nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2002
Na de gebeurtenissen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten heeft
het kabinet een aantal initiatieven genomen gericht op de effecten die de
aanslagen op de verhouding tussen bevolkingsgroepen in Nederland zouden kunnen
hebben. In de brief van 27 september 2001 (Kamerstuk 28 006, nr. 3))
werd u geïnformeerd over een gesprek van het kabinet met een delegatie
van (moslim-)jongeren. Het voorkómen van binnenlandse spanningen naar
aanleiding van de aanslagen in de VS was hierbij uitgangspunt. Wij hebben
toen beklemtoond dat communicatie tussen bevolkingsgroepen in het bijzonder
van groot belang is, waarbij het zwaartepunt zeker ook op plaatselijk, c.q.
op wijk- en buurtniveau gelegd moet worden. Voorts hebben wij de delegatie
verzekerd, ook het autochtone deel van onze bevolking op haar verantwoordelijkheid
te zullen aanspreken en alle bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek te willen
brengen. Ik heb u mijn voornemen gemeld, in elke provincie een ontmoeting
van burgers en organisaties in hun rijke diversiteit te organiseren.
Door deze brief informeer ik u over dit kabinetsinitiatief. Inmiddels
hebben in een aantal steden «stadsgesprekken» plaatsgevonden.
Voorts breng ik u op de hoogte van de «beeldvormingscampagne»
die een dezer dagen van start zal gaan en die goed aansluit op de stadsgesprekken.
De stadsgesprekken zijn georganiseerd met de bedoeling de dialoog tussen
verschillende bevolkingsgroepen te stimuleren. De gesprekken zijn gevoerd
met steeds een breed publiek van per bijeenkomst over de 100 deelnemers. Bij
ieder gesprek was een minister aanwezig. De gesprekken zijn in samenwerking
met de betrokken steden georganiseerd.
In de periode november 2001 tot en met maart 2002 hebben negen stadsgesprekken
plaatsgevonden. Tijdens alle stadsgesprekken zijn onderwerpen aan de orde
gesteld die ingrijpen op de multiculturele samenleving van ná 11 september
2001. Een aantal signalen wil ik hierbij noemen:
– Veel mensen zijn zich kort na 11 september onveiliger gaan voelen.
Hoewel het aantal concrete incidenten dat in verband werd gebracht met de
aanslagen gering is geweest, zijn gevoelens van onveiligheid bij alle bevolkingsgroepen
toegenomen.
– De kloof tussen groepen mensen is meer zichtbaar geworden na de
aanslagen. In een aantal gesprekken werd gemeld dat autochtone Nederlanders
niet zo tolerant zijn als zij zich graag voordoen. De kennis van elkaars cultuur
kan nog worden vergroot.
– Met elkaar in gesprek blijven werd van groot belang geacht voor
een geslaagde integratie in de samenleving. In veel steden zijn al initiatieven
ontplooid die de dialoog op gang moeten houden. Daarbij kunnen ook de media
een positieve rol vervullen.
De rol van het rijk op het terrein van de dialoog op lokaal niveau is
beperkt. Het rijk heeft door de stadsgesprekken een stimulans willen geven
om de dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen te bevorderen. In
veel gemeenten is die dialoog reeds op gang gebracht en zijn er naar aanleiding
van het stadsgesprek allerlei nieuwe activiteiten ontplooid die het gesprek
tussen bevolkingsgroepen op gang moeten houden. Hiervoor heb ik veel waardering.
Als afsluiting van de stadsgesprekken is een publicatie gemaakt die ik op
27 maart tijdens het stadsgesprek te Den Haag aan wethouder Heijnen, heb aangeboden.
Een exemplaar bied ik u hierbij aan.1
Als deelnemer aan de stadsgesprekken ben ik gesterkt in mijn mening dat
het gesprek, de dialoog, de ontmoeting tussen mensen van verschillende achtergrond
van wezenlijk belang is voor het verder versterken van de multiculturaliteit
van onze samenleving. In het recente rapport van de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid is deze constatering ook gedaan. In de nota «Integratie
in het perspectief van immigratie (TK 2000/2001, 28 918, nr. 2), waarover
ik op 10 april met uw Kamer van gedachten zal wisselen, heb ik ook enkele
activiteiten aangekondigd gericht op de versterking van de sociaal-culturele
positie van etnische minderheden. Een van deze activiteiten is een tweejarige
massamediale campagne, waarvoor de voorbereidingen een jaar geleden gestart
zijn. De campagne zal op 1 april van start gaan, onder het motto «oog
voor anderen, kan veel veranderen». Behalve massamediale uitingen via
onder meer postbus 51, zal de campagne bestaan uit gesprekken en debatten
op lokaal niveau, die als het ware een vervolg op de stadsgesprekken vormen
en die de dialoog en ontmoeting op lokaal niveau moeten stimuleren.
De nasleep van de gebeurtenissen op 11 september heeft laten zien dat
de Nederlandse samenleving een groot weerstandsvermogen heeft; tegelijkertijd
constateer ik, dat voor het behoud en versterking van dat weerstandsvermogen
contacten tussen bevolkingsgroepen en individuen van groot belang zijn. Daar
waar het Rijk kan, zal zij trachten die dialoog te bevorderen en uit te bouwen.
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R. H. L. M. van Boxtel