten.
In artikel 7.28, eerste lid, vervalt «, kandidaats-».
In artikel 7.30, derde lid, vervalt de zinsnede «tot het afleggen van een of meer onderdelen van het kandidaatsexamen of, indien geen kandidaatsexamen is ingesteld,».
Na artikel 7.30 wordt ingevoegd: Paragraaf 2. Toelatingseisen masteropleidingen.
Artikel 7.31 wordt vervangen door drie nieuwe artikelen, luidende:
Artikel 7.30a. Toelatingseisen aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in relatie tot een bacheloropleiding is aangewezen op grond van artikel 7.13, derde lid, geldt als toelatingseis het bezit van het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, verbonden aan de desbetreffende bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan dezelfde instelling. Indien op grond van de in de eerste volzin genoemde bepaling een afstudeerrichting is aangewezen, geldt in afwijking van de eerste volzin als toelatingseis voor een in die volzin bedoelde masteropleiding het bezit van het in die volzin bedoelde getuigschrift dat betrekking heeft op die afstudeerrichting. In afwijking van de eerste volzin kan de examencommissie besluiten dat degene die voor een bacheloropleiding als bedoeld in die volzin is ingeschreven, toch wordt ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in die volzin onder de voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende masteropleiding te stellen eisen.
2. Het eerste lid heeft ook betrekking op een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.13, vierde lid, tweede volzin.
3. Voor de inschrijving voor een opleiding als bedoeld in het eerste en tweede lid van personen die niet in het bezit zijn van een in dat lid bedoeld getuigschrift, geldt als toelatingseis het bezit van een bewijs van toelating voor die opleiding. Het instellingsbestuur verstrekt desgevraagd een bewijs van toelating, indien:
a. de betrokkene voldoet aan de door het instellingsbestuur voor de opleiding vast te stellen eisen, en
b. voorzover het instellingsbestuur het aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld, dat aantal niet wordt overschreden.
De onder a bedoelde eisen worden opgenomen in de onderwijsen examenregeling. Deze komen overeen met de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die moeten zijn verworven bij beëindiging van de bacheloropleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
4. Artikel 7.27 is van overeenkomstige toepassing.
5. Het bewijs van toelating, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking op het studiejaar dat gelegen is na het studiejaar waarin de aanvraag voor dat bewijs is ingediend.
Artikel 7.30b. Toelatingseisen overige masteropleidingen
1. Voor de inschrijving voor een andere masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan die, bedoeld in artikel 7.30a, eerste en tweede lid, of voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs geldt als toelatingseis het bezit van een bewijs van toelating voor die opleiding. Artikel 7.30a, derde lid, tweede volzin, is van toepassing. De door het instellingsbestuur vast te stellen eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. Deze eisen hebben uitsluitend betrekking op kennis, inzicht en vaardigheden die kunnen zijn verworven bij beëindiging van een bacheloropleiding.
2. Artikel 7.30a, vijfde lid, is van toepassing.
Artikel 7.30c. Wegnemen tekortkoming bij niet voldoen aan toelatingseisen
Indien de betrokkene niet voldoet aan de toelatingseisen, bedoeld in de artikelen 7.30a en 7.30b, en van hem redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij daaraan binnen een redelijke termijn alsnog kan voldoen, wordt hem de mogelijkheid geboden, de tekortkoming weg te nemen en alsnog aan de toelatingseisen te voldoen.
Artikel 7.31. Bekendmaking procedure; procedureregels
1. Het instellingsbestuur maakt tijdig de procedure bekend, op grond waarvan de toewijzing van bewijzen van toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aanvragen voor een bewijs van toelating voor een masteropleiding het vastgestelde aantal personen, bedoeld in de artikelen 7.30a, derde lid, en 7.30b, eerste lid, tweede volzin, zou overschrijden.
2. Het instellingsbestuur stelt een toelatingsreglement vast.
Artikel 7.31a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «42 studiepunten» vervangen door: 60 studiepunten.
2. In het eerste lid, onder b, wordt «een opleiding» vervangen door: een bacheloropleiding.
3. In het tweede lid wordt «aansluitende opleiding» vervangen door: aansluitende bacheloropleiding, en wordt «aansluitende opleidingen» vervangen door: aansluitende bacheloropleidingen.
In artikel 7.31b wordt «een desbetreffende opleiding» vervangen door: een desbetreffende bacheloropleiding.
Artikel 7.34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt «7.31, tweede lid» vervangen door: 7.30a, derde lid, en 7.30b, eerste lid.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het eerste lid, onder b, heeft de student, bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, tweede volzin, niet het recht de examens van die opleiding af te leggen.
Aan artikel 7.36 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 7.34, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 7.37, derde lid, wordt «propedeutische fase aan een bepaalde instelling» vervangen door: propedeutische fase van een bacheloropleiding aan een bepaalde instelling of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten, en wordt «opleiding waarop» vervangen door: bacheloropleiding waarop.
In artikel 7.42, eerste lid, onder c, wordt na «propedeutische fase» ingevoegd: van een bacheloropleiding of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Artikel 7.51a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 5.6, eerste lid, tweede volzin» telkens vervangen door: artikel 5.8, tweede lid, onderdeel a.
2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt «artikel 7.4, zevende lid» vervangen door: artikel 7.4a, zevende lid.
3. In de tweede volzin van het tweede lid wordt «de opleiding» vervangen door: de masteropleiding, en wordt «168 studiepunten» vervangen door: 60 studiepunten.
In artikel 7.52, eerste lid, onder b, vervalt «het kandidaatsexamen, onderscheidenlijk».
Voorafgaand aan artikel 7.53 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.52a. Begripsbepalingen paragraaf 4
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. opleiding: een bacheloropleiding, en
b. propedeutische fase: de propedeutische fase of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten.
Artikel 7.54 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het bepaalde in dit artikel wordt het cijfer «1.» geplaatst.
2. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
2. In dit artikel wordt, indien in een opleiding geen propedeutische fase is ingesteld, onder «postpropedeutische fase» mede verstaan de fase in een bacheloropleiding die volgt op de eerste periode in een opleiding met een studielast van 60 studiepunten.
Aan artikel 7.57a, derde lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:
c. opleiding: een bacheloropleiding;
d. propedeutische fase: de propedeutische fase of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 60 studiepunten.
In artikel 7.57b, derde lid, wordt «opleiding» vervangen door: onderwijsvorm.
Na artikel 7.57h wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.57i. Ondersteuning ter bevordering van goede doorstroming van hoger beroepsonderwijs naar een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs
De onderwijs- en examenregelingen van de betreffende hogescholen en universiteiten regelen de wijze waarop aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een verwante bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd, door het instellingsbestuur ondersteuning wordt geboden ter bevordering van een goede doorstroming naar een verwante masteroropleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
In artikel 7.59, vierde lid, onder b, wordt «de onderwijs- en examenregeling» vervangen door: de vastgestelde onderwijs- en examenregeling.
In artikel 7.61, eerste lid, onder h, wordt «artikel 7.31» vervangen door: de artikelen 7.30a en 7.30b.
Aan artikel 9.17 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van dit artikel kan onder opleiding mede worden begrepen een bacheloropleiding en een of meer daarop aansluitende masteropleidingen.
Aan artikel 9.18 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van dit artikel kan onder opleiding mede worden begrepen een bacheloropleiding en een of meer daarop aansluitende masteropleidingen.
Vervallen
In artikel 9.38, onder b, wordt na «tot en met g» ingevoegd: , en met uitzondering van het derde lid.
Aan artikel 10.3c wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van dit artikel kan onder opleiding mede worden begrepen een bacheloropleiding en een of meer daarop aansluitende masteropleidingen.
In artikel 16.8, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «dan wel aan een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 met een studielast van ten minste 168 punten» vervangen door: dan wel aan een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs,.
Na hoofdstuk 16 en na hoofdstuk 17, indien de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek laatstgenoemd hoofdstuk omvat, wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 17A. OVERGANGS- EN INVOERINGSBEPALINGEN VAN DE WET BETREFFENDE DE INVOERING VAN DE BACHELOR-MASTERSTRUCTUUR IN HET HOGER ONDERWIJS
TITEL 1. WET VAN 2002 (STB. ...)
Artikel 17a.1. Beëindiging mogelijkheid tot instelling van nieuwe ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Onverminderd artikel 17a.7, tweede lid, kunnen met ingang van 1 september 2002 aan een bekostigde of aangewezen universiteit of aan de Open Universiteit geen nieuwe opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.3, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde, meer worden ingesteld.
Paragraaf 2. Instelling en registratie van bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs; tijdelijke handhaving van opleidingen in afbouw
Artikel 17a.2. Instelling van bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. Met ingang van het studiejaar 2002–2003 kan aan een bekostigde of aangewezen universiteit of aan de Open Universiteit onderwijs worden verzorgd in bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onder a, en in masteropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onder b.
2. Indien het instellingsbestuur van een instelling als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, is geregistreerd, in een bepaald studiejaar voornemens is de bachelor-masterstructuur in te voeren, stelt hij een bacheloropleiding in en zonodig een of meer daarop aansluitende masteropleidingen. Het aantal in te stellen masteropleidingen is gelijk aan ten hoogste het aantal afstudeerrichtingen dat op 31 augustus 2002 in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, bedoeld in de eerste volzin, was beschreven. De in te stellen bachelor- en masteropleidingen zijn samengesteld uit programmaonderdelen die in het studiejaar voorafgaand aan de instelling van die opleidingen door de instelling werden verzorgd.
3. Artikel 7.4a, zevende lid, blijft ten aanzien van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7.13, derde lid, op het moment van instelling van die opleiding buiten toepassing. De eerste volzin is niet van toepassing op een masteropleiding die een voortzetting vormt van een opleiding ten aanzien waarvan het instellingsbestuur uiterlijk op 1 september 2001 met toepassing van artikel 7.4, zevende lid, zoals die bepaling op die datum luidde, heeft bepaald dat de desbetreffende opleiding een grotere studielast had dan 168 studiepunten.
4. De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt met ingang van het tijdstip, vastgesteld bij het in artikel 17a.7, eerste lid, bedoelde koninklijk besluit.
5. De artikelen 6.2 tot en met 6.14 zijn niet van toepassing op de instelling van de in dit artikel bedoelde bachelor- en masteropleidingen.
Artikel 17a.2a. Instelling van brede bacheloropleidingen
1. In het studiejaar 2002–2003, het studiejaar 2003–2004 of het studiejaar 2004–2005 kan het instellingsbestuur van een bekostigde of aangewezen universiteit dat voornemens is met betrekking tot een of meer opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs de bachelor-masterstructuur in te voeren, naast de bacheloropleidingen een of meer bacheloropleidingen instellen, waarvan de programmaonderdelen tot het gebied van meer dan een opleiding of meer dan een faculteit behoren.
2. Artikel 17a.2, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17a.2b. Instelling van masteropleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad
1. Het instellingsbestuur van een bekostigde of aangewezen universiteit dat met betrekking tot een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs waaraan een afstudeerrichting is verbonden als bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, onder b, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, voornemens is de bachelor-masterstructuur in te voeren, is bevoegd in een bepaald studiejaar in plaats van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 17a.2, tweede lid, een opleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, eerste volzin, in te stellen.
2. Het instellingsbestuur van een universiteit waaraan een opleiding als bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, onder a, zoals die bepaling op 31 augus-tus 2002 luidde, is verbonden, is bevoegd in een bepaald studiejaar een opleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, eerste volzin, in te stellen.
3. Artikel 17a.2, derde tot en met vijfde lid, is van toepassing.
Arikel 17a.2c. Instemmingsbevoegdheid invoeringsdatum bachelor-masterstructuur
1. Het instellingsbestuur van een universiteit of het college van bestuur van de Open Universiteit behoeft de voorafgaande instemming van de faculteitsraad of de studentenraad, bedoeld in artikel 11.13, voor een door het instellingsbestuur of het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot de datum van gehele of gedeeltelijke invoering van de bachelor-masterstructuur voor een faculteit of de Open Universiteit.
2. De faculteitsraad of de studentenraad bericht het instellingsbestuur van een universiteit of het college van bestuur van de Open Universiteit binnen zes weken na het verzoek om instemming of hij al dan niet instemt met het voorgenomen besluit van het instellingsbestuur of het college van bestuur.
3. Indien het instellingsbestuur van een universiteit de vereiste instemming niet verwerft en hij zijn voorgenomen besluit wenst te handhaven, legt dat bestuur het geschil onverwijld voor aan de commissie voor geschillen, bedoeld in artikel 9.39. De artikelen 9.40, vijfde lid, en 9.41 zijn van overeenkomstige toepassing. De commissie voor geschillen doet een uitspraak binnen uiterlijk vier weken, nadat het geschil door het instellingsbestuur aan de commissie is voorgelegd.
4. Indien het college van bestuur van de Open Universiteit de vereiste instemming niet verwerft en hij zijn voorgenomen besluit wenst te handhaven, legt hij het geschil onverwijld voor aan de raad van toezicht van die instelling. Artikel 11.16, tweede lid, is van toepassing. De raad van toezicht neemt een besluit binnen uiterlijk vier weken, nadat het geschil door het college van bestuur aan de raad is voorgelegd.
5. Indien 1 september 2002 geldt als de voorgenomen datum van invoering van de bachelor-masterstructuur, wordt het verzoek om instemming als bedoeld in het eerste lid voor 25 juni 2002 door het instellingsbestuur van een universiteit bij de faculteitsraad of door het college van bestuur van de Open Universiteit bij de studentenraad ingediend. In afwijking van het tweede lid wordt de mededeling, bedoeld in die volzin, binnen drie weken gedaan. In afwijking van het derde lid doet de commissie voor geschillen binnen twee weken een uitspraak. In afwijking van het vierde lid neemt de raad van toezicht van de Open Universiteit binnen twee weken een besluit.
6. Dit artikel is voor het studiejaar 2002–2003 niet van toepassing, indien het Staatsblad waarin de wet van 2002 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs wordt geplaatst, niet is uitgegeven voor 21 juni 2002.
7. Indien de universiteitsraad van een universiteit reeds betrokken is geweest bij de voorbereiding van de gehele of gedeeltelijke invoering van de bachelor-masterstructuur in die universiteit, kan het instellingsbestuur, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot een besluit als bedoeld in het eerste lid in plaats van de faculteitsraad de universiteitsraad om instemming als bedoeld in dat lid verzoeken. In het geval dat de eerste volzin toepassing heeft gevonden, wordt in het eerste, tweede, derde en vijfde lid «faculteitsraad» vervangen door: universiteitsraad.
Artikel 17a.3. Registratieprocedure voor het studiejaar 2002–2003; bekendmaking van het CROHO invoering bachelor-masterstructuur
1. Het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 17a.2, artikel 17a.2a of artikel 17a.2b dat een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een of meer daarop aansluitende masteropleidingen met het oog op de verzorging van dat onderwijs met ingang van het studiejaar 2002–2003 heeft ingesteld, meldt die opleiding of die opleidingen uiterlijk op 1 augustus 2002 aan bij de Informatie Beheer Groep voor registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs. Bij de aanmelding verstrekt het instellingsbestuur de gegevens, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid.
2. De Informatie Beheer Groep registreert de opleidingen overeenkomstig de door het instellingsbestuur verstrekte gegevens in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dat betrekking heeft op het studiejaar 2002–2003. Onverminderd artikel 6.13, vierde lid, bevat het register van elke opleiding het tijdstip waarop voor het eerst inschrijving voor de opleiding mogelijk is.
3. Indien de gegevens niet volledig zijn, stelt de Informatie Beheer Groep het instellingsbestuur in de gelegenheid om uiterlijk 15 augustus 2002 te voorzien in de ontbrekende gegevens.
4. De Informatie Beheer Groep weigert registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs uitsluitend, indien hij de gegevens uiterlijk 15 augustus 2002 niet of niet volledig heeft ontvangen. De Informatie Beheer Groep stelt het instellingsbestuur zo spoedig mogelijk op de hoogte van een besluit houdende weigering van de registratie.
5. De Informatie Beheer Groep maakt voor 1 september 2002 het Centraal register opleidingen hoger onderwijs in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur bekend. Van deze bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 17a.4. Registratieprocedure voor het studiejaar 2003–2004; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO 2003–2004
1. Het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 17a.2, artikel 17a.2a of artikel 17a.2b dat een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een of meer daarop aansluitende masteropleidingen met het oog op de verzorging van dat onderwijs met ingang van een studiejaar 2003–2004 heeft ingesteld, meldt die opleiding of die opleidingen uiterlijk op 28 februari 2003 aan bij de Informatie Beheer Groep voor registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs. Bij de aanmelding verstrekt het instellingsbestuur de gegevens, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid.
2. Artikel 17a.3, tweede lid, is van toepassing met dien verstande dat de registratie betrekking heeft op het studiejaar 2003–2004.
3. Artikel 17a.3, derde en vierde lid, is van toepassing met dien verstande dat het uiterste tijdstip 31 mei 2003 is.
4. De Informatie Beheer Groep maakt voor 1 juli 2003 met betrekking tot het Centraal register opleidingen hoger onderwijs de volgende wijzigingen bekend:
a. de uit het tweede lid voortvloeiende wijzigingen, en
b. de verschillen tussen het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dat betrekking heeft op het studiejaar 2002–2003, en het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dat betrekking heeft op het studiejaar 2003–2004 zoals bekendgemaakt voor 1 juli 2002.
Van deze bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 17a.5. Registratieprocedure voor het studiejaar 2004–2005 en latere studiejaren; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO
1. Het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 17a.2, artikel 17a.2a of artikel 17a.2b dat een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een of meer daarop aansluitende masteropleidingen met het oog op de verzorging van dat onderwijs met ingang van het studiejaar 2004–2005 of een later studiejaar heeft ingesteld, meldt die opleiding of die opleidingen aan op het tijdstip, bedoeld in artikel 6.14, tweede lid, bij de Informatie Beheer Groep voor registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs. Bij de aanmelding verstrekt het instellingsbestuur de gegevens, bedoeld in artikel 6.13, vierde lid.
2. Artikel 17a.3, tweede lid, is van toepassing met dien verstande dat de registratie betrekking heeft op het studiejaar 2004–2005 of op het desbetreffende latere studiejaar.
3. Artikel 6.14, vierde lid, eerste en tweede volzin, en vijfde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
4. De Informatie Beheer Groep maakt de uit het tweede lid voortvloeiende wijzigingen bekend voor 1 juli van het kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar. Van deze bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Artikel 17a.6. Opleidingen in afbouw
1. Indien het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 17a.2 of artikel 17a.2b toepassing heeft gegeven aan het tweede lid van die artikelen, houdt hij de opleiding in het wetenschappelijk onderwijs in stand tot een zodanig tijdstip dat de voor de opleiding ingeschreven studenten en extraneï de opleiding aan dezelfde instelling of aan een andere instelling binnen een redelijke tijd kunnen voltooien.
2. Met ingang van het in artikel 17a.2, tweede lid, bedoelde studiejaar worden geen studenten of extraneï voor de eerste maal voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding in het wetenschappelijk onderwijs ingeschreven.
3. Op een in dit artikel bedoelde opleiding en de daarvoor ingeschreven studenten en extraneï blijven de voorschriften van deze wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen, zoals die op 31 augustus 2002 luidden, van toepassing.
Paragraaf 3. Ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.7. Voortzetting van bestaande ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kunnen aan een bekostigde of aangewezen universiteit of aan de Open Universiteit opleidingen als bedoeld in artikel 7.3, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde, worden verzorgd, voor zover die opleidingen op 31 augustus 2002 aan die instelling zijn verbonden. Het tijdstip, vastgesteld bij het in de eerste volzin bedoelde koninklijk besluit, is 1 september van enig jaar. Het koninklijk besluit wordt vastgesteld en bekendgemaakt voor 1 septem-ber van het jaar dat voorafgaat aan het tijdstip, vastgesteld bij dat besluit.
2. Onder de opleidingen, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen de opleidingen die zijn ingesteld en geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dan wel tijdig voor registratie in dat register zijn aangemeld.
3. Met ingang van het tijdstip, vastgesteld bij het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit, worden geen studenten of extraneï voor de eerste maal voor de propedeutische fase van een opleiding als bedoeld in dit artikel ingeschreven.
Artikel 17a.7a. Voortzetting van bestaande universitaire lerarenopleidingen
1. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kunnen aan een bekostigde of aangewezen universiteit universitaire eerstegraads lerarenopleidingen als bedoeld in artikel 7.4, vierde lid, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, worden verzorgd, voorzover die opleidingen op 31 augustus 2002 aan die instelling zijn verbonden. Artikel 17a.7, eerste lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.
2. Artikel 17a.7, tweede en derde lid, is van toepassing.
Artikel 17a.8. Gevolgen beëindiging van de ongedeelde opleidingenstructuur
Indien het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 17a.7 of artikel 17a.7a, tot stand is gekomen, bepaalt Onze minister voor elke opleiding als bedoeld in genoemd artikellid of voor een groep van die opleidingen, met ingang van welk tijdstip de rechten, bedoeld in de artikelen 1.9 en 1.12, vervallen. Dat tijdstip wordt zodanig bepaald dat de voor de opleiding ingeschreven studenten en extraneï de opleiding aan dezelfde instelling of aan een andere instelling binnen een redelijke tijd kunnen voltooien.
Artikel 17a.9. Toepasselijke voorschriften
Op de in artikel 17a.7 of artikel 17a.7a bedoelde opleidingen en de daarvoor ingeschreven studenten en extraneï blijven de voorschriften van deze wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen, zoals die op 31 augustus 2002 luidden, van toepassing.
Paragraaf 4. Omzetting van rechtswege en registratie van bacheloroplei-dingen in het hoger beroepsonderwijs; tijdelijke handhaving van voort-gezette opleidingen
Artikel 17a.10. Omzetting van rechtswege van bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. De opleidingen in het hoger beroepsonderwijs waarvan de studielast op 31 augustus 2002 168 studiepunten bedroeg, zijn met ingang van 1 september 2002 bacheloropleidingen als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a.
2. Onder de opleidingen, bedoeld in het eerste lid, worden mede begrepen de opleidingen die zijn ingesteld en geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dan wel tijdig voor registratie in dat register zijn aangemeld.
Artikel 17a.10a. Voortzetting van bestaande voortgezette opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kunnen aan een bekostigde hogeschool opleidingen in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.4, vierde en vijfde lid, zoals die artikelleden op 31 augustus 2002 luidden, worden verzorgd, voorzover die opleidingen op 31 augustus 2002 aan die hogeschool zijn verbonden. Artikel 17a.7, eerste lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.
2. Artikel 17a.7, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Het in het eerste lid bedoelde tijdstip kan voor de onderscheiden opleidingen verschillend worden bepaald. Indien toepassing wordt gegeven aan de eerste volzin, wordt dat besluit niet eerder genomen dan nadat voor de desbetreffende opleiding een besluit als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, is genomen, waarbij een masteropleiding is aangemerkt die een voortzetting vormt van eerstbedoelde opleiding.
4. Indien een besluit als bedoeld artikel 7.3a, tweede lid, betrekking heeft op een masteropleiding die een voortzetting vormt van een opleiding als bedoeld in artikel 7.4, vierde en vijfde lid, zoals die artikelleden op 31 augustus 2002 luidden, bedraagt de studielast van die opleiding het aantal studiepunten, genoemd in die artikelleden, vermenigvuldigd met de factor 1,43. De uitkomst daarvan wordt voorzover nodig rekenkundig afgerond.
Artikel 17a.10b. Gevolgen beëindiging van opleidingen; toepasselijke voorschriften
De artikelen 17a.8 en 17a.9 zijn van overeenkomstige toepassing op de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, en de daarvoor ingeschreven studenten en extraneï.
Artikel 17a.11. Registratieprocedure; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO 2002–2003
1. De Informatie Beheer Groep registreert de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10, in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs dat betrekking heeft op het studiejaar 2002–2003.
2. De Informatie Beheer Groep beëindigt de registratie van de opleidingen in het hoger beroepsonderwijs met uitzondering van de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, eerste lid, met ingang van 1 september 2002.
3. De Informatie Beheer Groep maakt de uit het eerste en tweede lid voortvloeiende wijzigingen bekend in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 17a.3, vijfde lid.
Paragraaf 4a. Invoering studiepuntensysteem «nieuwe stijl»
Artikel 17a.11a. Invoering studiepunten «nieuwe stijl» voor bachelor- en masteropleidingen en gehandhaafde opleidingen
1. Indien voor een bepaald studiejaar met betrekking tot een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs toepassing is gegeven aan artikel 17a.2, artikel 17a.2a of artikel 17a.2b, wordt voor de desbetreffende bacheloropleiding of masteropleiding de studielast van die opleidingen met ingang van dat studiejaar uitgedrukt in studiepunten overeenkomstig artikel 7.4a.
2. Met betrekking tot de bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs en de masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder b, wordt de studielast van die opleidingen met ingang van het studiejaar 2002–2003 uitgedrukt in studiepunten overeenkomstig artikel 7.4b.
3. Met betrekking tot de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.6, de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, en de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, wordt de studielast van die opleidingen met ingang van het studiejaar 2002–2003 uitgedrukt in studiepunten overeenkomstig artikel 7.4, tweede tot en met zesde lid, zoals die artikelleden luidden op 31 augustus 2002, vermenigvuldigd met de factor 1,43. De uitkomst daarvan wordt voorzover nodig rekenkundig afgerond.
Artikel 17a.11b. Wijziging onderwijs- en examenregeling
Het instellingsbestuur wijzigt voor 1 september 2004 van de onderwijs- en examenregeling het onderdeel, bedoeld in artikel 7.13, tweede lid, onder e.
Artikel 17a.11c. Omrekenfactor voor omzetting studiepunten; afronding
1. De omrekenfactor voor de omzetting van studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002, in studiepunten als bedoeld in de artikelen 7.4a en 7.4b is het getal 1,43.
2. De uitkomst van de omzetting van studiepunten wordt rekenkundig afgerond op een decimaal achter de komma.
Artikel 17a.11d. Omzetting studiepunten
Het instellingsbestuur deelt een student desgevraagd mee het aantal studiepunten, bedoeld in de artikelen 7.4a en 7.4b, dat hij tot en met 31 augustus 2002 heeft behaald. Het instellingsbestuur waarborgt daarbij dat de rechten die een student kan ontlenen aan de voor 1 september 2002 behaalde studiepunten, door deze omrekening niet minder kunnen worden.
Paragraaf 5. Overig invoerings- en overgangsrecht
Artikel 17a.12. Afwijzing na bindend studieadvies
Voor de toepassing van artikel 7.8b, vijfde lid, tweede volzin, wordt onder bacheloropleiding mede begrepen de daarmee overeenkomende opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, bedoeld in artikel 17a.6 of artikel 17a.7.
Artikel 17a.13. Eerste onderwijs- en examenregeling bacheloren masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. Het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 17a.2, artikel 17a.2a of artikel 17a.2b stelt uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het studiejaar waarin het onderwijs in de opleiding, bedoeld in dat artikel, voor het eerst wordt verzorgd, de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, voor die opleiding vast.
2. Voor het studiejaar 2002–2003 is het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 15 augustus 2002.
Artikel 17a.14. Toegang tot de promotie voor bezitters van een getuigschrift «oude stijl»
Degene die op of voor 31 augustus 2002 voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 7.18, tweede lid, onder a, zoals die bepaling luidde op 31 augustus 2002, wordt gelijkgesteld aan degene die voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 7.18, tweede lid, onder a.
Artikel 17a.15. Vrijstelling op grond van een kandidaatsgetuigschrift
De bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd kandidaatsexamen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs is vrijgesteld van de vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 7.24, eerste of tweede lid, onverminderd het derde en vierde lid van dat artikel.
Artikel 17a.16. Handhaving van de titel kandidaat
1. Degenen die op grond van artikel 7.20a, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, gerechtigd waren tot het voeren van de titel kandidaat, blijven gerechtigd die titel te voeren overeenkomstig dat artikel.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degenen die na 31 augustus 2002 met goed gevolg het kandidaatsexamen van een opleiding als bedoeld in artikel 17a.6 of van een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7 hebben afgelegd.
Artikel 17a.17. Aanmelding voor opleidingen «oude stijl»
1. Indien ten behoeve van een bepaald studiejaar toepassing is gegeven aan artikel 17a.2, tweede lid, wordt de aanmelding overeenkomstig artikel 7.37, derde lid, met het oog op de inschrijving voor dat studiejaar voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, aangemerkt als aanmelding voor de overeenkomstige bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onder a.
2. De aanmelding overeenkomstig artikel 7.37, derde lid, met het oog op de inschrijving voor het studiejaar 2002–2003 voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs, wordt aangemerkt als aanmelding voor de overeenkomstige bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a.
Artikel 17a.18. Beperking inschrijving voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Voor de toepassing van de paragrafen 4 en 4a van titel 3 van hoofdstuk 7 wordt onder bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs mede begrepen een opleiding als bedoeld in artikel 17a.7.
Artikel 17a.19. Opleidingscommissie
De opleidingscommissies, bedoeld in de artikelen 9.18 en 10.3c, zoals die artikelen op 31 augustus 2002 luidden, en in artikel 11.11, zijn mede ingesteld voor de overeenkomstige opleidingen, bedoeld in de artikelen 17a.6 en 17a.7.
Paragraaf 6. Overige bepalingen
Artikel 17a.20. Bezwaar en beroep
Ten aanzien van de beslissing op een bezwaarschrift of een beroepschrift dat gericht is tegen een besluit dat voor 1 september 2002 is bekendgemaakt, blijft het recht zoals het gold voor die dag van toepassing.
Onze minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet van 2002, houdende wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van die wet.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van artikel 2.11 wordt «bepalingen» vervangen door: bepaling.
2. Na het opschrift van artikel 7.3 wordt ingevoegd: Artikel 7.3a. Bachelor- en masteropleidingen Artikel 7.3b. Vrij onderwijsprogramma in het wetenschappelijk onderwijs.
3. Na het opschrift van artikel 7.4 wordt ingevoegd: Artikel 7.4a. Studielast opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs Artikel 7.4b. Studielast in het hoger beroepsonderwijs.
4. Het opschrift van artikel 7.5 wordt vervangen door: (vervallen).
5. Artikel 7.8 komt te luiden: Artikel 7.8. Propedeutische fase en propedeutisch examen.
6. Het opschrift van artikel 7.8a wordt vervangen door: (vervallen).
7. Aan het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 7 wordt toegevoegd: en toelatingseisen.
8. Na het opschrift van titel 2 van hoofdstuk 7 wordt ingevoegd: Paragraaf 1. Vooropleidingseisen bacheloropleidingen Artikel 7.23a. Begripsbepaling paragraaf 1.
9. Na het opschrift van artikel 7.30 wordt ingevoegd: Paragraaf 2. Toelatingseisen masteropleidingen Artikel 7.30a. Toelatingseisen aansluitende masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs Artikel 7.30b. Toelatingseisen overige masteropleidingen.
10. Het opschrift van artikel 7.31 komt te luiden: Artikel 7.31. Bekendmaking procedure; procedureregels.
11. Vervallen
12. Voorafgaand aan het opschrift van artikel 7.53 wordt ingevoegd: Artikel 7.52a. Begripsbepalingen paragraaf 4.
13. Na hoofdstuk 16 en hoofdstuk 17 wordt ingevoegd:
Hoofdstuk 17a. Overgangs- en invoeringsbepalingen van de wet betreffende de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs
Titel 1. Wet van 2002 (Stb. )
Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 17a.1. Beëindiging mogelijkheid tot instelling van nieuwe ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Paragraaf 2. Instelling en registratie van bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs; tijdelijke handhaving van opleidingen in afbouw
Artikel 17a.2. Instelling van bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.2a. Instelling van brede bacheloropleidingen
Artikel 17a.2b. Instelling van masteropleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad
Artikel 17a.2c. Instemmingsbevoegdheid invoeringsdatum bachelor-masterstructuur
Artikel 17a.3. Registratieprocedure voor het studiejaar 2002–2003; bekendmaking van het CROHO invoering bachelor-masterstructuur
Artikel 17a.4. Registratieprocedure voor het studiejaar 2003–2004; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO 2003–2004
Artikel 17a.5. Registratieprocedure voor het studiejaar 2004–2005 en latere studiejaren; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO
Artikel 17a.6. Opleidingen in afbouw
Paragraaf 3. Ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.7. Voortzetting van bestaande ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.7a. Voortzetting van bestaande universitaire lerarenopleidingen
Artikel 17a.8. Gevolgen beëindiging van de ongedeelde opleidingenstructuur
Artikel 17a.9. Toepasselijke voorschriften
Paragraaf 4. Omzetting van rechtswege en registratie van bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs; tijdelijke handhaving van voortgezette opleidingen
Artikel 17a.10. Omzetting van rechtswege van bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs
Artikel 17a.10a. Voortzetting van bestaande voortgezette opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
Artikel 17a.10b. Gevolgen beëindiging van opleidingen; toepasselijke voorschriften
Artikel 17a.11. Registratieprocedure; bekendmaking van wijzigingen in het CROHO 2002–2003
Paragraaf 4a. Invoering studiepuntensysteem «nieuwe stijl»
Artikel 17a.11a. Invoering studiepunten «nieuwe stijl» voor bachelor- en masteropleidingen en gehandhaafde opleidingen
Artikel 17a.11b. Wijziging onderwijs- en examenregeling
Artikel 17a.11c. Omrekenfactor voor omzetting studiepunten; afronding
Artikel 17a.11d. Omzetting studiepunten
Paragraaf 5. Overig invoerings- en overgangsrecht
Artikel 17a.12. Afwijzing na bindend studieadvies
Artikel 17a.13. Eerste onderwijs- en examenregeling bacheloren masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.14. Toegang tot de promotie voor bezitters van een getuigschrift «oude stijl»
Artikel 17a.15. Vrijstelling op grond van een kandidaatsgetuigschrift
Artikel 17a.16. Handhaving van de titel kandidaat
Artikel 17a.17. Aanmelding voor opleidingen «oude stijl»
Artikel 17a.18. Beperking inschrijving voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
Artikel 17a.19. Opleidingscommissie
Paragraaf 6. Overige bepalingen
Artikel 17a.20. Bezwaar en beroep
Artikel 17a.21. Evaluatie.
Vervallen
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, worden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: Universiteiten zijn gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek.
2. In de tweede volzin van het eerste lid wordt «initiële opleidingen» vervangen door: initiële opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs.
3. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden: Hogescholen zijn gericht op het verzorgen van hoger beroepsonderwijs.
4. In de derde volzin van het tweede lid wordt na «bacheloropleidingen» en «masteropleidingen» telkens ingevoegd: in het hoger beroepsonderwijs.
Artikel 1.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «getuigschriften» vervangen door: graadverlening.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen, verzorgd door bekostigde instellingen, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a verbonden, voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding met positief gevolg hebben ondergaan. Degenen aan wie een dergelijke graad is verleend onderscheidenlijk degenen die hebben voldaan aan de vereisten, gesteld in artikel 7.18, zijn gerechtigd in de daarvoor in aanmerking komende gevallen de graden, genoemd in de artikelen 7.10a en 7.18, in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen.
In artikel 1.10 wordt in het eerste lid en de eerste volzin van het tweede lid telkens de zinsnede «7 met uitzondering van titel 1, paragraaf 4» vervangen door: 7 met uitzondering van artikel 7.3b en titel 1, paragraaf 4.
Artikel 1.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Titulatuur en getuigschriften» vervangen door: Graadverlening.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen, verzorgd door aangewezen instellingen, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a verbonden, voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding met positief gevolg hebben ondergaan. Degenen aan wie een dergelijke graad is verleend onderscheidenlijk degenen die hebben voldaan aan de vereisten, gesteld in artikel 7.18, zijn gerechtigd in de daarvoor in aanmerking komende gevallen de graden, genoemd in de artikelen 7.10a en 7.18, in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen.
Na artikel 1.12 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2a. Postinitiële masteropleidingen
Artikel 1.12a. Graadverlening postinitiële masteropleidingen
Aan de met goed gevolg afgelegde examens van opleidingen als bedoeld in artikel 7.3b, verzorgd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a verbonden, voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding met positief gevolg hebben ondergaan. Degenen aan wie een dergelijke graad is verleend, zijn gerechtigd in de daarvoor in aanmerking komende gevallen de graad Master, bedoeld in artikel 7.10a, in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen.
Aan artikel 1.18 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5a.1, tweede lid.
Artikel 5a.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor het bepaalde in dit artikel wordt het cijfer «1.» geplaatst.
2. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
2. Dit hoofdstuk heeft tevens betrekking op de rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die een opleiding als bedoeld in artikel 7.3b verzorgen. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder instellingsbestuur mede begrepen het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in de eerste volzin.
Artikel 5a.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt na «voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs» ingevoegd:, waarbij ten minste onderscheid wordt gemaakt tussen bacheloropleidingen en masteropleidingen.
2. In de tweede volzin wordt na «accreditatie» ingevoegd:, waartoe in elk geval behoort de aanduiding van de graad die door het instellingsbestuur zal worden verleend.
Artikel 5a.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
In afwijking van de tweede volzin kan het instellingsbestuur een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst laten registreren, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.
2. In het derde lid, onderdeel b, vervalt «en». Aan het slot van dit lid wordt de punt vervangen door een komma.
3. Aan het derde lid wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de aanduiding van de graad die door het instellingsbestuur zal worden verleend.
4. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt na het zesde lid een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:
7. Indien voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs die de voortzetting vormt van een postinitiële masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs, een toets nieuwe opleiding wordt aangevraagd en voor laatstbedoelde opleiding accreditatie is verleend, besluit het accreditatieorgaan dat voor de masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs de toets nieuwe opleiding met positief gevolg is ondergaan. Dit besluit is geldig voor de termijn waarop de accreditatie betrekking had.
Artikel 5a.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede en derde lid wordt «geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid,» telkens vervangen door: geen graad als bedoeld in artikel 7.10a.
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.
3. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Het verstrijken van de periode, bedoeld in artikel 5a.9, zesde lid, heeft ten aanzien van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5a.1, tweede lid, tot gevolg dat na het verstrijken van de door de rechtspersoon vastgestelde termijn, genoemd in het eerste lid, aan de examens geen graad als bedoeld in artikel 7.10a is verbonden en dat de registratie in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs wordt beëindigd.
4. In het nieuwe vijfde lid wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door: eerste tot en met vierde lid.
5. In het nieuwe zesde lid wordt «In afwijking van het eerste tot en met vierde lid» vervangen door: «In afwijking van het eerste tot en met vijfde lid», en wordt «een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid,» vervangen door: een graad als bedoeld in artikel 7.10a.
Artikel 6.1 komt te luiden:
1. De titels 1 en 3 van dit hoofdstuk hebben betrekking op bekostigde universiteiten en hogescholen en op de Open Universiteit.
2. Titel 2 heeft uitsluitend en titel 3 heeft tevens betrekking op universiteiten en hogescholen die ingevolge artikel 6.9 zijn aangewezen.
3. Titel 3 heeft tevens betrekking op masteropleidingen als bedoeld in artikel 7.3b.
In artikel 6.10, tweede lid, wordt de zinsnede «geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid, is verbonden» vervangen door: geen graad als bedoeld in artikel 7.10a is verbonden.
Voorafgaand aan artikel 6.13 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.12a. Begripsbepalingen titel 3
In deze titel wordt mede begrepen onder:
a. instelling: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5a.1, tweede lid,
b. instellingsbestuur: het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 5a.1, tweede lid, en
c. opleiding: een opleiding als bedoeld in artikel 7.3b, tenzij anders bepaald.
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het vierde lid wordt na «elke opleiding» ingevoegd: als bedoeld in artikel 7.3a.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot zesde lid.
3. Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. Het Centraal register opleidingen hoger onderwijs bevat van elke opleiding als bedoeld in artikel 7.3b:
a. de naam van de opleiding en de rechtspersoon waarvan de opleiding uitgaat, en
b. de gegevens, bedoeld in het vierde lid, onderdelen c, m en n.
Artikel 6.14, eerste lid, komt te luiden:
1. Het instellingsbestuur kan een opleiding na de verlening van accreditatie aanmelden voor registratie. Het instellingsbestuur kan een opleiding die de instelling voornemens is te verzorgen, aanmelden voor registratie, nadat die opleiding de toets nieuwe opleiding met positief gevolg heeft ondergaan. In afwijking van de tweede volzin kan het instellingsbestuur een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst laten registreren, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.
In de aanhef van artikel 6.15, eerste lid, wordt «een opleiding» vervangen door: een opleiding als bedoeld in artikel 7.3a.
Titel 4 van hoofdstuk 6 vervalt.
Artikel 7.1 komt te luiden:
1. Dit hoofdstuk met uitzondering van artikel 7.17 heeft betrekking op bekostigde universiteiten en hogescholen en op de Open Universiteit.
2. De titels 1, 2 en 2a van dit hoofdstuk met uitzondering van artikel 7.17 hebben betrekking op universiteiten en hogescholen die ingevolge artikel 6.9 zijn aangewezen.
3. Artikel 7.10a heeft tevens betrekking op masteropleidingen als bedoeld in artikel 7.3b.
Onder vernummering van artikel 7.3b tot artikel 7.3c wordt na artikel 7.3a wordt een nieuw artikel 7.3b ingevoegd, luidende:
Artikel 7.3b. Postinitiële masteropleidingen
Naast de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, worden binnen het hoger onderwijs onderscheiden:
a. postinitiële masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs, en
b. postinitiële masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
Aan artikel 7.4a, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin kan de studielast van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs ten hoogste 168 studiepunten bedragen, indien Onze minister voor die opleiding daartoe een besluit heeft genomen dat gebaseerd is op het accreditatierapport van die opleiding. In het besluit bedoeld in de tweede volzin, wordt de studielast van de opleiding bepaald.
In artikel 7.7, tweede lid, wordt «opleidingen aan hogescholen» vervangen door: opleidingen in het hoger beroepsonderwijs aan hogescholen en universiteiten.
In artikel 7.7a, eerste lid, wordt «een universiteit een daaraan verbonden opleiding» vervangen door: een universiteit of een hogeschool een daaraan verbonden opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
Na artikel 7.10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.10a. Verlening van graden
1. Het instellingsbestuur verleent de graad Bachelor en de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk het afsluitend examen van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs heeft afgelegd. Afhankelijk van het vakgebied waarin het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het met goed gevolg afgelegde examen van een masteropleiding is afgelegd wordt aan de verleende graad toegevoegd «of arts» dan wel «of science».
2. Het instellingsbestuur verleent de graad Bachelor en de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs onderscheidenlijk het afsluitend examen van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd.
3. Het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 5a.1, tweede lid, verleent de graad Master aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3b, onder a of b, heeft afgelegd.
4. Het instellingsbestuur of het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in het derde lid, voegt aan een graad toe de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft.
Artikel 7.11, eerste lid, derde volzin, komt te luiden:
Op het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde examen wordt vermeld:
a. welke opleiding zoals vermeld in het register, bedoeld in artikel 6.13, het betreft,
b. welke onderdelen het examen omvatte,
c. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid daaraan is verbonden, rekening houdend met artikel 7.6, eerste lid,
d. welke graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, is verleend, en
e. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel op welk tijdstip de opleiding de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 5a.11, tweede lid, met goed gevolg heeft ondergaan.
In artikel 7.12, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 7.3b» vervangen door: artikel 7.3c.
In artikel 7.13, derde lid, wordt de zinsnede die begint met «personen» en eindigt met «afgelegd» vervangen door: personen aan wie een graad als bedoeld in als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend.
Artikel 7.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 7.18. Verlening van graad Doctor; toegang en inrichting promotie.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college voor promoties van een universiteit of van de Open Universiteit is bevoegd de graad Doctor te verlenen op grond van de promotie.
3. Onderdeel a van het tweede lid komt te luiden:
a. aan wie op grond van artikel 7.10a, eerste, tweede of derde lid, de graad Master is verleend,.
4. Het vierde lid vervalt. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot onderscheidenlijk vierde en vijfde lid.
5. In het nieuwe vijfde lid wordt «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.
Artikel 7.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 7.19. Promotiereglement; eredoctoraat.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het college voor promoties is bevoegd om, op voordracht van het instellingsbestuur, wegens zeer uitstekende verdiensten aan natuurlijke personen de graad Doctor honoris causa te verlenen.
Het opschrift van paragraaf 4 van titel 1 van hoofdstuk 7 komt te luiden: Paragraaf 4. Graden en titulatuur.
Na het opschrift van paragraaf 4 wordt ingevoegd:
Artikel 7.19a. Graden Bachelor en Master
Degene aan wie op grond van artikel 7.10a een graad is verleend, is gerechtigd die graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, desgewenst aangevuld met de vermelding, bedoeld in artikel 7.10a, vierde lid.
Artikel 7.20 komt te luiden:
Artikel 7.20. Titels ir., mr., drs., ing. en bc.
1. Degene die op grond van artikel 7.19a gerechtigd is een graad in het wetenschappelijk onderwijs in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is tevens gerechtigd tot het voeren van:
a. de titel ingenieur, afgekort tot ir., indien het een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs betreft op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving of op het gebied van de techniek,
b. de titel meester, afgekort tot mr., indien het een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs betreft op het gebied van het recht, of
c. de titel doctorandus, afgekort tot drs., indien het een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs betreft waarop de onderdelen a en b niet van toepassing zijn.
2. Degene die op grond van artikel 7.19a gerechtigd is een graad in het hoger beroepsonderwijs in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is tevens gerechtigd tot het voeren van:
a. de titel ingenieur, afgekort tot ing., indien het een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving of op het gebied van de techniek, of
b. de titel baccalaureus, afgekort tot bc., indien het een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft waarop onderdeel a niet van toepassing is.
3. De in het eerste en tweede lid genoemde titels worden, afgekort, voor de naam geplaatst.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op masteropleidingen, bedoeld in artikel 7.3b.
5. De betrokkene maakt een keuze uit het tot uitdrukking brengen in de eigen naamsvermelding van een graad als bedoeld in artikel 7.10a en het voeren van een titel als bedoeld in dit artikel.
Artikel 7.20a vervalt.
Artikel 7.21 vervalt.
Artikel 7.22 komt te luiden:
1. Degene aan wie op grond van de promotie, bedoeld in artikel 7.18, dan wel ingevolge artikel 7.19, tweede lid, de graad Doctor is verleend, is gerechtigd die graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen.
2. Degene die op grond van het eerste lid gerechtigd is de in dat lid bedoelde graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is tevens gerechtigd de titel doctor te voeren.
3. De in het tweede lid bedoelde titel wordt, afgekort tot dr., voor de naam geplaatst.
4. De betrokkene maakt een keuze uit het tot uitdrukking brengen in de eigen naamsvermelding van de graad, bedoeld in het eerste lid, en het voeren van de titel, bedoeld in het tweede lid.
Na artikel 7.22 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.22a. Handhaving titels oude stijl
1. Degenen die op grond van de artikelen 7.20 en 7.22, zoals die bepalingen op 31 augustus 2002 luidden, gerechtigd waren tot het voeren van een in de desbetreffende bepalingen genoemde titel, blijven gerechtigd die titel te voeren overeenkomstig die artikelen.
2. Degenen die op grond van artikel 7.21, zoals die bepaling op 31 augustus 2002 luidde, gerechtigd waren tot het voeren van de titel Master of de titel Bachelor, blijven gerechtigd die titel te voeren overeenkomstig dat artikel.
Artikel 7.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «titels» vervangen door: graden en titels.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Degene aan wie op grond van een examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend en die gerechtigd is die graad in het desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is eveneens gerechtigd die graad in Nederland in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde wijze als in het desbetreffende land.
3. De eerste volzin van het tweede lid komt te luiden: Degene aan wie op grond van een bij ministeriële regeling aangewezen examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend en die gerechtigd is die graad in het desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is tevens gerechtigd in plaats daarvan in Nederland een van de titels, genoemd in artikel 7.20, te voeren.
4. In de tweede volzin van het tweede lid wordt «welke titel kan worden gevoerd» vervangen door: welke graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking kan worden gebracht.
5. Het derde lid komt te luiden:
3. De Informatie Beheer Groep kan aan degene aan wie op grond van een examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend, die niet in de in het tweede lid bedoelde ministeriële regeling is opgenomen, toestaan in de plaats van die graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen in Nederland een van de titels, genoemd in artikel 7.20, te voeren, indien de opleiding op grond waarvan die andere graad is verleend, naar het oordeel van de Informatie Beheer Groep ten minste gelijkwaardig is aan een overeenkomstige Nederlandse opleiding.
6. De eerste volzin van het vierde lid komt te luiden: Degene aan wie door een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad als bedoeld in artikel 7.22 is verleend en gerechtigd is op grond daarvan een graad in het desbetreffende land in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen, is eveneens gerechtigd die graad in Nederland in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen op dezelfde wijze als in het desbetreffende land.
7. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «het verlenen van een graad» mede begrepen het verkrijgen van een titel.
Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als vooropleidingseis het bezit van het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.
2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt «Voor de inschrijving voor een opleiding aan een hogeschool geldt » vervangen door: Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs.
In de artikelen 7.26a, tweede lid, eerste volzin, en 7.29, vierde lid, vervalt telkens «van een hogeschool».
Artikel 7.28, eerste lid, komt te luiden:
1. Degene aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10a is verleend, en de bezitter van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen, onverminderd het derde en vierde lid.
Artikel 7.30a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt de zinsnede die begint met «het bezit» en eindigt met «bacheloropleiding» vervangen door: dat aan betrokkene een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend, van de desbetreffende bacheloropleiding.
2. In het derde lid wordt de zinsnede «die niet in het bezit zijn van een in dat lid bedoeld getuigschrift» vervangen door: aan wie geen graad als bedoeld in het eerste lid is verleend.
Artikel 9.10, tweede lid, komt te luiden:
2. Het college voor promoties hoort het college van bestuur over het verlenen van de graad, bedoeld in artikel 7.19, tweede lid.
Artikel 9.55, eerste lid, komt te luiden:
1. Om als bijzonder hoogleraar onderwijs te kunnen geven wordt vereist dat aan betrokkene de graad Doctor is verleend door een universiteit, bedoeld in artikel 1.2, onder a of b, of door de Open Universiteit, dat betrokkene in het bezit is van een doctoraat, verkregen aan een zodanige instelling, dan wel dat betrokkene in het bezit is van een bewijs dat de aanstelling door het college van bestuur is bekrachtigd.
Artikel 11.10, tweede lid, komt te luiden:
2. Het college voor promoties hoort de raad van toezicht over het verlenen van de graad, bedoeld in artikel 7.19, tweede lid.
Artikel 15.6 komt te luiden:
Artikel 15.6. Geldboete niet-gerechtigde verlening graden en titels
1. Het is verboden graden, genoemd in artikel 7.10a, te verlenen, tenzij:
a. op grond van artikel 5a.9 een accreditatiebesluit voor de opleiding van kracht is,
b. op grond van artikel 5a.11 het besluit van kracht is dat de opleiding een toets nieuwe opleiding met positief gevolg heeft ondergaan, of
c. toepassing is gegeven aan artikel 5a.12, eerste, vierde, vijfde of zesde lid, of artikel 5a.15, tweede lid.
2. Het is verboden titels, genoemd in de artikelen 7.20 en 7.22, tweede lid, te verlenen.
3. Degene die handelt in strijd met het eerste of tweede lid, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Artikel 16.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college voor promoties van het Internationaal Instituut voor Sociale Studiën te 's-Gravenhage is bevoegd de graad Doctor te verlenen op grond van de promotie. Tot de promotie heeft toegang een ieder die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een opleiding als bedoeld in het derde lid, heeft afgelegd, dan wel aan wie op grond van artikel 7.10a, eerste lid of tweede lid, de graad Master is verleend.
2. In het tweede lid wordt «vierde en vijfde lid» vervangen door: derde en vierde lid.
Artikel 17.2 vervalt.
In artikel 17a.3, eerste lid, wordt aan de tweede volzin een zinsnede toegevoegd, luidende: , met uitzondering van het accreditatierapport, bedoeld in artikel 5a.10, het verslag van het afstemmingsoverleg, bedoeld in artikel 6.2, en in een voorkomend geval het advies van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6.2a.
De paragrafen 5 en 6 van titel 1 van hoofdstuk 17a worden vernummerd tot de paragrafen 6 en 7 en de artikelen 17a.12 tot en met 17a.21 worden vernummerd tot de artikelen 17a.16 tot en met 17a.25.
In titel 1 van hoofdstuk 17a wordt na paragraaf 4 een nieuwe paragraaf 5 ingevoegd, luidende:
Paragraaf 5. Overgangsrecht accreditatieplicht
Artikel 17a.12. Overgangsrecht accreditatieplicht voor bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
De bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onder a, en de masteropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onder b, die met ingang van enig studiejaar worden verzorgd en in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn opgenomen en zijn geaccrediteerd als bedoeld in artikel 5a.9 tot en met 31 december 2007.
Artikel 17a.13. Overgangsrecht accreditatieplicht voor ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
1. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.
2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:
a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of
b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.
3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart met ingang van het studiejaar 2000–2001 of het studiejaar 2001–2002, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.
Artikel 17a.14. Overgangsrecht accreditatieplicht voor bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. Aan de bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.
2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:
a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of
b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.
3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart of zullen starten met ingang van enig studiejaar, in de periode van de studiejaren vanaf 2000–2001 tot en met 2003–2004, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.
Artikel 17a.15. Overgangsrecht accreditatieplicht voor voortgezette opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.
2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van 2002 (Stb. ) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:
a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of
b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.
3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart of zullen starten met ingang van enig studiejaar, in de periode van de studiejaren vanaf 2000–2001 tot en met 2003–2004, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar, dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.
In artikel 17a.19 wordt de zinsnede «getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd kandidaatsexamen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs» vervangen door: getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd kandidaats- of afsluitend examen aan een instelling voor hoger onderwijs.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van artikel 1.9 wordt «getuigschriften» vervangen door: graadverlening.
2. In het opschrift van artikel 1.12 wordt «Titulatuur en getuigschriften» vervangen door: Graadverlening.
3. Na het opschrift van artikel 1.12 wordt ingevoegd: Paragraaf 2a. Postinitiële masteropleidingen Artikel 1.12a. Graadverlening postinitiële masteropleidingen.
4. Voorafgaand aan het opschrift van artikel 6.13 wordt ingevoegd: Artikel 6.12a. Begripsbepalingen titel 3.
5. Het opschrift van artikel 7.3b wordt vernummerd tot artikel 7.3c.
6. Na het opschrift van artikel 7.3a wordt ingevoegd: Artikel 7.3b. Postinitiële masteropleidingen.
7. Na het opschrift van artikel 7.10 wordt ingevoegd: Artikel 7.10a. Verlening van graden.
8. In het opschrift van artikel 7.18 wordt «Doctoraten» vervangen door: Verlening van graad Doctor.
9. Aan het opschrift van artikel 7.19 wordt toegevoegd: ; eredoctoraat.
10. Het opschrift van paragraaf 4 van titel 1 van hoofdstuk 7 komt te luiden: Paragraaf 4. Graden en titulatuur.
11. Na het opschrift van paragraaf 4 wordt ingevoegd: Artikel 7.19a. Graden Bachelor en Master.
12. Het opschrift van de artikelen 7.20a en 7.21 wordt telkens vervangen door: (vervallen).
13. Het opschrift van artikel 7.22 komt te luiden: Artikel 7.22. Graad Doctor.
14. Na het opschrift van artikel 7.22 wordt ingevoegd: Artikel 7.22a. Handhaving titels oude stijl.
15. In het opschrift van artikel 7.23 wordt «titels» vervangen door: graden en titels.
16. In het opschrift van artikel 15.6 wordt «titels» vervangen door: graden en titels.
17. Het opschrift van artikel 17.2 wordt vervangen door: (vervallen).
18. De paragrafen 5 en 6 van titel 1 van hoofdstuk 17a worden vernummerd tot de paragrafen 6 en 7 en de artikelen 17a.12 tot en met 17a.21 worden vernummerd tot de artikelen 17a.16 tot en met 17a.25.
19. Na paragraaf 4 van titel 1 van hoofdstuk 17a wordt ingevoegd:
Paragraaf 5. Overgangsrecht accreditatieplicht Artikel 17a.12. Overgangsrecht accreditatieplicht voor bachelor- en masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs Artikel 17a.13. Overgangsrecht accreditatieplicht voor ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs Artikel 17a.14. Overgangsrecht accreditatieplicht voor bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Artikel 17a.15. Overgangsrecht accreditatieplicht voor voortgezette opleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juni 2001 ingediende voorstel van Wet op het onderwijstoezicht (Kamerstukken I 2001/02, 27 783, nr. 186) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, worden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de volgende wijzigingen aangebracht:
Het opschrift van hoofdstuk 5a komt te luiden: Hoofdstuk 5. Accreditatie in het hoger onderwijs.
De artikelen 5a.1 tot en met 5a.16 worden vernummerd tot de artikelen 5.1 tot en met 5.17. De in de artikelen 1.1, 1.18, 5.1 tot en met 5.17, 6.12a, 6.13, 6.14 en 6.15, 7.10a, 14.1, 15.6, 17.1, 17a.12 tot en met 17a.15 voorkomende aanhalingen van artikelen van hoofdstuk 5a worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift van hoofdstuk 5a wordt «Hoofdstuk 5a» vervangen door: Hoofdstuk 5.
2. In de opschriften van de artikelen 5a.1 tot en met 5a.16 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 5.1 tot en met 5.17.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, wordt in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in artikel 17.13 «artikel 5a.6» vervangen door: artikel 5.6.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, worden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de volgende wijzigingen aangebracht:
Het opschrift van hoofdstuk 17a vervalt.
Het opschrift «TITEL 1. WET VAN 2002 (STB. ...)» wordt vervangen door: TITEL 11. WET VAN 2002 (STB. ...).
De artikelen 17a.1 tot en met 17a.25 worden vernummerd tot de artikelen 17.20 tot en met 17.50. De in die artikelen voorkomende aanhalingen van artikelen van hoofdstuk 17a worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van hoofdstuk 17a vervalt.
2. Het opschrift «TITEL 1. WET VAN 2002 (STB. )» wordt vervangen door: TITEL 1. WET VAN 2002 (STB. ).
3. In de opschriften van de artikelen 17a.1 tot en met 17a.25 worden die artikelen vernummerd tot de artikelen 17.20 tot en met 17.50.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juni 2001 ingediende voorstel van Wet op het onderwijstoezicht (Kamerstukken I 2001/02, 27 783, nr. 186), het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, wordt in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in de artikelen 17.37, 17.38, 17.39 en 17.40 «artikel 5a.6» telkens vervangen door: artikel 5.6.
In de Wet studiefinanciering 2000 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de begripsbepaling van «beroepsonderwijs» wordt ingevoegd: bacheloropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,.
2. Voor de begripsbepaling van «Onze Minister» wordt ingevoegd: masteropleiding: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,.
Artikel 2.8 komt te luiden:
Artikel 2.8. Voltijdse opleidingen hoger onderwijs aan bekostigde instellingen
1. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse bacheloropleiding of een voltijdse masteropleiding aan een bekostigde universiteit of hogeschool, genoemd in de bijlage van de WHW.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing tot het tijdstip, bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van de WHW.
Artikel 2.9 komt te luiden:
Artikel 2.9. Voltijdse opleidingen hoger onderwijs aan aangewezen instellingen
1. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse bacheloropleiding of een voltijdse masteropleiding aan een aangewezen instelling als bedoeld in de artikelen 6.9 of 16.14 van de WHW.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing tot het tijdstip, bedoeld in artikel 6.10, derde lid, van de WHW.
Artikel 5.6 komt te luiden:
Artikel 5.6. Prestatiebeurs meer dan 4 jaren
1. De prestatiebeurs wordt gedurende ten hoogste 5 jaren verstrekt voor het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, eerste volzin van de WHW, indien het een masteropleiding met een studielast van meer dan 60 studiepunten betreft. De duur van de prestatiebeurs van 48 maanden wordt zodanig verlengd dat een studielast van 5 studiepunten overeenkomt met een maand prestatiebeurs. Het aldus verkregen aantal maanden wordt naar boven afgerond op hele maanden.
2. De prestatiebeurs wordt gedurende 5 jaren verstrekt voor het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, vierde of vijfde lid, van de WHW.
3. De prestatiebeurs wordt gedurende ten minste 5 jaren en ten hoogste 6 jaren verstrekt voor het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, tweede volzin, van de WHW. Het eerste lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.
4. De prestatiebeurs wordt gedurende 6 jaren verstrekt voor het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, zesde lid, van de WHW.
5. De prestatiebeurs wordt gedurende 6,5 jaren verstrekt indien het betreft:
a. een opleiding godgeleerdheid aan een openbare universiteit die, blijkens het onderwijs- en examenprogramma, wordt gevolgd in combinatie met het onderwijs in het kader van een opleiding vanwege een kerkgenootschap tot leraar of ambtsdrager van dat kerkgenootschap, en
b. een opleiding met een studielast van 360 studiepunten gericht op een godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt aan een bijzondere instelling voor wetenschappelijk onderwijs of een wetenschappelijke theologische opleiding aan een op grond van artikel 6.9 van de WHW aangewezen instelling.
6. De duur van de prestatiebeurs wordt met 1 jaar verlengd indien het een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4b, tweede lid van de WHW betreft.
7. De IB-Groep verlengt op aanvraag van de student de duur van de prestatiebeurs eenmalig met 1 jaar indien de student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het bestuur van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis niet in staat is het afsluitend examen met goed gevolg af te ronden binnen dat aantal jaren prestatiebeurs.
In het opschrift van paragraaf 5.2 vervalt «of kandidaatsexamen».
Aan artikel 5.7 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
4. Met een afsluitend examen wordt eveneens gelijkgesteld het examen van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, voorzover de student daartoe een aanvraag heeft ingediend.
Artikel 5.8 komt te luiden:
Artikel 5.8. Omzetting in gift bij opleiding van minder dan 4 jaren
1. Indien een student met goed gevolg het afsluitend examen heeft behaald van een opleiding waarvan de studielast is gebaseerd op een periode van minder dan 4 jaren overeenkomstig artikel 5.2, eerste lid, wordt het aantal om te zetten maanden van zijn prestatiebeurs met dit verschil verminderd.
2. Het aantal om te zetten maanden van zijn prestatiebeurs wordt met 12 verminderd, indien een student met goed gevolg het afsluitend examen heeft behaald van een:
a. opleiding ten aanzien waarvan artikel 7.31a van de WHW is toegepast, of
b. bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 5.7 of 5.8» vervangen door: artikel 5.7.
2. Aan dit artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de omzetting van de prestatiebeurs ingevolge artikel 5.7, vierde lid.
In artikel 5.12, eerste lid, wordt «21 studiepunten» vervangen door «30 studiepunten» en wordt «14 studiepunten» vervangen door: 20 studiepunten.
In artikel 5.14, eerste lid, wordt «21, onderscheidenlijk 14 studiepunten» vervangen door «30, onderscheidenlijk 20 studiepunten.
In artikel 9.5, vijfde lid, wordt «21 of 14 studiepunten» vervangen door: 30 of 20 studiepunten.
Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De tempobeurs wordt gedurende 6 jaren verstrekt, indien het betreft:
a. een opleiding, genoemd in artikel 7.4, derde lid, eerste volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde, of
b. het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, eerste volzin van de WHW.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De tempobeurs wordt gedurende 7 jaren verstrekt, indien het betreft:
a. een opleiding, genoemd in artikel 7.4, derde lid, tweede volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde,
b. het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, zesde lid, van de WHW, of
c. het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, derde lid, tweede volzin.
2a. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «252 studiepunten» vervangen door: 360 studiepunten.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De periode van 5 jaren, genoemd in artikel 10.3, tweede lid, wordt met 1 jaar verlengd, indien de student een opleiding volgt als bedoeld in:
a. artikel 7.4b, tweede lid, van de WHW,
b. artikel 17a.7a van de WHW, of
c. artikel 17a.10a van de WHW.
4. In het zevende lid wordt «168 studiepunten» vervangen door: 240 studiepunten.
Artikel 10.6, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «21 studiepunten» vervangen door: 30 studiepunten.
2. In de tweede volzin wordt na «artikel 7.4, vierde lid, eerste volzin, van de WHW» ingevoegd:, zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002, en in artikel 7.4a, derde lid, van de WHW en artikel 7.4b, derde lid, van de WHW.
3. In de derde volzin wordt «14 studiepunten» vervangen door: 20 studiepunten.
In artikel 10.8, eerste lid, onderdeel b, wordt na «artikel 7.4, zesde lid, van de WHW» toegevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002, of het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid, van de WHW.
Onder vernummering van artikel 12.1b tot 12.1c wordt na artikel 12.1a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.1b. Afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9
1. In afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor studiefinanciering mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding als bedoeld in de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a van de WHW.
2. In afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor studiefinanciering mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding als bedoeld in artikel VII van de wet van 2 april 1998, houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen (Stb. 1998, 216).
Artikel 12.10 komt te luiden:
Artikel 12.10. Afwijking van artikel 5.6
1. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 5 jaren verstrekt, indien het betreft een opleiding:
a. genoemd in artikel 7.4, derde lid, eerste volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde,
b. genoemd in artikel 7.4, zesde lid, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde,
c. genoemd in artikel 17a.7a van de WHW, of
d. genoemd in artikel 17a.10a van de WHW.
2. In afwijking van artikel 5.6 wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de prestatiebeurs mede gedurende 6 jaren verstrekt, indien het betreft een opleiding, genoemd in artikel 7.4, derde lid, tweede volzin, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde. Het aantal om te zetten maanden wordt verminderd met het verschil tussen 360 studiepunten en de studielast die is gebaseerd op een geringer aantal maanden, indien een student:
a. met goed gevolg een examen heeft afgelegd van een deel van een opleiding, en
b. dat deel ten minste 240 studiepunten bedraagt.
Artikel 12.11 komt te luiden:
Artikel 12.11. Afwijking van de artikelen 5.8 en 5.9
1. Indien Onze Minister een opleiding heeft aangewezen waarvan het met goed gevolg afsluiten van het kandidaatsexamen, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, van de WHW, zoals dat artikel op 31 augustus 2002 luidde, kan leiden tot omzetting als bedoeld in artikel 5.7, en een student binnen de diplomatermijn dit kandidaatsexamen met goed gevolg heeft afgesloten, wordt, in afwijking van artikel 5.8, tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.
2. Artikel 5.9 is bij toepassing van het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, worden in de Wet studiefinanciering 2000 de volgende wijzigingen aangebracht:
Aan de begripsbepalingen van «bacheloropleiding» en «masteropleiding» van artikel 1.1, eerste lid, wordt telkens toegevoegd: die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaan,.
Artikel 2.8, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.5, tweede lid, van de WHW.
Artikel 2.9, tweede lid, komt te luiden:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.10, derde lid, van de WHW.
Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde en zevende lid worden vernummerd tot zevende en achtste lid.
2. Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:
6. De duur van de prestatiebeurs wordt ten hoogste met 1 jaar verlengd indien het een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, tweede volzin, van de WHW betreft. Het eerste lid, tweede en derde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 5.7, tweede lid, wordt «aanvangt» vervangen door: of een voltijdse masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3b van de WHW die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de WHW aanvangt.
Aan artikel 12.1 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
6. Onder de begripsbepaling van «bacheloropleiding» in artikel 1.1, eerste lid, wordt mede verstaan: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de WHW, en ten aanzien waarvan artikel 17a.9 van de WHW van toepassing is.
7. Onder de begripsbepaling van «masteropleiding» in artikel 1.1, eerste lid, wordt mede verstaan: opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, van de WHW, en ten aanzien waarvan artikel 17a.9 van de WHW van toepassing is.
Artikel 12.1b komt te luiden:
Artikel 12.1b. Afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9
1. In afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor studiefinanciering mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding als bedoeld in de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a van de WHW, voorzover die opleiding is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de WHW of de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van de WHW, met positief gevolg heeft ondergaan.
2. In afwijking van de artikelen 2.8 en 2.9 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor studiefinanciering mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding als bedoeld in artikel VII van de wet van 2 april 1998, houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen (Stb. 1998, 216), voorzover die opleiding is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 5a.9 van de WHW.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, worden in de Wet studiefinanciering 2000 voorkomende aanhalingen van artikelen van hoofdstuk 17a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
In de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 2.11 komt te luiden:
Artikel 2.11. Bekostigd en aangewezen hoger onderwijs lerarenopleidingen
1. Voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 kan een student in aanmerking komen die als student is ingeschreven voor het volgen van een bacheloropleiding of masteropleiding voor het beroep van leraar aan een bekostigde universiteit of hogeschool, genoemd in de bijlage van de WHW.
2. Voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 kan een student in aanmerking komen die als student is ingeschreven voor het volgen van een bacheloropleiding of masteropleiding voor het beroep van leraar aan een aangewezen instelling als bedoeld in de artikelen 6.9 of 16.14 van de WHW.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing tot het tijdstip, bedoeld in de artikelen 6.5, derde lid, of 6.10, derde lid, van de WHW.
Na artikel 12.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.3a. Afwijking van artikel 2.11
In afwijking van artikel 2.11 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding als bedoeld in de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a van de WHW, voorzover het een opleiding voor het beroep van leraar betreft.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, worden in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 2.11 komt te luiden:
Artikel 2.11. Bekostigd en aangewezen hoger onderwijs lerarenopleidingen
1. Voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 kan een student in aanmerking komen die als student is ingeschreven voor het volgen van een bacheloropleiding of masteropleiding voor het beroep van leraar aan een bekostigde universiteit of hogeschool, genoemd in de bijlage van de WHW:
a. voorzover die opleiding is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de WHW of de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van de WHW, met positief gevolg heeft ondergaan, of
b. gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde of zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.5, tweede lid, van de WHW.
2. Voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 kan een student in aanmerking komen die als student is ingeschreven voor het volgen van een bacheloropleiding of masteropleiding voor het beroep van leraar aan een aangewezen instelling als bedoeld in de artikelen 6.9 of 16.14 van de WHW:
a. voorzover die opleiding is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de WHW of de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van de WHW, met positief gevolg heeft ondergaan, of
b. gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde of zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.10, derde lid, van de WHW.
Artikel 12.3a komt te luiden:
Artikel 12.3a. Afwijking van artikel 2.11
In afwijking van artikel 2.11 komt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voor tegemoetkoming ingevolge afdeling 5.1 mede in aanmerking een student die is ingeschreven voor het volgen van:
a. een voltijdse opleiding als bedoeld in de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a van de WHW, voorzover het een opleiding voor het beroep van leraar betreft en voorzover die opleiding is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s, van de WHW of de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t, van de WHW, met positief gevolg heeft ondergaan, of
b. een voltijdse bacheloropleiding of masteropleiding voor het beroep van leraar, ten aanzien waarvan artikel 17a.9 van de WHW van toepassing is.
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) en het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden, worden in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten voorkomende aanhalingen van artikelen van hoofdstuk 17a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze wet opgenomen transponeringstabel.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 september 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 920, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt in artikel 435 van het Wetboek van Strafrecht in het bepaalde onder ten 3° «de artikelen 7.20 en 7.22» vervangen door: de artikelen 7.20, 7.22, tweede lid, en 7.22a, eerste lid.
In artikel VII, eerste lid, eerste volzin, van de wet van 2 april 1998 (Stb. 216), houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering ter uitvoering van in het hoger onderwijsen onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen wordt na «168 studiepunten» ingevoegd: volgens het op 31 augustus 1998 bestaande studielaststelsel, en wordt «deze op 31 augustus 1998» vervangen door: deze op die datum.
Vervallen
Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden voor 31 augustus 2002, worden in deze wet de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel I, onderdeel D, vervalt.
In artikel I worden na onderdeel D twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.8, eerste lid, onder a ten 1° wordt als volgt gewijzigd:
1. Het woord «opleiding» wordt vervangen door: bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs.
2. Na «studiepunten» wordt ingevoegd: of van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van ten minste 42 studiepunten.
Artikel 6.1, derde lid, komt te luiden:
3. Titel 4 heeft uitsluitend betrekking op masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onder d, vervalt «en».
2. In het vierde lid, onder e, wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.
3. Aan het vierde lid wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
f. gezondheidszorg.
4. In het vijfde lid vervalt onderdeel g.
In artikel I, onderdeel G, wordt in artikel 6.16, tweede lid, «artikelen 6.4, 6.8 en 6.11» vervangen door: artikelen 6.4 en 6.11.
In artikel I, onderdeel P, wordt in het tweede lid de aanduiding «8» vervangen door: 9.
In artikel I wordt na onderdeel U een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 7.18a, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «dan wel aan een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 met een studielast van ten minste 168 studiepunten» vervangen door: dan wel aan een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs.
Artikel I, onderdeel KK, vervalt.
In artikel I wordt na onderdeel NN een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 7.49, vijfde lid, onder c, wordt «opleiding» vervangen door: bacheloropleiding, en wordt na «bacheloropleiding» ingevoegd: of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 42 studiepunten.
Artikel I, onderdeel YY, komt te luiden:
Artikel 9.33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel g vervalt «en».
2. In onderdeel h wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.
3. Aan dit artikel wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
i. de regels, bedoeld in artikel 7.43a, derde lid, voorzover betrekking hebbend op het eerste lid, onder b, van dat artikel.
Artikel I, onderdeel BBB, vervalt.
In artikel I worden na onderdeel BBB zes nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:
Artikel 16.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «opleidingen op het gebied van de kunst» wordt vervangen door: bacheloropleidingen op het gebied van de kunst.
2. De zinsnede «lerarenopleidingen op het gebied van de kunst» wordt vervangen door: bacheloropleidingen voor het beroep van leraar op het gebied van de kunst.
3. De zinsnede «artikel 7.4, vijfde lid, eerste en derde volzin,» vervangen door: artikel 17a.10a, eerste lid.
In artikel 16.8 wordt «lerarenopleidingen» wordt vervangen door: bacheloropleidingen voor het beroep van leraar.
Artikel 16.9 vervalt.
In artikel 16.10, eerste lid, eerste volzin, wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.
In artikel 16.11 wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.
In artikel 16.12, tweede volzin, wordt «opleiding» vervangen door: bacheloropleiding, en wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.
In artikel I, onderdeel CCC, wordt in artikel 17a.3, eerste en tweede lid «artikel 6.13, vierde lid» telkens vervangen door: artikel 6.13, vijfde lid.
In artikel I, onderdeel CCC, vervallen de artikelen 17a.4 en 17a.5.
In artikel I, onderdeel CCC, wordt in artikel 17a.12 «artikel 7.8b, vijfde lid» vervangen door: artikel 7.8b, zesde lid.
Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:
In artikel 1.10, eerste lid, onder e, en in het tweede lid, onder e, wordt de zinsnede «7, met uitzondering van paragraaf 4 van titel 1» telkens vervangen door: 7, met uitzondering van artikel 7.3b en paragraaf 4 van titel 1.
Artikel III, onderdeel L, vervalt.
Artikel III, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.
3. In de aanhef van het derde lid wordt «Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid» vervangen door: Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid.
Artikel III, onderdeel P, komt te luiden:
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:
4. Artikel 7.10a heeft tevens betrekking op masteropleidingen als bedoeld in artikel 7.3b.
In artikel III wordt na onderdeel X een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.18a, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college voor promoties van het Internationaal Instituut voor Sociale Studiën te 's-Gravenhage is bevoegd de graad Doctor te verlenen op grond van de promotie. Tot de promotie heeft toegang een ieder die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een opleiding als bedoeld in het derde lid, heeft afgelegd, dan wel op grond van artikel 7.10a, eerste of tweede lid, de graad Master is verleend.
In artikel III wordt na onderdeel FF een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Na artikel 7.22a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende
Artikel 7.22b. Titulatuur doctors «oude stijl» en bezitters van getuigschriften «oude stijl»
1. Degenen die op grond van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs dan wel de Wet op de Open Universiteit gerechtigd zijn de titel doctor te voeren, worden geacht dat recht te hebben verkregen op grond van artikel 7.22, eerste lid, zoals dat artikellid luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van 2002 ... (Stb. ...) in werking is getreden.
2. Het doctoraat in de godgeleerdheid of in de wijsbegeerte, verkregen aan een Nederlandse kerkelijke instelling van wetenschappelijk onderwijs, welke reed op 1 januari 1960 dit doctoraat verleende, geeft het recht tot het voeren van de titel doctor.
3. Degenen die op grond van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet op het hoger beroepsonderwijs, de Invoeringswet W.H.B.O. dan wel de Wet op de Open Universiteit gerechtigd zijn een of meer van de in die wetten geregelde titels te voeren, worden geacht dat recht te hebben verkregen op grond van artikel 7.20, eerste lid, zoals dat artikellid luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van ... 2002 (Stb. ...) in werking is getreden.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de opleidingen, bedoeld in artikel 7.11, vierde lid, doch uitsluitend voorzover krachtens de Experimentenwet onderwijs het recht tot het voeren van de titel ingenieur, afgekort tot ing., of de titel bacccalaureus is verleend.
5. Artikel 7.20, eerste lid, onder a, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van 2002 (Stb. ) in werking is getreden, is van overeenkomstige toepassing op degene die in het tijdvak 5 mei 1945 tot en met 31 december 1948 het diploma van vliegtuigbouwkundig ingenieur heeft verkregen aan de technische hogeschool te Delft.
6. In afwijjking van artikel 7.20, eerste lid, onder c, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van 2002 (Stb. ) in werking is getreden, is degene die in het studiejaar 1992–1993 was ingeschreven voor de in het Academisch Statuut bedoelde internationaal-juridische, juridisch bestuurswetenschappelijke of juridisch politiek-wetenschappelijke studierichting, en die in het studiejaar 1993–1994 of 1994–1995 die opleiding heeft afgerond door met goed gevolg het afsluitend examen af te leggen, gerechtigd tot het voeren van de titel, bedoeld in artikel 7.20, eerste lid, onder d, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan bedoeld tijdstip, mits de examencommissie op zijn verzoek op het desbetreffende getuigschrift daarvan een aantekening heeft geplaatst.
In artikel III, onderdeel EE, wordt in artikel 7.22, eerste lid, «bedoeld in artikel 7.18» vervangen door: bedoeld in artikel 7.18 of artikel 7.18a.
Artikel III, onderdeel PP, vervalt.
In artikel VIII wordt «de artikelen 7.20, 7.22, tweede lid, en 7.22a, eerste lid» vervangen door: de artikelen 7.20, 7.22, tweede lid, 7.22a, eerste lid, en 7.22b.
1. Indien de samenloop van wetten op het terrein van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die in mei, juni, juli of augustus 2002 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijziging aanbrengen in een van die wetten of in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, niet of niet juist is geregeld of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen of verwijzingen in die wetten, kunnen bedoelde wetten met het oog op het herstel daarvan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid vervalt met ingang van 1 januari 2003.
1. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 september 2002, met dien verstande dat de bepalingen, genoemd in het tweede tot en met vijfde lid, in werking treden met ingang van de in die leden vermelde tijdstippen.
2. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel I, onderdeel CCC, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, met dien verstande dat dit onderdeel met uitzondering van de artikelen 17a.2, 17a.2a, 17a.2b, 17a.2c, 17a.3, 17a.11 en 17a.13, tweede lid, voor het eerst betrekking heeft op het studiejaar 2002–2003.
3. Artikel III, onderdelen A, R, S, HH en II, treedt in werking met ingang van 1 september 2004.
4. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel IXa in werking met ingang van 31 augustus 2002.
5. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel IXb in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
artikel 5a.1 | artikel 5.1 |
artikel 5a.2 | artikel 5.2 |
artikel 5a.3 | artikel 5.3 |
artikel 5a.4 | artikel 5.4 |
artikel 5a.5 | artikel 5.5 |
artikel 5a.6 | artikel 5.6 |
artikel 5a.7 | artikel 5.7 |
artikel 5a.8 | artikel 5.8 |
artikel 5a.9 | artikel 5.9 |
artikel 5a.10 | artikel 5.10 |
artikel 5a.11 | artikel 5.11 |
artikel 5a.12 | artikel 5.12 |
artikel 5a.12a | artikel 5.13 |
artikel 5a.13 | artikel 5.14 |
artikel 5a.14 | artikel 5.15 |
artikel 5a.15 | artikel 5.16 |
artikel 5a.16 | artikel 5.17 |
artikel 17a.1 | artikel 17.20 |
artikel 17a.2 | artikel 17.21 |
artikel 17a.2a | artikel 17.22 |
artikel 17a.2b | artikel 17.23 |
artikel 17a.3 | artikel 17.24 |
artikel 17a.4 | artikel 17.25 |
artikel 17a.5 | artikel 17.26 |
artikel 17a.6 | artikel 17.27 |
artikel 17a.7 | artikel 17.28 |
artikel 17a.7a | artikel 17.29 |
artikel 17a.8 | artikel 17.30 |
artikel 17a.9 | artikel 17.31 |
artikel 17a.10 | artikel 17.32 |
artikel 17a.10a | artikel 17.33 |
artikel 17a.10b | artikel 17.34 |
artikel 17a.11 | artikel 17.35 |
artikel 17a.12 | artikel 17.36 |
artikel 17a.13 | artikel 17.37 |
artikel 17a.14 | artikel 17.38 |
artikel 17a.15 | artikel 17.39 |
artikel 17a.16 | artikel 17.40 |
artikel 17a.17 | artikel 17.41 |
artikel 17a.18 | artikel 17.42 |
artikel 17a.19 | artikel 17.43 |
artikel 17a.20 | artikel 17.44 |
artikel 17a.21 | artikel 17.45 |
artikel 17a.22 | artikel 17.46 |
artikel 17a.23 | artikel 17.47 |
artikel 17a.24 | artikel 17.48 |
artikel 17a.25 | artikel 17.49. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28024-58.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.