28 024
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs

nr. 24
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 januari 2001

In het voorstel van wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel I wordt na onderdeel G een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Het opschrift van titel 4 van hoofdstuk 6 komt te luiden:

Titel 4. Bijzondere bepalingen betreffende masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.

B

Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 6.16 komt te luiden:

Artikel 6.16. Bijzondere bepalingen betreffende masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs

1. In afwijking van artikel 6.14, eerste lid, kan een nieuwe masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst voor registratie worden aangemeld, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.

2. De artikelen 6.4, 6.8 en 6.11 zijn niet van toepassing op een opleiding als bedoeld in het eerste lid.

C

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in de artikelen 17a.2a, eerste lid, en 17a.2b, eerste lid, «instellingsbestuur van een universiteit» telkens vervangen door: instellingsbestuur van een bekostigde of aangewezen universiteit.

D

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in de artikelen 17a.3, eerste lid, tweede volzin, 17a.4, eerste lid, tweede volzin, en 17a.5, eerste lid, tweede volzin, «vermeldt» telkens vervangen door: verstrekt.

E

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in artikel 17a.11, tweede lid, na «opleidingen in het hoger beroepsonderwijs» ingevoegd: met uitzondering van de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, eerste lid,.

F

In artikel III, onderdeel B, wordt in het tweede lid in artikel 1.9, tweede lid, «voorzover die opleidingen zijn geaccrediteerd als bedoeld in artikel 5a.9 dan wel de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 5a.11,» vervangen door: voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding.

G

In artikel III, onderdeel D, wordt in het tweede lid in artikel 1.12, eerste lid, «voorzover die opleidingen zijn geaccrediteerd als bedoeld in artikel 5a.9 dan wel de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 5a.11,» vervangen door: voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding.

H

In artikel III, onderdeel E, wordt in artikel 1.12a «voorzover die opleidingen zijn geaccrediteerd als bedoeld in artikel 5a.9 dan wel de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 5a.11,» vervangen door: voorzover aan die opleidingen accreditatie is verleend of die opleidingen de toets nieuwe opleiding.

I

Artikel III, onderdeel H, komt te luiden:

H

Artikel 5a.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt na «voor opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs» ingevoegd:, waarbij ten minste onderscheid wordt gemaakt tussen bacheloropleidingen en masteropleidingen.

2. In de tweede volzin wordt na «accreditatie» ingevoegd:, waartoe in elk geval behoort de aanduiding van de graad die door het instellingsbestuur zal worden verleend.

J

Artikel III, onderdeel I, komt te luiden:

I

Artikel 5a.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

In afwijking van de tweede volzin kan het instellingsbestuur een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst laten registreren, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.

2. In het derde lid, onderdeel b, vervalt «en». Aan het slot van dit lid wordt de punt vervangen door een komma.

3. Aan het derde lid wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de aanduiding van de graad die door het instellingsbestuur zal worden verleend.

4. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt na het zesde lid een nieuw zevende lid ingevoegd, luidende:

7. Indien voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs die de voortzetting vormt van een postinitiële masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs, een toets nieuwe opleiding wordt aangevraagd en voor laatstbedoelde opleiding accreditatie is verleend, besluit het accreditatieorgaan dat voor de masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs de toets nieuwe opleiding met positief gevolg is ondergaan. Dit besluit is geldig voor de termijn waarop de accreditatie betrekking had.

K

Artikel III, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

2. In dat onderdeel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

5. In het nieuwe zesde lid wordt «In afwijking van het eerste tot en met vierde lid» vervangen door: «In afwijking van het eerste tot en met vijfde lid», en wordt «een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid,» vervangen door: een graad als bedoeld in artikel 7.10a.

L

In artikel III, onderdeel K, vervalt artikel 6.1, vierde lid.

M

In artikel III, onderdeel N, wordt in het derde lid artikel 6.13, vijfde lid, als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «de volgende gegevens».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. de gegevens, bedoeld in het vierde lid, onderdelen c, m en n.

N

In artikel III wordt na onderdeel N een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Na

Artikel 6.14, eerste lid, komt te luiden:

1. Het instellingsbestuur kan een opleiding na de verlening van accreditatie aanmelden voor registratie. Het instellingsbestuur kan een opleiding die de instelling voornemens is te verzorgen, aanmelden voor registratie, nadat die opleiding de toets nieuwe opleiding met positief gevolg heeft ondergaan. In afwijking van de tweede volzin kan het instellingsbestuur een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs eerst laten registreren, indien ten aanzien van die opleiding toepassing is gegeven aan artikel 7.3a, tweede lid, onder b.

O

In artikel III wordt na onderdeel O een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Oa

Titel 4 van hoofdstuk 6 vervalt.

P

In artikel III wordt na onderdeel QQ een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

QQa

In artikel 17a.3, eerste lid, wordt aan de tweede volzin een zinsnede toegevoegd, luidende: , met uitzondering van het accreditatierapport, bedoeld in artikel 5a.10, het verslag van het afstemmingsoverleg, bedoeld in artikel 6.2, en in een voorkomend geval het advies van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6.2a.

Q

In artikel III, onderdeel SS, komen de artikelen 17a.13, 17a.14 en 17a.15 te luiden:

Artikel 17a.13. Overgangsrecht accreditatieplicht voor ongedeelde opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs

1. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.

2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:

a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of

b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.

3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.7, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart met ingang van het studiejaar 2000–2001 of het studiejaar 2001–2002, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.

Artikel 17a.14. Overgangsrecht accreditatieplicht voor bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs

1. Aan de bacheloropleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.

2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:

a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of

b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.

3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart of zullen starten met ingang van enig studiejaar, in de periode van de studiejaren vanaf 2000–2001 tot en met 2003–2004, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.

Artikel 17a.15. Overgangsrecht accreditatieplicht voor voortgezette opleidingen in het hoger beroepsonderwijs

1. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, en waarvan de beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2000, is accreditatie verbonden tot en met 31 december 2005.

2. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die voor de dag van de datum van inwerkingtreding van de wet van ... 2002 (Stb. ...) zijn geregistreerd in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het jaar dat volgt op het zesde jaar na de laatste beoordeling, bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, indien die beoordeling heeft plaatsgevonden:

a. na 31 december 1999 en voor 1 januari 2004, of

b. na 1 januari 2004 en de instelling aantoont dat op 1 december 2001 de start van die beoordeling was gepland op een datum die eerder is dan de eerste plaatsing van de accreditatiekaders in de Staatscourant.

3. Aan de opleidingen, bedoeld in artikel 17a.10a, die een voortzetting vormen van opleidingen die blijkens het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zijn gestart of zullen starten met ingang van enig studiejaar, in de periode van de studiejaren vanaf 2000–2001 tot en met 2003–2004, en waarop artikel 6.3 of artikel 17.5 van toepassing is, is accreditatie verbonden tot en met 31 december van het kalenderjaar, dat zes jaar na de start van de opleiding ingaat.

R

In artikel IV, onderdeel L, wordt in artikel 12.1b, eerste lid, «de artikelen 17.6 of 17.7» vervangen door: de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a.

S

In artikel V, onderdeel A, wordt «als bedoeld in artikel 5a.9» vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s,. In dat onderdeel wordt voorts «bedoeld in artikel 5a.11» vervangen door: bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t,.

T

Artikel V, onderdelen B en C, komen te luiden:

B

Artikel 2.8, tweede lid, komt te luiden:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.5, tweede lid, van de WHW.

C

Artikel 2.9, tweede lid, komt te luiden:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing gedurende de termijn, bedoeld in de artikelen 5a.12, eerste, vijfde en zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid, 5a.15, tweede lid, of 6.10, derde lid, van de WHW.

U

In artikel V, onderdeel D, wordt «als bedoeld in artikel 5a.9» vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s,.

V

In artikel V, onderdeel F, wordt in artikel 12.1b, eerste lid, «de artikelen 17.6 of 17.7» vervangen door: de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a, en wordt «als bedoeld in artikel 5a.9» vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s,. In dat onderdeel wordt voorts «bedoeld in artikel 5a.11» vervangen door: bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t,.

W

In artikel VI, onderdeel B, wordt in artikel 12.3a «de artikelen 17.6 of 17.7» vervangen door: de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a.

X

In artikel VII, onderdeel A, wordt artikel 2.11 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, wordt «als bedoeld in artikel 5a.9» telkens vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s,. In die onderdelen wordt voorts «bedoeld in artikel 5a.11» telkens vervangen door: bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t,.

2. In het eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, wordt «5a.12, eerste of vierde lid,» telkens vervangen door: 5a.12, eerste, vijfde of zesde lid, 5a.12a, eerste en tweede lid,.

Y

In artikel VII, onderdeel B, wordt in artikel 12.3a, onderdeel a, «de artikelen 17.6 of 17.7» vervangen door: de artikelen 17a.6, 17a.7 of 17a.7a, en wordt «als bedoeld in artikel 5a.9» vervangen door: als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel s,. In dat onderdeel wordt voorts «bedoeld in artikel 5a.11» vervangen door: bedoeld in artikel 1.1, onderdeel t,.

Z

Voorafgaand aan artikel X worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IXA

Indien het bij koninklijke boodschap van 5 juli 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, gericht op vermindering en vereenvoudiging van regelgeving en op verdere zelfregulering in het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden voor 31 augustus 2002, worden in deze wet de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel I, onderdeel D, vervalt.

B

In artikel I worden na onderdeel D twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 4.8, eerste lid, onder a ten 1° wordt als volgt gewijzigd:

1. Het woord «opleiding» wordt vervangen door: bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs.

2. Na «studiepunten» wordt ingevoegd: of van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van ten minste 42 studiepunten.

Db

Artikel 6.1, derde lid, komt te luiden:

3. Titel 4 heeft uitsluitend betrekking op masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs.

C

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder d, vervalt «en».

2. In het vierde lid, onder e, wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.

3. Aan het vierde lid wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

f. gezondheidszorg.

4. In het vijfde lid vervalt onderdeel g.

D

In artikel I, onderdeel G, wordt in artikel 6.16, tweede lid, «artikelen 6.4, 6.8 en 6.11» vervangen door: artikelen 6.4 en 6.11.

E

In artikel I, onderdeel P, wordt in het tweede lid de aanduiding «8» vervangen door: 9.

F

In artikel I wordt na onderdeel U een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ua

In artikel 7.18a, eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «dan wel aan een opleiding als bedoeld in artikel 7.3 met een studielast van ten minste 168 studiepunten» vervangen door: dan wel aan een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs.

G

Artikel I, onderdeel KK, vervalt.

H

In artikel I wordt na onderdeel NN een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

NNa

In artikel 7.49, vijfde lid, onder c, wordt «opleiding» vervangen door: bacheloropleiding, en wordt na «bacheloropleiding» ingevoegd: of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in een bacheloropleiding met een studielast van 42 studiepunten.

I

Artikel I, onderdeel YY, komt te luiden:

YY

Artikel 9.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g vervalt «en».

2. In onderdeel h wordt aan het slot de punt vervangen door: , en.

3. Aan dit artikel wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de regels, bedoeld in artikel 7.43a, derde lid, voorzover betrekking hebbend op het eerste lid, onder b, van dat artikel.

J

Artikel I, onderdeel BBB, vervalt.

K

In artikel I worden na onderdeel BBB zes nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

BBBa

Artikel 16.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «opleidingen op het gebied van de kunst» wordt vervangen door: bacheloropleidingen op het gebied van de kunst.

2. De zinsnede «lerarenopleidingen op het gebied van de kunst» wordt vervangen door: bacheloropleidingen voor het beroep van leraar op het gebied van de kunst.

3. De zinsnede «artikel 7.4, vijfde lid, eerste en derde volzin,» vervangen door: artikel 17a.10a, eerste lid.

BBBb

In artikel 16.8 wordt «lerarenopleidingen» wordt vervangen door: bacheloropleidingen voor het beroep van leraar.

BBBc

Artikel 16.9 vervalt.

BBBd

In artikel 16.10, eerste lid, eerste volzin, wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.

BBBe

In artikel 16.11 wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.

BBBf

In artikel 16.12, tweede volzin, wordt «opleiding» vervangen door: bacheloropleiding, en wordt «opleidingen» vervangen door: bacheloropleidingen.

L

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in artikel 17a.3, eerste en tweede lid «artikel 6.13, vierde lid» telkens vervangen door: artikel 6.13, vijfde lid.

M

In artikel I, onderdeel CCC, vervallen de artikelen 17a.4 en 17a.5.

N

In artikel I, onderdeel CCC, wordt in artikel 17a.12 «artikel 7.8b, vijfde lid» vervangen door: artikel 7.8b, zesde lid.

O

Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 1.10, eerste lid, onder e, en in het tweede lid, onder e, wordt de zinsnede «7, met uitzondering van paragraaf 4 van titel 1» telkens vervangen door: 7, met uitzondering van artikel 7.3b en paragraaf 4 van titel 1.

P

Artikel III, onderdeel L, vervalt.

Q

Artikel III, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot zevende lid.

3. In de aanhef van het derde lid wordt «Na het vierde lid wordt een nieuw vijfde lid» vervangen door: Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid.

R

Artikel III, onderdeel P, komt te luiden:

P

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

2. Na het derde lid wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Artikel 7.10a heeft tevens betrekking op masteropleidingen als bedoeld in artikel 7.3b.

S

In artikel III wordt na onderdeel X een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Xa

Artikel 7.18a, eerste lid, komt te luiden:

1. Het college voor promoties van het Internationaal Instituut voor Sociale Studiën te 's-Gravenhage is bevoegd de graad Doctor te verlenen op grond van de promotie. Tot de promotie heeft toegang een ieder die met goed gevolg het afsluitend examen, verbonden aan een opleiding als bedoeld in het derde lid, heeft afgelegd, dan wel op grond van artikel 7.10a, eerste of tweede lid, de graad Master is verleend.

T

In artikel III wordt na onderdeel FF een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

FFa

Na artikel 7.22a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende

Artikel 7.22b. Titulatuur doctores «oude stijl» en bezitters van getuigschriften «oude stijl»

1. Degenen die op grond van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs dan wel de Wet op de Open Universiteit gerechtigd zijn de titel doctor te voeren, worden geacht dat recht te hebben verkregen op grond van artikel 7.22, eerste lid, zoals dat artikellid luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van ... 2002 (Stb. ...) in werking is getreden.

2. Het doctoraat in de godgeleerdheid of in de wijsbegeerte, verkregen aan een Nederlandse kerkelijke instelling van wetenschappelijk onderwijs, welke reeds op 1 januari 1960 dit doctoraat verleende, geeft het recht tot het voeren van de titel doctor.

3. Degenen die op grond van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet op het hoger beroepsonderwijs, de Invoeringswet W.H.B.O. dan wel de Wet op de Open Universiteit gerechtigd zijn een of meer van de in die wetten geregelde titels te voeren, worden geacht dat recht te hebben verkregen op grond van artikel 7.20, eerste lid, zoals dat artikellid luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van ... 2002 (Stb. ...) in werking is getreden.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de opleidingen, bedoeld in artikel 7.11, vierde lid, doch uitsluitend voorzover krachtens de Experimentenwet onderwijs het recht tot het voeren van de titel ingenieur, afgekort tot ing., of de titel bacccalaureus is verleend.

5. Artikel 7.20, eerste lid, onder a, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van ... 2002 (Stb. ...) in werking is getreden, is van overeenkomstige toepassing op degene die in het tijdvak 5 mei 1945 tot en met 31 december 1948 het diploma van vliegtuigbouwkundig ingenieur heeft verkregen aan de technische hogeschool te Delft.

6. In afwijjking van artikel 7.20, eerste lid, onder c, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip waarop de wet van ... 2002 (Stb. ...) in werking is getreden, is degene die in het studiejaar 1992–1993 was ingeschreven voor de in het Academisch Statuut bedoelde internationaal-juridische, juridisch bestuurswetenschappelijke of juridisch politiek-wetenschappelijke studierichting, en die in het studiejaar 1993–1994 of 1994–1995 die opleiding heeft afgerond door met goed gevolg het afsluitend examen af te leggen, gerechtigd tot het voeren van de titel, bedoeld in artikel 7.20, eerste lid, onder d, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan bedoeld tijdstip, mits de examencommissie op zijn verzoek op het desbetreffende getuigschrift daarvan een aantekening heeft geplaatst.

U

In artikel III, onderdeel EE, wordt in artikel 7.22, eerste lid, «bedoeld in artikel 7.18» vervangen door: bedoeld in artikel 7.18 of artikel 7.18a.

V

Artikel III, onderdeel PP, vervalt.

W

In artikel VIII wordt «de artikelen 7.20, 7.22, tweede lid, en 7.22a, eerste lid» vervangen door: de artikelen 7.20, 7.22, tweede lid, 7.22a, eerste lid, en 7.22b.

ARTIKEL IXB

1. Indien de samenloop van wetten op het terrein van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die in mei, juni, juli of augustus 2002 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijziging aanbrengen in een van die wetten of in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, niet of niet juist is geregeld of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen of verwijzingen in die wetten, kunnen bedoelde wetten met het oog op het herstel daarvan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid vervalt met ingang van 1 januari 2003.

AA

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «genoemd in het tweede en derde lid» vervangen door het: genoemd in het tweede tot en met vijfde lid.

2. Aan dit artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel IXa in werking met ingang van 31 augustus 2002.

5. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel IXb in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze nota van wijziging bevat op een enkele uitzondering na wijzigingen van technische en redactionele aard. Hieronder zijn de wijzigingen in algemene zin toegelicht; zonodig is in het hoofdstuk Onderdelen een aanvullende toelichting opgenomen.

Deze nota van wijziging onderteken ik mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

2. Afstemming van het wetsvoorstel op het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs

Indien het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs (Kamerstukken II 2000/01, 27 848, nr. 2) voor 1 september 2002 tot wet wordt verheven en in werking treedt, bevat het onderhavige wetsvoorstel een aantal wijzigingsopdrachten die niet uitvoerbaar zijn. Artikel IXa strekt er toe beide wetsvoorstellen goed op elkaar af te stemmen.

3. Samenloop van wetsvoorstellen

In de nota's naar aanleiding van het verslag met betrekking tot de wetsvoorstellen Deregulering hoger onderwijs en Invoering van accreditatie in het hoger onderwijs ben ik ingegaan op de aandacht die vanuit de Kamer is gevraagd voor de samenhang tussen de verschillende wetsvoorstellen (Kamerstukken II 2001/02, 27 848, nr. 5, pag. 2 en 3, en Kamerstukken II 2001/02, 27 920, nr. 5, pag. 1 en 2). Ook in mijn brief van 16 januari jl., waarbij ik de tweede nota van wijziging inzake dit wetsvoorstel aan de Kamer aanbood, ben ik hierop ingegaan. In genoemde wetsvoorstellen en het wetsvoorstel Invoering van de bachelor-master-structuur zijn voorzieningen getroffen met het oog op de onderlinge afstemming van de wetsvoorstellen; zie ook onder 2. Daarnaast wordt in deze nota van wijziging voorgesteld een bepaling (artikel IXb) op te nemen, op grond waarvan – indien als gevolg van onvoldoende afstemming van wijzigingsopdrachten in de drie wetten onjuistheden ontstaan – deze bij ministeriële regeling kunnen worden hersteld. Voor alle duidelijkheid wordt er op gewezen dat deze wijzigingen niet van inhoudelijke aard zullen kunnen zijn, maar uitsluitend zullen strekken tot herstel van omissies op het punt van de samenloop van de wetten. Een tweede waarborg is de beperkte periode waarvoor de minister deze bevoegdheid wordt toegekend.

