nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Inleiding
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State).In het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek
van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot verklaringen
van getuigen die in ruil voor een toezegging van het openbaar ministerie zijn
afgelegd (toezeggingen aan getuigen in strafzaken), Kamerstukken II 1998/99
e.v., 26 294, is een regeling opgenomen die een kader biedt voor toezeggingen
aan getuigen in strafzaken. Het voorstel van wet, zoals het in de Tweede Kamer
in stemming is gebracht, bevatte naast formeelrechtelijke elementen ook enkele
wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht. Bij die stemming is één
van die wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht verworpen: de strafbaarstelling
van de getuige die, na de totstandkoming van een afspraak met de officier
van justitie als omschreven in dit wetsvoorstel wettelijk als getuige opgeroepen,
opzettelijk niet voldoet aan zijn verplichting om te verklaren. Het betreft
hier een wezenlijk onderdeel van de voorgestelde regeling: de verhoogde strafbedreiging
bevordert, dat de toezegging om ter terechtzitting te getuigen daadwerkelijk
wordt nagekomen. Na de stemming is voorts gebleken, dat de voorgestelde verhoogde
strafbedreiging op de steun van een meerderheid in de Tweede Kamer mag rekenen.
Daarom beoogt het onderhavige wetsvoorstel alsnog in de desbetreffende strafbaarstelling
te voorzien.
Ten behoeve van de duidelijkheid zij vooropgesteld dat het onderhavige
wetsvoorstel in geen enkel opzicht wijziging brengt in de voorgestelde strafbaarstelling
dan wel de redenen die aan haar ten grondslag liggen. Voor nadere toelichting
op de strafbaarstelling dan die welke in het navolgende besloten ligt kan
dan ook worden verwezen naar Kamerstukken II 1998/99 e.v., 26 294 (toezeggingen
aan getuigen in strafzaken).
2. De strafbaarstelling
De aanvulling van de bestaande strafbaarstelling wordt ingegeven door
de wens op te kunnen treden tegen de getuige die bij het maken van de afspraak
toezegt een verklaring af te leggen en vervolgens op zijn toezegging terugkomt,
bijvoorbeeld door wel op de terechtzitting te verschijnen en te weigeren een
verklaring af te leggen. Gelet op de complexiteit van onderzoeken in zaken
van georganiseerde criminaliteit is het mogelijk dat de afdoening
van de zaak tegen een criminele getuige eerder plaatsvindt dan de berechting
(met een vervolg in hoger beroep en cassatie) van de criminele organisatie.
Het voordeel van de strafvermindering kan dan al zijn geïncasseerd, terwijl
de uiteindelijke toezegging door de getuige niet wordt nagekomen. Volgens
de huidige wettelijke regeling kan de getuige die in strijd met de waarheid
verklaart, voor meineed worden vervolgd en de weigerachtige getuige worden
gegijzeld. Dit laatste middel vindt evenwel weinig toepassing en hoewel de
duur in de wet niet wordt begrensd, is deze feitelijk te kort om in de gevallen
als de onderhavige effectief te zijn. Het onderzoek zal immers niet voor onbeperkte
tijd kunnen worden geschorst, als geen uitzicht bestaat op een opheffng van
de schorsing binnen een afzienbare termijn. Om te voorkomen dat geen enkele
reactie mogelijk is op het niet nakomen van de toezegging door de getuige,
wordt voorgesteld deze bepaling in te voegen.
3. Financiële paragraaf
Naar verwachting zal slechts in een zeer gering aantal zaken een toezegging
aan een getuige worden gedaan waarvan het niet nakomen tot toepassing van
de onderhavige strafbaarstelling kan leiden. Ter onderbouwing van die verwachting
kan worden verwezen naar Kamerstukken II 1998/99 e.v., 26 294 (toezeggingen
aan getuigen in strafzaken), met name naar de financiële paragraaf in
de memorie van toelichting. De kosten die uit toepassing van de onderhavige
strafbaarstelling voortvloeien kunnen dan ook, zoals daar reeds is aangegeven,
binnen het kader van de begroting van het Ministerie van Justitie worden opgevangen.
4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
De gevolgen van de voorgestelde wijziging zijn in het voorgaande toegelicht.
Artikel II
Inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt, evenals in het wetsvoorstel
toezeggingen aan getuigen in strafzaken het geval is, bepaald bij koninklijk
besluit. Verzekerd is, dat het tijdstip van inwerkingtreding niet gelegen
kan zijn voor het tijdstip waarop de afspraken waaraan de verhoogde strafbedreiging
is gekoppeld, gemaakt kunnen worden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals