28 024
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 23 januari 2002

Op 22 januari 2002 heeft de Tweede Kamer tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel over de invoering van een bachelor-masterstructuur gevraagd om nog voor de tweede termijn te ontvangen:

• een overzicht van de naamgeving van graden in de ons omringende landen;

• een uitleg over de consequenties van wettelijke verlenging van de cursusduur van de wo-masteropleiding voor studiefinanciering en bekostiging.

Hieronder ga ik op deze onderwerpen in.

Naamgeving van graden in de ons omringende landen

Een uitgebreid overzicht van de naamgeving van graden in Europa is te vinden in een bijlage bij het rapport «Trends in Learning Structures in Higher Education» van augustus 1999, gemaakt ter voorbereiding van de bijeenkomst in Bologna. Dit overzicht is als bijlage bijgevoegd1.

In het vervolgrapport «Trends in Learning Structures in Higher Education II» van april 2001, gemaakt ter voorbereiding van de conferentie in Praag, wordt een ontwikkeling gesignaleerd naar identieke of symmetrische gradenstructuren. In Portugal introduceert de wet van 1997 gelijke graden voor de «colleges» en de universiteiten. In Duitsland zijn de bachelor- en mastergraden die in 1998 mogelijk zijn geworden gelijk, ongeacht of ze door een universiteit of Fachhochschule worden verleend. In reactie op de Bologna verklaring hebben verschillende landen bachelor (en in sommige gevallen ook master) graden in hun niet-universitaire sector ingevoerd. Er zijn ook «professional bachelors» gecreëerd.

De belangrijkste voorbeelden daarvan zijn de Professional bachelor in Denemarken en de Licence professionnelle in Frankrijk. Er is echter geen sprake van uniforme naamgeving.

Waar het gaat om de naamgeving van bachelor- en mastergraden is mij van de ons omringende landen in ieder geval het volgende bekend.

• Het Verenigd Koninkrijk. In het Verenigd Koninkrijk bepalen de instellingen zelf welke benaming zij hun opleiding meegeven. Van oudsher bestaat daar zelfregulering vanuit de instellingen zelf. Bachelor- en mastergraden met de toevoegingen «of Science» en «of Arts» worden toegepast bij de meer theoretische opleidingen, maar ook bij meer beroepsgerichte varianten.

• Vlaanderen. In Vlaanderen is men bezig met de voorbereiding van een voorontwerp van een decreet die beoogt een bachelor-masterstructuur in te voeren. In de huidige wetgeving zijn de graden per opleiding benoemd.

• Duitsland. In de federale wetgeving is er geen onderscheid gemaakt in de bachelor- en mastergraden van universiteiten en Fachhochschulen. Zo'n onderscheid bestaat wel bij de traditionele graden. Wel heeft de Kultusministerkonferenz (de gezamenlijke ministers van Onderwijs en Wetenschappen van de verschillende Länder) een richtlijn uitgevaardigd (maart 1999) waarbij meer theoretisch georiënteerde graden de toevoeging «of Science» of «of Arts» krijgen, zonder het vakgebied, terwijl meer praktisch georiënteerde graden het vakgebied toegevoegd krijgen. Deze lijn zal door de Akkreditierungsrat bij accreditatie getoetst worden. Ook in Duitsland speelt het accreditatieorgaan dus een centrale rol bij de validering van de naamgeving, overeenkomstig de lijn in het door mij ingediende wetsvoorstel.

• Frankrijk. In Frankrijk is er met de Licence professionelle een graad ingevoerd op bachelorniveau. De Licence professionnelle markeert een nieuwe uitstroommoment voor de traditionele en technische universitaire opleidingen. De Mastaire die na 5 jaar wordt verleend, kent echter geen onderscheid naar beroepsgerichte en academische opleidingen.

Ik trek de conclusie dat er verschillende benaderingen in Europa zijn. De HBO-raad komt in haar studie (brief 6 maart 2001) eveneens tot deze conclusie. In sommige landen wordt het beroepsgerichte karakter benadrukt en in andere gevallen worden dezelfde graden gebruikt. Soms ook wordt een onderscheid gemaakt in beroepsgerichte en theoretisch gerichte opleidingen door de toevoegingen «of Science» respectievelijk «of Arts» te reserveren voor theoretisch georiënteerde opleidingen. In de Angelsaksische landen verwijzen deze toevoegingen echter niet zozeer naar de academische oriëntatie van de opleiding, maar vormen grofweg het onderscheid tussen enerzijds alfa/gamma-opleidingen en anderzijds bèta/technisch/medische opleidingen.

Verlenging van de cursusduur van masteropleidingen in het wo en de consequenties voor bekostiging en studiefinanciering

Zoals ik ook heb aangegeven in de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede Kamer, 2001–2002, 28 024, nr. 6) zal de procedure voor wettelijke verlenging van de cursusduur van een opleiding in het verlengde van het advies van de Commissie Cohen uit twee stappen bestaan.

In de eerste plaats zal aangetoond moeten worden, onder andere door een internationale vergelijking, dat de verhoging van de studielast nodig is om aan de nationale en internationale eisen bij accreditatie te voldoen. In het verleden zijn voor de verlenging van de bèta- en techniekopleidingen aparte commissies ingesteld. Met de oprichting van het accreditatieorgaan is dat niet nodig, en kunnen we aansluiten bij een orgaan dat de expertise bezit om dit soort beoordelingen uit te voeren. Het accreditatieorgaan zal de onderbouwing voor de verlenging van de individuele opleidingen toetsen. Mijn bedoeling is de opdracht voor het accreditatieorgaan in dit najaar gereed te hebben. Het accreditatieorgaan kan er dan direct mee aan de slag, zodat de uitkomsten van de eerste toetsen in de zomer van 2003 te verwachten zijn. In overleg met het accreditatieorgaan zal ik zonodig extra faciliteiten ter beschikking stellen.

In de tweede plaats zal de politieke discussie over verlenging moeten worden gevoerd. Hiermee kan in 2003 gestart worden, met het oog op start van wettelijk verlengde masteropleidingen per september 2004. Ik kan mij voorstellen dat wij de discussie in twee rondes voeren. Een eerste ronde gericht op de start van de verlengde opleidingen in 2004 en een tweede ronde gericht op start in 2005.

Het hier geschetste proces is het meest realistische. Op die manier zal er vanaf 2003/2004 duidelijkheid bestaan, dat wil zeggen zeker voordat in 2005 de eerste reguliere bachelors doorstromen naar een masteropleiding. Ik zal er echter naar streven dit traject nog te versnellen.

Tijdens de plenaire behandeling van 22 januari hebben mevrouw Lambrechts en mevrouw Hamer gevraagd naar de consequenties van verlenging voor de studiefinanciering en de bekostiging. Wettelijke verlenging van de cursusduur leidt automatisch tot extra studiefinanciering. De duur van het recht op studiefinanciering is immers gekoppeld aan de wettelijke cursusduur. Dit is ook zo in de huidige situatie. Wat betreft de bekostiging is sprake van een andere situatie. Er is sprake van een één op één relatie in de zin dat wo-masteropleidingen altijd worden bekostigd. Er is echter geen één op één relatie in de zin dat wettelijke verlenging van de cursusduur automatisch leidt tot extra bekostiging. De bekostiging is niet gekoppeld aan de cursusduur. De bekostigingssystematiek is met name geënt op prestaties, in de vorm van behaalde diploma's. Eerder heeft de verlenging van de bèta- en technische opleidingen niet geleid tot extra bekostiging, maar wel tot extra studiefinanciering. Momenteel loopt er een verkenning naar de financiering van de masterfase op de lange termijn.

Ik sluit niet uit dat de uitkomsten van de verkenning ook consequenties kunnen hebben voor de discussie over verlengde masteropleidingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven