28 017
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het niet afleggen van een getuigenverklaring na een daartoe strekkende toezegging

nr. 7
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN VAN HAERSMA BUMA

Ontvangen 15 september 2004

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In de considerans wordt «dat het wenselijk is» vervangen door: dat het wenselijk is enige bepalingen in verband met toezeggingen aan getuigen in strafzaken te wijzigen en dat het tevens wenselijk is.

II

Na artikel I wordt een nieuw artikel ingevoegd:

ARTIKEL Ia

Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt in artikel 44a, tweede lid, onderdelen a en b, de zinsnede «maximaal een derde» telkens vervangen door: maximaal de helft.

B

In artikel II, onderdeel D, wordt in artikel 226k, eerste lid, de zinsnede «maximaal een derde» vervangen door: maximaal de helft.

Toelichting

Met wetsontwerp 26 294 wordt nagestreefd een aantal zeer ernstige misdrijven die niet met behulp van de thans beschikbare opsporingsmiddelen kunnen worden opgespoord toch tot klaarheid te brengen. Daarvoor is dan medewerking van criminele getuigen nodig.

Het is zeer de vraag of een maximale strafvermindering van 1/3 daarvoor voldoende is. Het amendement strekt ertoe de mogelijkheden tot strafvermindering uit te breiden. Indien dit amendement wordt aangenomen wordt in het opschrift na «in verband met» ingevoegd: onder meer.

Wolfsen

Van Haersma Buma

Naar boven