4. Overige wijzigingen

Wat de overige wijzigingen betreft bevat de nota van wijziging in de eerste plaats enkele technische wijzigingen in verband met het voorstel uit de eerste nota van wijziging betreffende de masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs. Nog niet was voorzien in de gevolgen van een besluit van de minister om een opleiding in het hoger beroepsonderwijs als masteropleiding aan te merken op het punt van bekostiging en aanwijzing (artikel I van het wetsvoorstel) en accreditatie (artikel III van het wetsvoorstel). Deze wijzigingen zijn van uitvoeringstechnische aard.

Voorts leiden ook de eerste en tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel Invoering van accreditatie in het hoger onderwijs tot enige technische aanpassingen.

II. Onderdelen

Onderdelen B en J (artikel I, onderdeel H / artikel 6.16, en artikel III, onderdeel I / artikel 5a.11) Onderdeel N (artikel III, onderdeel Na / artikel 6.14)

Deze wijzigingen bevatten enkele voorschriften in relatie tot de nieuwe bepaling betreffende de masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs, zoals vervat in artikel 7.3a, tweede lid, onder b, en derde lid. Zij zien met name op een deel van de procedure die moet worden gevolgd in het kader van het ministerieel besluit, waarbij een opleiding als masteropleiding wordt aangemerkt.

Onderdeel D (artikel I, onderdeel CCC / artikel 17a.11)

Deze aanpassing verheldert dat de registratie van de voortgezette hbo-opleidingen intact blijft.

Onderdelen F, G en H (artikel III, onderdelen B, D en E / artikelen 1.9, 1.12 en 1.12a WHW)

Onderdelen S, U en V (artikel V, onderdelen A, D en F / artikelen 1.1, 5.7, 12.1b WSF 2000)

Onderdelen X en Y (artikel VII, onderdelen A en B / artikelen 2.11 en 12.3a WTOS)

Dit zijn technische wijzigingen als gevolg van de invoering van een definitie van accreditatie en van de toets nieuwe opleiding door middel van de eerste nota van wijziging van het wetsvoorstel Invoering van accreditatie (Kamerstukken II 2001/02, 27 920, nr. 6).

Onderdelen I en J (artikel III, onderdelen H en I / artikelen 5a.8 en 5a.11)

Door deze wijziging is expliciet gemaakt dat het accreditatieorgaan in de beoordelings- en toetsingskaders in de werkwijze onderscheid zal maken tussen bachelor-, master- en postinitiële masteropleidingen. Hierdoor is het niet meer noodzakelijk in het wetsvoorstel op te nemen dat het instellingsbestuur bij het verstrekken van gegevens aangeeft onder welke categorie een opleiding valt: dat dient immers uit de toetsing van de opleiding te blijken. Om die reden is die bepaling uit de artikelen 5a.8 en 5a.11 vervallen.

Onderdeel K (artikel III, onderdeel J / artikel 5a.12)

Artikel 5a.12, zesde lid, is aangepast aan het voorstel dat de instellingen graden zullen verlenen. Als gevolg van de invoeging van een nieuw vierde lid in artikel 5a.12 in het wetsvoorstel (artikel III, onderdeel J, tweede en derde lid) is voorts de verwijzing naar het juiste lid van artikel 5a.12 aangepast.

Onderdeel M (artikel III, onderdeel N / artikel 6.13)

Dit is een redactionele wijziging: het betreft een verduidelijking dat in het CROHO de datum van inwerkingtreding van een accreditatiebesluit opgenomen moet worden.

Onderdeel Q (artikel III, onderdeel SS / artikelen 17a.13, 17a.14 en 17a.15)

De ongedeelde wo-opleidingen die blijven voortbestaan en de hbo-bacheloropleidingen en hbo-masteropleidingen blijven het invoeringsschema van accreditatie volgen zoals dat is neergelegd in artikel 17.2 van de WHW, zoals dat is voorgesteld in de eerste en tweede nota van wijziging van het wetsvoorstel accreditatie.

In artikel 17a.13, derde lid, wordt gesproken over de opleidingen die zijn gestart in het studiejaar 2000–2001 en 2001–2002, terwijl in de artikel 17a.14 en 17a.15 ook de opleidingen meetellen die in de studiejaren 2002–2003 en 2003–2004 zijn gestart. De reden hiervan ligt in artikel 17a.1 dat bepaalt dat er met ingang van 1 september 2002 geen nieuwe ongedeelde opleidingen mogen starten.

Onderdeel T (artikel V, onderdelen B en C / artikelen 2.8 en 2.9 WSF 2000)

Onderdeel X (artikel VII, onderdeel A / artikel 2.11 WTOS)

Als gevolg van de invoeging van een nieuw vierde lid in artikel 5a.12 in het wetsvoorstel (artikel III, onderdeel J, tweede en derde lid) zijn de verwijzingen naar de leden van artikel 5a.12 van de WHW aangepast. Daarnaast is door de tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel accreditatie (Kamerstukken II, 2001–2002, 27 920, nr. 25) een nieuw artikel 5a.12a ingevoegd. De noodzakelijke aanpassingen zijn in de artikelen van de WSF 2000 en de WTOS in dit wetsvoorstel doorgevoerd.

Onderdeel Z (artikel IXa)

Algemeen

Dit onderdeel bevat een aantal technische wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel die noodzakelijk zijn voor de situatie dat het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs en dit wetsvoorstel vrijwel gelijktijdig in werking treden. Indien deze wetsvoorstellen voor de aanvang van het zomerreces door beide kamers der Staten-Generaal zullen zijn aanvaard, zal het tijdstip van inwerkingtreding kort voor of met ingang van 1 september 2002 zijn. Zonder nadere voorziening zijn in een aantal gevallen bepalingen van beide wetsvoorstellen niet of niet volledig op elkaar afgestemd of ontstaan er onuitvoerbare wijzigingsopdrachten. Door dit onderdeel wordt een betere afstemming van de wetsvoorstellen op elkaar bereikt.

Onderdeel H (artikel I, onderdeel NNa / artikel 7.49) De wijziging in artikel 7.42, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel KK, dient opnieuw te worden vastgelegd, omdat artikel 7.42 door het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs een andere inhoud zal krijgen.

Onderdeel T (artikel III, onderdeel FFa / artikel 7.22b)

De onderdelen uit het wetsvoorstel Deregulering hoger onderwijs betreffende de titulatuur van degenen die onder de wetgeving 'oude stijl' gerechtigd zijn de titel doctor of één van de titels ingenieur (wo/hbo), meester, doctorandus of baccalaureus te voeren, zijn om technische redenen ondergebracht in het nieuwe artikel 7.22b.

Onderdeel AA (artikel X)

Met betrekking tot artikel X, vierde lid, merk ik op dat het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IXa gelegen dient te zijn voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I en III van de Wet invoering van de bachelor-masterstructuur. Gekozen is voor een zo laat mogelijk tijdstip voorafgaand aan 1 september 2002 (inwerkingtreding artikelen I en III); dat tijdstip is 31 augustus 2002. Hierdoor ontstaat er een maximale tijdsruimte voor de vaststelling van het koninklijk besluit waarbij het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet deregulering hoger onderwijs wordt bepaald. Immers, voor de effectuering van artikel IXa dient laatstgenoemde wet eerder dan 31 augustus 2002 in werking te zijn getreden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven