28 008
Zorgnota 2002

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2001

Tijdens het Algemeen Overleg inzake de intensive care op 8 november jl heb ik toegezegd u nader te rapporteren over:

a) de laatste stand van zaken betreffende de opleidingen;

b) de reactie op de moties Arib c.s. (27 401, nr 16) over de aanwending van wachtlijstgelden voor opleidingen;

c) het aantal intensivisten dat nu wordt opgeleid.

In deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek.

Ad a) Overzicht betreffende opleidingen in de zorg.

Bij brief van 12 november jl (28 008, nr. 7) heb ik u het plan van aanpak Capaciteit Zorgverleners aangeboden. Dit schrijven biedt een overzicht van de verschillende maatregelen die recent zijn genomen en zijn voorgenomen voor de komende tijd om de hoeveelheid beroepsbeoefenaren uit te breiden.

Dat betreft onder andere de opleidingscapaciteit van verschillende beroepsgroepen; waar mogelijk is gespecificeerde informatie verstrekt over aantal en kosten.

In een separaat schrijven (kenmerk DBO-CB-U-2226757) ontving u op 20 november jl een actualisatie van de brief van 14 mei 2001 (27 401, nr. 59, over opleidingen verpleging en verzorging) en de toezeggingen van het algemeen overleg arbeidsmarkt op 30 mei 2001. Deze brief behandelt met name de knelpunten rond stages en de instroom van de opleidingen verpleging en verzorging.

Met deze brieven heb ik u geïnformeerd over de meest recente stand van zaken betreffende opleidingen in de zorg.

In de context van het Algemeen Overleg over intensive care gaat de belangstelling van de kamer uit naar het aantal IC-verpleegkundigen. IC-verpleegkundigen worden niet geregistreerd en de vervolgopleiding vindt plaats in de ziekenhuizen. Bij de overheid zijn derhalve geen cijfers beschikbaar over de omvang van de groep IC-verpleegkundigen en het aantal opleidingsplaatsen. Ik heb bij de ziekenhuiskoepels navraag gedaan naar de aantallen opleidingsplaatsen en de gewenste uitbreiding hiervan.

Ad b) De motie Arib

In de motie wordt gevraagd wachtlijstmiddelen in te zetten voor werving en scholing van personeel in de zorg. De uitvoering van een aantal moties, ingediend in het kader van de VWS-begroting 2001 en de zorgnota 2001, is door ons afhankelijk gesteld van de verkrijging van extra middelen voor de collectieve sectoren.

Het kabinet heeft invulling aan deze motie gegeven – zie de brief van de Minister van VWS aan de Kamer van 18 juli 2001, kenmerk MEVA/ABA2198294 – door vanaf 2001 naast extra Van Rijn-middelen direct voor instellingen, ook Van Rijn-middelen beschikbaar te stellen voor de sectorfondsen. Deze extra middelen worden door de sectorfondsen ingezet voor de dekking van de jaarplannen 2001 in het kader van de arbeidsmarktconvenanten voor zorg en welzijn. Het gaat daarbij om bijdragen aan de instellingen in verband met werving en scholing van personeel in de zorg (waaronder herintreders en gespecialiseerd zorgpersoneel).

Ad c) De hoeveelheid intensivisten in opleiding

De opleiding tot intensivist is een nieuwe opleiding, toegankelijk voor medisch specialisten (overwegend internisten en anesthesisten). Zij worden niet opgeleid tot een nieuw specialisme, maar krijgen een aantekening «intensivist». De opleiding vindt plaats in acht opleidingscentra en omvat inmiddels ongeveer 40 plaatsen. Dit aantal is in korte tijd, 3 à 4 jaar, bereikt. De opleiding duurt 1 à 2 jaar (afhankelijk van het specialisme). Mede op basis van de oude regeling (zonder opleiding) voor de aantekening «intensivist», hebben naar schatting ongeveer 2000 specialisten deze aantekening, maar deze specialisten zijn niet allemaal als «intensivist» werkzaam.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven