A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige bepalingen
in verband met toezeggingen aan getuigen in strafzaken te wijzigen en dat
het tevens wenselijk is dat het niet afleggen van een getuigenverklaring na
een daartoe strekkende toezegging met een zwaardere straf wordt bedreigd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 192 van het Wetboek van Strafrecht wordt, onder vernummering
van het tweede lid tot derde lid, een nieuw lid ingevoegd, dat luidt:
2. Hij die na de totstandkoming van een afspraak met de officier van justitie
ingevolge artikel 226h, derde lid, of artikel 226k, eerste lid, van het Wetboek
van Strafvordering wettelijk als getuige opgeroepen, opzettelijk niet voldoet
aan zijn verplichting te verklaren, wordt gestraft met gevangenisstraf van
ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil
voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen
aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet wordt verheven en in werking
treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt in artikel 44a, tweede lid, onderdelen a en b, de zinsnede
«maximaal een derde» telkens vervangen door: maximaal de helft.
B
In artikel II, onderdeel D, wordt in artikel 226k, eerste lid, de zinsnede
«maximaal een derde» vervangen door: maximaal de helft.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil
voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen
aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet is verheven, treedt deze
wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat niet
ligt voor het tijdstip waarop onderdeel D van Artikel II van die wet in werking
treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,