nr. 7
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN VAN HAERSMA BUMA
Ontvangen 15 september 2004
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In de considerans wordt «dat het wenselijk is» vervangen door:
dat het wenselijk is enige bepalingen in verband met toezeggingen aan getuigen
in strafzaken te wijzigen en dat het tevens wenselijk is.
II
Na artikel I wordt een nieuw artikel ingevoegd:
ARTIKEL Ia
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 1998 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering met betrekking tot verklaringen van getuigen die in ruil
voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn afgelegd (toezeggingen
aan getuigen in strafzaken) (26 294) tot wet wordt verheven en in werking
treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt in artikel 44a, tweede lid, onderdelen a en b, de zinsnede
«maximaal een derde» telkens vervangen door: maximaal de helft.
B
In artikel II, onderdeel D, wordt in artikel 226k, eerste lid, de zinsnede
«maximaal een derde» vervangen door: maximaal de helft.
Toelichting
Met wetsontwerp 26 294 wordt nagestreefd een aantal zeer ernstige
misdrijven die niet met behulp van de thans beschikbare opsporingsmiddelen
kunnen worden opgespoord toch tot klaarheid te brengen. Daarvoor is dan medewerking
van criminele getuigen nodig.
Het is zeer de vraag of een maximale strafvermindering van 1/3 daarvoor
voldoende is. Het amendement strekt ertoe de mogelijkheden tot strafvermindering
uit te breiden. Indien dit amendement wordt aangenomen wordt in het opschrift
na «in verband met» ingevoegd: onder meer.
Wolfsen
Van Haersma Buma