Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XV nr. 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XV nr. 12 |
Vastgesteld 12 november 2001
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 3 oktober 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 29 juni 2001 inzake de evaluatie van de Anw (27 400 XV, nr. 61).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Bakker (D66) stelt allereerst aan de orde, dat de beginselen van de nieuwe wetgeving zijn gebaseerd op een grotere eigen verantwoordelijkheid. De nabestaandenuitkering gaat uit van het beginsel van het minimumniveau maar kent vele vrijlatingen. Door de grote financiële problematiek is tot twee keer toe een pakket verzachtingen toegepast, zoals een vrijlating van bepaalde inkomsten en een bodemuitkering voor ABW'ers, waardoor een aantal scherpe kanten in de loop der tijd zijn afgevijld.
Uit de evaluatie blijkt, dat bijvoorbeeld in de effectiviteit van de uitvoering en de informatievoorziening ook het nodige mis is gegaan, niet alleen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) maar ook bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat sommigen zelfs heeft doorverwezen naar de FNV of Weduwen in de kou om daar een antwoord te krijgen over de precieze gang van zaken. Ook heeft er veel geschort aan de voorlichting aan de mensen die nog niet betrokken zijn, maar die het op enig moment kan overkomen, een beroep te moeten doen op de Anw. De staatssecretaris kondigt een brede campagne aan, maar na zes jaar kan dit toch als mosterd na de maaltijd worden gezien.
Het derde punt betreft de integratieactiviteiten. Als is vastgesteld dat nieuwere generaties ook na de dood van hun partner weliswaar met een zekere gewenning in hun eigen levensonderhoud moeten voorzien, moeten op zijn minst de mensen bij wie daardoor dat inkomensverlies optreedt, worden geholpen om de weg terug te vinden naar de arbeidsmarkt. Gelukkig heeft de economische situatie daarbij meegezeten maar zowel wat betreft de afstemming tussen de SVB en de gemeenten als de integratieactiviteiten van gemeenten en arbeidsvoorziening was men daarop absoluut niet ingespeeld. Daar ligt een tekort in de politieke verantwoordelijkheid. De herintegratie op de arbeidsmarkt, voorzover men dat al niet vanzelf is blijven doen, verdient in de toekomst dan ook zeker meer aandacht.
In haar brief van 28 september heeft de SVB aanbevelingen gedaan ten behoeve van een effectievere uitvoering met minder fouten. De heer Bakker is teleurgesteld over de evaluatie als het gaat om de verzekering van de zogenaamde onverzekerbare gevallen. De staatssecretaris focust zich op de groep die in 1996 tussen wal en schip is gevallen, maar de Kamer heeft ongeveer een jaar geleden gediscussieerd over een aantal situaties waarin een dergelijk probleem zich kan voordoen: daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage, wijzigingen in persoonlijke omstandigheden, wisseling van werkgever, ontslag en dergelijke. Op zijn motie daarover, die voor de tweede keer is ingediend en die breed door de Kamer is gedragen, gaat de staatssecretaris niet in. Meer principieel is echter, dat de verantwoordelijkheid van de overheid nooit ophoudt bij de stelling dat er een grotere eigen verantwoordelijkheid is voor de mensen om zelf te verzekeren. Er moet een zekere waarborg komen. Dat aspect nu wordt te laconiek behandeld in de brief. Ook de toonzetting van de brief bevalt de heer Bakker niet helemaal.
In de verschillende commentaren is de gedachte opgekomen aan een introductie van een zogenaamde gewenningsuitkering. Zes jaar geleden heeft een meerderheid van de Kamer tegen het amendement van het CDA voor zo'n gewenningsuitkering gestemd, maar tegelijkertijd realiseert iedereen zich dat het overlijden van een partner een explosie betekent in een gezin, waardoor de mogelijkheid moet bestaan om de nabestaanden in eerste instantie te ontlasten van de financiële problemen en een overbrugging moet worden geboden tot het moment waarop het leven weer moet worden opgepakt. Dat zal tot lastige financiële afwegingen leiden en om die reden wil hij nu geen kant en klare oplossing bieden, maar daarmee zouden wel veel scherpe kanten verdwijnen.
Voor de halfwezen bestaat de uitkering uit een bedrag voor één kind in een gezin. Dat is in strijd met de reïntegratiedoelstelling, omdat er juist bij meer kinderen veel extra kosten zijn als men wil reïntegreren en wil zorgen voor kinderopvang en dergelijke. Voor bijstandsmoeders is op dat punt van alles geregeld, maar voor deze situatie niet. In dit verband wijst de heer Bakker ten slotte op de halfwezen van ongehuwd samenwonenden die onder de AWW geen rechten hadden opgebouwd en dus in een geheel andere positie zijn komen te verkeren.
De heer Bolhuis (PvdA) herinnert aan de principes van de Anw, namelijk het behoeftebeginsel en de gelijkstelling van gehuwden en ongehuwden. Een Anw-uitkering is alleen bedoeld voor nabestaanden, van wie niet redelijkerwijze kan worden verwacht dat zij op een andere manier in hun bestaan kunnen voorzien. Al heel snel wordt in de evaluatie de conclusie getrokken, dat slechts een zeer kleine groep financiële problemen ervaart. Het zou gaan om 3% van de oud-Anw'ers en 7% van de nieuwe nabestaanden. Verder lezen leert echter, dat een en ander veel genuanceerder ligt. Om die reden vindt hij de reactie van de staatssecretaris en de notitie te bagatelliserend. Er is ook heel zorgvuldig onderzoek gedaan, waaruit blijkt dat die beweringen niet juist zijn. Dat is ook logisch, want als meer dan 1 mld gulden wordt bezuinigd, zijn er natuurlijk veel meer financiële gevolgen dan die paar procentjes. Dat is jammer en ook kwetsend voor deze groep, die toch al in een moeilijke situatie verkeert vanwege het overlijden van hun partner. Het had de staatssecretaris dan ook gesierd als hij de financiële gevolgen wat breder had erkend.
Het niet verzekerd zijn en de gevolgen daarvan, zoals onverzekerbaarheid en niet-gebruik – mede veroorzaakt door de gebrekkige voorlichting – blijken grote problemen op te leveren. De staatssecretaris spoort de SVB en de VNG in zijn notitie aan om meer samen te werken in de voorlichting. Voor de PvdA-fractie is dit echter wat vrijblijvend en zij verzoekt de staatssecretaris dan ook om de SVB en de VNG wat harder aan te sporen en daar toezicht op te houden. Een suggestie voor de voorlichting aan de nabestaanden kan zijn, dat automatisch op het moment van overlijden de nabestaanden de informatieset van de SVB of van de gemeente toegezonden krijgen.
Het bereik van de landelijke campagne is minder groot geweest dan werd beoogd, zo blijkt uit het evaluatierapport. Dat had overigens aanleiding kunnen geven tot meer campagnes om dat bereik toch te behalen. Dat is niet gebeurd en nu kondigt de staatssecretaris aan om eind dit jaar een nieuwe campagne te houden. Het is jammer, dat dit zo lang heeft geduurd en de PvdA-fractie verzoekt de staatssecretaris, deze campagne goed te evalueren en samen met de werkgevers- en werknemersorganisaties en MKB Nederland te bezien of niet voortdurend informatie over deze wetgeving en de gevolgen daarvan moet worden verstrekt, bijvoorbeeld bij indiensttreding bij een nieuwe werkgever.
Ook de uitvoering blijkt te zijn verslechterd. Het foutpercentage van de SVB loopt voortdurend terug, zo stelt de SVB, en dat leidt natuurlijk tot de nodige frustraties bij cliënten. Het gaat daarbij vooral om de verrekening van inkomen en dergelijke. De SVB heeft daar suggesties over gedaan en de PvdA-fractie zou zich daarbij willen aansluiten, met name bij het voorstel om de periodiciteit van de inkomensopgave voor de verdienende nabestaande te veranderen van maandelijks naar jaarlijks. Verder wijst de brief van de SVB nogmaals op de noodzaak van het harmoniseren van het loonbegrip. In het kader van de MDW-operatie heeft de heer Bolhuis daarover gediscussieerd met de ministers van Economische Zaken en Justitie en hij maakt graag van de gelegenheid gebruik om ook de staatssecretaris te verzoeken, het fiscale loon en het uitkeringsloon op termijn te integreren en te harmoniseren, omdat hiermee vele uitvoeringsproblemen kunnen worden weggenomen.
De SVB blijkt tamelijk passief te zijn geweest met de integratie op de arbeidsmarkt, mede omdat zij niet over de benodigde instrumenten – bijvoorbeeld een budget hiervoor – bleek te beschikken. Met de SUWI-wet krijgen de gemeenten per 1 januari aanstaande de taak tot reïntegratie van nabestaanden. De PvdA-fractie dringt erop aan, dat de SVB daarop inspeelt met het verstrekken van gegevens aan de gemeenten, dat er een actieve benadering komt in dezen en dat het ministerie beziet of de beschikbare instrumenten en budgetten toereikend zijn.
De PvdA-fractie is van mening, dat er geen argumenten zijn om terug te komen van de motie-Bakker, ook gelezen de brief van de staatssecretaris. Nog steeds blijkt de onverzekerbaarheid wel degelijk een probleem te vormen, terwijl de staatssecretaris daar tamelijk gemakkelijk overheen stapt. De heer Bolhuis wijst in dit verband op de parallel bij de ziektekosten, waar soortgelijke discussies spelen over acceptatieplicht, vangnetten en dergelijke en hoopt, dat daar niet met hetzelfde gemak voorbij wordt gegaan aan het probleem van de onverzekerbaarheid. Ook verwijst hij naar het advies van de SER, waarin ook wordt gepleit voor uitbreiding van de regeling voor onverzekerbaren.
In de evaluatie heeft hij de positie gemist van halfwezen van ongehuwde ouders die onder de AAW geen uitkeringsrecht kregen als een van die ongehuwde ouders overleed. Hij heeft niet goed voor ogen of er inderdaad een halfwezenuitkering voor deze groep is. Hij sluit zich wat dat betreft aan bij de opmerkingen van de heer Bakker.
Uit de evaluatie blijken de financiële problemen het grootst op het moment van overlijden of het moment kort daarna. Op termijn stelt de nabestaande zich weer in op de nieuwe situatie, waardoor een en ander minder problematisch wordt. Dat is ook beoogd met deze wet. Geconstateerd moet echter worden, dat er kort na het overlijden wel degelijk een financieel probleem is en dat er daarom een soort gewennings- of overlijdensuitkering moet komen. De nabestaande moet zich immers aanpassen aan de nieuwe situatie met een verlaagd inkomen. De FNV heeft een gewenningsuitkering bepleit, maar een variant daarop is mogelijk. Hoe zit het met de verplichte tijdelijke doorbetaling van loon of uitkering? Kan de staatssecretaris hierover met de sociale partners overleggen opdat daarmee soelaas kan worden geboden? Een andere mogelijkheid is om in de Anw zelf voor nieuwe gevallen een structurele uitkering van bijvoorbeeld twee maanden op te nemen, analoog aan de voorzieningen in de Abw.
Ten slotte verzoekt de PvdA-fractie de staatssecretaris om op basis van dit onderzoek de grootste knelpunten in kaart te brengen. Daarbij denkt zij aan de groep oudere nabestaanden, al dan niet met een WAO-uitkering. Wat zijn de mogelijkheden van een dergelijke gewenningsuitkering en wat zijn de kosten van de verschillende opties, daarbij uitgaande van het behoeftebeginsel? Idealiter zou iedereen verzekerd moeten zijn tegen de problemen na het overlijden van de partner, maar uit de evaluatie blijkt dit voor grote groepen – ook voor nieuwe gevallen – niet het geval te zijn en concentreren de financiële problemen voor de nieuwe gevallen zich op de periode kort na het overlijden.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) memoreert, dat reeds bij de totstandkoming van de Anw in 1996 tot deze evaluatie is besloten om de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk te bezien. Het is belangrijk om te weten of de doelstellingen gerealiseerd zijn en of de uitvoering voldoet. Een aantal uitgangspunten stond centraal: het behoeftebeginsel, de terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid voor de burger en de gelijktrekking van gehuwden en ongehuwden. Ook de invoering is verre van probleemloos verlopen. Voor de nieuwe Anw'ers lijken de gevolgen gering. Het evaluatierapport signaleert daarnaast, dat er een groep is die wel Anw-rechten heeft maar deze niet gebruikt.
In deze evaluatie komt een aantal onvolkomenheden naar voren. Ten aanzien van de uitvoering doen zich eveneens knelpunten voor. De voorlichting dient dan ook een hoge prioriteit te krijgen en de campagne moet thans daadwerkelijk in gang worden gezet. Het kan niet zo zijn dat een deel van de bevolking nog steeds niet op de hoogte is. Het is van belang voor alle burgers om duidelijk te maken waarom de Anw bestaat. Daarbij dient in het bijzonder aandacht te worden besteed aan degenen met een laag opleidingsniveau.
Ook de afhandelingstermijn van de administratieve wijzigingen en fouten bij de behandeling van de individuele dossiers moet gecorrigeerd worden. Dat is ook te wijten aan de complexiteit van de wet. De VVD-fractie sluit zich aan bij de brief van de SVB daarover.
Uit de evaluatie blijkt, dat niet exact kan worden aangegeven hoe groot het probleem is, waardoor de groep nog groter kan worden. Daarbij komen ook nog de werknemers die van baan wisselen en de onverzekerbaarheid van jonggehandicapten. Onduidelijk is ook de rol van de gemeenten bij de integratie en reïntegratie.
De heer De Wit (SP) wijst erop, dat een bezuiniging van 1,2 mld gulden is gerealiseerd over een relatief kleine groep van 200 000 mensen. De financiële gevolgen blijken beperkt te zijn, zo wordt in de evaluatie gesteld. De oud-AWW'ers ondervinden voor 50% geen problemen, maar 3% van deze groep, zo'n 3400 mensen, ondervinden zeer zeker financiële problemen. Van de nieuwe Anw'ers – 55 000 mensen – krijgt 51% een lagere uitkering en hebben bijna 4000 personen een financieel probleem als gevolg van deze wet. Dat is ernstig en de vooronderstelling van Paars I komt niet uit, dat de gevolgen van de Anw voor de mensen die na 1950 zijn geboren zullen meevallen, omdat zij ofwel via arbeid ofwel het treffen van een eigen verzekering de gevolgen van het overlijden van een partner zouden kunnen opvangen. De SP heeft destijds tegen de Anw gestemd omdat zij het een slechte wet vond. Tot drie keer toe is de Anw wegens onbillijkheden gewijzigd.
De resultaten van evaluatie bevestigen het idee, dat met name de financiële gevolgen duidelijk merkbaar zijn. De Anw beoogt nog steeds een collectieve voorziening te zijn maar de vraag rijst of zij dat inderdaad nog is. Met name vrouwen met een WAO-uitkering zijn de dupe van de wet. In de evaluatie wordt dat onderscheid niet gemaakt.
De SP spreekt van een ordinaire bezuinigingsoperatie met ingrijpende gevolgen, gezien de omvang van de financiële problemen. De vraag of de Anw zou moeten worden ingetrokken is bij elk eerder debat aan de orde geweest. Wat dat betreft, is dit een gepasseerd station omdat de wet er nu eenmaal is, maar het zou goed zijn om voor de komende periode na te denken over de vraag of dit wel de goede richting is.
Deze financiële gevolgen hebben vooral te maken met de inkomenstoets, de ongelijkheid in behandeling in de wet van inkomen uit arbeid en inkomen in verband met arbeid ofte wel loon tegenover een uitkering. De ongelijkheid en dus de volledige korting van in dit geval met name de WAO-uitkering, leidt tot enorme consequenties. De SP-fractie begrijpt nog steeds niet waarom de WAO-uitkering volledig gekort moet worden, omdat de wet juist voor mensen die 45% of meer arbeidsongeschikt zijn een voorziening beoogt en de mensen met een WAO-uitkering door Jan en alleman benaderd worden om de arbeidsmarkt op te gaan. Vanuit die ongelijke behandeling van die uitkering ziet de heer De Wit geen enkele prikkel en dus ook geen noodzaak om deze ongelijkheid in stand te houden.
Over het probleem van onverzekerbaarheid kan hij kort en helder zijn. Gezien het dictum van de motie van oktober kan niet anders dan geconstateerd worden, dat de motie-Bakker niet is uitgevoerd en dat dit alsnog moet gebeuren.
Voor de samenwonenden en degenen die iemand in huis opnemen ter verzorging is de Anw snel en hard, want in dat geval wordt de uitkering beëindigd dan wel verlaagd tot 50%. De vraag is of dat een gewenst en beoogd gevolg is: iemand die een ander ter verzorging in huis opneemt, wordt onmiddellijk met de financiële consequenties daarvan geconfronteerd.
Met betrekking tot de gewenningsuitkering volstaat de heer De Wit met de opmerking, dat de situatie van de nieuwe nabestaanden al vanaf 1996 aan de orde is. Als een gewenningsuitkering wordt overwogen, moet op zijn minst tot dat moment worden teruggegaan. Een gewenningsuitkering van twee maanden is te weinig en zou minimaal een jaar moeten beslaan. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover?
Wat betreft de halfwezen sluit hij zich aan bij de opmerkingen van andere sprekers en vraagt hij of de uitkering niet juist verhoogd moet worden vanwege de vele aanpassingsproblemen vlak na het ontstaan van het weduwe- of weduwnaarschap. De suggestie is gedaan om ofwel de uitkering te verhogen dan wel deze op te splitsen per kind.
De SVB confronteert nabestaanden vaak na een heel lange periode met gigantische navorderingen, omdat het inkomen is herberekend. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook of het, omdat de nabestaande zelf strikt gebonden is aan een termijn voor het doorgeven van wijzigingen, niet op zijn plaats zou zijn om ook de SVB te binden aan een termijn, bijvoorbeeld tot drie maanden nadat een wijziging is opgetreden of is gemeld, om eventuele wijzigingen en verhaal dan wel terugvorderingen te realiseren. Na die termijn dient de mogelijkheid te worden uitgesloten als zekerheid voor de nabestaanden.
De heer Van der Staaij (SGP) stelt vast, dat de Anw in haar oorspronkelijke vorm slechts de steun heeft gekregen van de coalitiepartijen. De reden om tot een nieuw regime terzake van nabestaandenuitkeringen te komen was tweeërlei: de veranderde verdeling van verantwoordelijkheden en het sterker accentueren van het behoeftecriterium. Dat stuitte niet op bezwaren van de SGP-fractie. De tweede zwaarwegende reden was om de AAW tot het verleden te laten behoren en dat was meer een bot bezuinigingsargument. De staatssecretaris stelt ook nu, dat het nodig was om te besparen en dat de geraamde besparing van 1,2 mld gulden per jaar is gerealiseerd. De SGP-fractie is nog steeds van mening, dat het bezuinigingsargument te zeer een doel in zichzelf is geweest dat tot onbillijkheden aanleiding heeft gegeven en heeft destijds dan ook tegen deze wet gestemd. Dat neemt niet weg, dat zij zich daarna natuurlijk ook medeverantwoordelijk heeft gevoeld voor de effecten van die wetgeving. Gelukkig is er ook voor deze evaluatie op onderdelen reparatiewetgeving gekomen die de inmiddels gebleken en breed erkende onbillijkheden voor een deel heeft weggenomen.
Na deze evaluatie is er de kans om te kijken wat de knelpunten zijn. De evaluatietermijn is destijds ook door een amendement van de Kamer teruggebracht van tien naar vijf jaar, zodat er eerder dan aanvankelijk was gedacht over kan worden gesproken. Op welke wijze blijft de staatssecretaris verder de effecten van de wet volgen, omdat er een lange overgangsperiode is en het op zichzelf wel nuttig is om ook op langere termijn oog te hebben voor de effecten van de wetgeving?
De inhoud en de uitvoering van de wet moeten worden onderscheiden, ook gezien de klachten die binnenkomen. Zijn dat klachten die juist te maken hebben met de inhoud, met de normstelling van de wet? Als wordt gezegd dat de wet per saldo voor een groot deel van de groepen mensen die het raakt goed werkt terwijl er individueel schrijnende situaties zijn, kan de SGP-fractie daar niet mee tevreden zijn. In de samenvatting staat, dat de uitvoering op allerlei punten grotendeels goed is gegaan maar dat er voor een beperkt deel toch nog wel problemen zijn. In het persbericht dat daarop volgt, staat in de kop dat de financiële gevolgen beperkt zijn, zodat ten onrechte het beeld wordt geschetst, dat er geen oog is voor de individuele schrijnende situaties waarom het bij een evaluatie toch juist moet gaan, namelijk om te bezien of er wat aan die knelpunten kan worden gedaan.
Die individueel schrijnende situaties zijn er wel degelijk. Met name de wat oudere personen zonder een betaalde baan en weinig arbeidsperspectief, die naast hun Anw-uitkering weinig of geen inkomsten hebben, hebben de nodige problemen. Wat is het perspectief voor die groep? Zijn er nog aanpassingen van de wet voor hen te verwachten? De financiële problemen zijn na het overlijden van de partner of ouder het grootst, ook voor degenen die geen Anw-recht hebben. De heer Van der Staaij wil zich graag aansluiten bij de suggestie van een gewenningsuitkering voor een periode van een jaar, hoewel de effecten daarvan wel bekend moeten zijn. Het is in ieder geval een zeer sympathiek idee en hij hoort graag nader van de staatssecretaris welke voor- en nadelen daaraan zullen zijn verbonden.
Over de onverzekerbare risico's is al veel gezegd. Er zijn vorig jaar twee moties ingediend die, gezien het standpunt van het kabinet, niet uitgevoerd lijken te worden. De implicaties van de onverzekerbaarheid op het individuele vlak lijken de SGP-fractie toch onderschat te worden. De tegenargumentatie van de regering is dan ook niet overtuigend. Het feit dat het om een heel kleine groep gaat, kan natuurlijk ook juist als een argument voor een oplossing in stelling worden gebracht, omdat daarmee de financiële gevolgen beperkt zullen zijn.
Wat betreft de stroomlijning met de ABW heeft de fractie van de SGP met instemming gelezen, dat de regering geen aanleiding ziet om de Anw te stroomlijnen op het punt van de reïntegratieverplichting. Wat haar betreft, komt dat moment er ook beslist niet. Het verlies van man of vrouw is al een van de pijnlijkste momenten in het leven. Een nabestaande met kinderen heeft niet alleen veel tijd nodig voor de verwerking van het verdriet maar staat ook helemaal alleen in de opvoeding van kinderen en mag dan ook geen arbeidsplicht opgelegd krijgen.
De gelijkstelling van gehuwden met ongehuwd samenlevenden was aanvankelijk geen doelstelling van deze wet, juist omdat een eerder wetsvoorstel door de Eerste Kamer werd verworpen. Bij amendement is deze gelijkstelling er echter later toch in opgenomen, overigens zonder steun van de SGP-fractie. Een van de bezwaren hield juist verband met de controle op het begrip «gezamenlijke huishouding» in verband met een grotere fraudegevoeligheid. Is in de praktijk gekeken naar de effecten van deze gelijkstelling? Het ontbreken van het criterium van de duurzaamheid in de gemeenschappelijke huishouding kan tot merkwaardige effecten aanleiding geven. Is daarnaar gekeken of wil de staatssecretaris daarnaar kijken, zo dat niet gebeurd is?
Uit de reactie van de SVB maakt de heer Van der Staaij op, dat er door de nadere regelgeving bovendien verschillen zijn in de regimes voor gehuwden en ongehuwden, waarbij het zelfs lijkt te zijn omgeslagen in een bevoordeling in bepaalde situaties van ongehuwd samenlevenden. Maar ook de verschillende rechtsregimes compliceren de uitvoeringspraktijk en roepen inhoudelijke vragen op. Het recht op een nabestaandenuitkering beëindigt wegens samenwonen, maar herleeft weer als de samenwoning binnen een halfjaar strandt, maar als het recht op een nabestaandenuitkering eindigt wegens het aangaan van een huwelijk kan de uitkering niet herleven. Is dat niet onrechtvaardig? Is het ook niet zeer complicerend voor de uitvoeringspraktijk, dat nu allerlei verschillende regels gelden voor de verschillende huishoudens?
De tevredenheid over de Anw is lager dan destijds over de AAW. Het niet-gebruik en het niet aanvragen zijn gestegen. Wat wordt gedaan aan de verbetering van bijvoorbeeld de voorlichting en de distributie van aanvraagformulieren via de gemeente? De suggestie van de SVB is interessant maar is het mogelijk om gebruik te maken van bijvoorbeeld de GBA-gegevens door de SVB om nabestaanden hierop te attenderen? De overgang van de AAW naar de Anw heeft geleid tot een complexere uitvoering, waardoor de Anw 32% duurder en kwetsbaarder is geworden. De SVB is mede daardoor in de afgelopen jaren niet in staat gebleken om de gestelde rechtmatigheidsnormen in de uitvoering te behalen. De constante stijging van de cijfers is zorgwekkend: in 1997 was het foutpercentage 0,35, in 1998 was dat 1,17 om in 1999 naar 1,62 te stijgen en in 2000 naar 2,65. Hieraan moet toch wel bijzondere aandacht worden besteed. De SVB zegt, dat dit wordt veroorzaakt door de wijze van totstandkoming van de wet en de discongruentie met andere wetgeving. Dat heeft niet bijgedragen aan een goede uitvoering. Wil de staatssecretaris aan die punten nog eens nauwlettend aandacht besteden? De heer Van der Staaij sluit zich kortheidshalve aan bij de opmerking over de vereenvoudiging van het loonbegrip en het afschaffen van de verplichte maandelijkse herberekening – een grotere periodiciteit – en de huishoudenregimes.
Voor de heer Van der Knaap (CDA) blijven er onbarmhartige en onrechtvaardige elementen in de Anw bestaan. Uit het onderzoek blijkt de problematiek van de onverzekerbare risico's op zichzelf mee te vallen, maar wel ondervindt een groep nabestaanden problemen. Om welke problemen gaat het dan en hoe worden die opgelost? De CDA-fractie krijgt hiervan graag een aantal voorbeelden. Uit signalen blijkt, dat voor de nieuwe weduwen met een WAO-uitkering een groter probleem ontstaat. Onderkent de staatssecretaris deze problemen en is hij voornemens daar wat aan te doen? Waarom is er bij de WAO wel sprake van een samenloop maar niet van dezelfde vrijlatingsregelingen als bij het loon?
Ook hoort hij problemen bij mensen met een WAJONG-uitkering om een passende Anw-verzekering te krijgen. Vaak lukt dit niet. Geldt dat ook niet voor mensen met een «vlekje» of WAO'ers? Is voor deze groep mensen niet een blijvende voorziening in de vorm van een waarborgfonds nodig of een verzekering met een acceptatieplicht? De CDA-fractie is van mening, dat er voor deze mensen een oplossing geboden moet worden. Hoe zijn de problemen verdeeld over mannen en vrouwen?
De SVB moet voor 15% van het aantal gerechtigden de hoogte van de Anw-uitkering via een berekening vaststellen. Daarmee worden nogal eens fouten gemaakt waardoor nabestaanden veel later met grote terugvorderingen te maken krijgen. Kan de regering in situaties waarin absoluut niet gesproken kan worden van kwade trouw bij de nabestaande de terugvordering niet kwijtschelden? Juist in de beginsituatie is er veel onzekerheid geweest, niet alleen bij de nabestaanden maar ook bij de SVB.
De financiële positie van nabestaanden is door de Anw duidelijk verslechterd. De keuzevrijheid van werken of niet werken is er veelal niet meer. Men is meer gaan werken; het moest wel. Dat geldt ook voor nabestaanden met kinderen. Immers, voor hen verlaagt de inkomenstoets de Anw-uitkering. De inkomenstoets demotiveert nabestaanden ook om te werken, juist ook bij middeninkomens. Bij een loonsverhoging of een eindejaarsuitkering vindt in bepaalde gevallen namelijk een volledige korting plaats. Ook zijn nabestaanden bang om bijvoorbeeld een familielid in huis te nemen ter verzorging bij ziekte omdat dan hun Anw-uitkering gevaar loopt. Kan de staatssecretaris daar nog eens naar kijken en daar in ieder geval een reactie op geven? Welke onbedoelde effecten zijn er? Via tijdig verzekeren of extra werken moet dit opgevangen worden. Dat lijkt te gaan lukken maar daarbij spelen twee punten een rol. Nu krijgen de nabestaanden van voor 1950 nog een Anw-uitkering. Die houdt straks op, want die groep wordt steeds kleiner en de oudere groep nabestaanden zonder recht op Anw zal groeien. In de toekomst zal daarom het aantal knelgevallen kunnen toenemen. De conjunctuur is de afgelopen jaren gunstig geweest. Daardoor was het gemakkelijker voor een nabestaande om eisen te stellen wat betreft de combinatie van arbeid en zorg. Het is nog maar de vraag of de Anw bij een lage conjunctuur niet tot meer problemen zal leiden, omdat die eisen niet zo gemakkelijk meer worden ingewilligd door de werkgever.
De voorlichting is van erg groot belang. Er moet de overheid heel veel aan gelegen zijn om te voorkomen, dat mensen wanneer zij nabestaande zijn geworden ineens voor verrassingen komen te staan. Weten werknemers bij het veranderen van baan voldoende wat dat betekent voor hun nabestaandenpensioen? Of kan het voorkomen, dat men er na een aantal jaren achterkomt dat men alsnog particulier moet verzekeren waarbij het de vraag is of het dan nog kan? Wat is de staatssecretaris voornemens om op dat punt te gaan doen? Ten slotte sluit de CDA-fractie zich aan bij de opmerkingen over de gewenningsuitkering.
De heer Harrewijn (GroenLinks) constateert, dat weinig wetten zo vaak in een gering aantal jaren zijn gewijzigd. Zijns inziens is dan ook zeer onderschat, dat in de overgang van de oude naar de nieuwe wet te veel mensen tussen de wal en het schip terecht zijn gekomen. De brieven spreken over schrijnende gevallen met een forse inkomensachteruitgang en onverzekerbare risico's.
Ook de GroenLinks-fractie heeft zich verbaasd over de toon van de brief; er zit een te groot gat tussen de brief van de staatssecretaris en de brieven van de mensen uit het land. Hoewel deze brieven met de nodige emotie zijn geschreven, is er gezien tegen de achtergrond van de toch nuchtere evaluatie wel reden om dit onderwerp minder te relativeren dan in de brief van de staatssecretaris is gebeurd. Een dergelijke relativering is ook aangebracht in de onverzekerbaarheid van risico's. Dat is deels terecht maar een en ander wordt toch moeilijk meetbaar als blijkt, dat vele mensen zich niet hebben gemeld om in aanmerking te komen voor een nabestaandenverzekering of niet geaccepteerd zijn. Ook de fractie van GroenLinks ziet daarom de motie-Bakker graag uitgevoerd. Weliswaar ziet zij ook het probleem van de staatssecretaris van een vangnetconstructie in verband met het freeridersgedrag, maar er zijn ook groepen waar dat calculerende gedrag niet voor geldt, bijvoorbeeld degenen die van baan veranderen en via de oude werkgever wel een nabestaandenverzekering hadden maar via de nieuwe niet. De staatssecretaris zou hierover spreken met het Verbond van Verzekeraars. Wat is daarvan de uitkomst? De fractie van GroenLinks zou een inventarisatie van de situaties op prijs stellen waarmee de mensen kunnen worden overvallen en waardoor zij niet meer verzekerd zijn. Daarna kan worden bezien hoe groot een eventuele vangnetregeling moet zijn.
Het tweede probleem is de ergernis dat met name de WAO-uitkering wordt verrekend en niet wordt gelijkgesteld met inkomen uit arbeid. Het karakter van de WAO is juist, dat de mensen niet kunnen werken om een inkomen te verkrijgen. Mede in het licht van de discussies over de uitkomsten van het rapport-Donner komt het de GroenLinks-fractie voor, dat deze groep mensen moet worden gelijkgesteld met werkenden.
De gewenningsuitkering komt regelrecht uit de evaluatie zelf. Na het overlijden van de partner is er tijd nodig om alle zaken op orde te krijgen. Dat is een heel goede reden om een bodem van gewenning te leggen, een publieke voorziening om de zaak inderdaad op orde te krijgen. De GroenLinks-fractie vindt dat een uitbreiding van de Anw. De heer Harrewijn sluit zich aan bij de opmerkingen over de mantelzorg: als mensen de zorg voor een ander op zich nemen, mogen zij daar niet financieel voor gestraft worden. Ten slotte vraagt hij of de nabestaanden niet automatisch via de GBA gewezen kunnen worden op hun rechten in verband met een Anw-uitkering. Wat betreft de uitvoering en de verrekening zou de regelgeving vereenvoudigd moeten worden en dient ook de SVB te worden gebonden aan termijnen in verband met de verrekening. Zou overigens de SVB niet over een contactkantoor in bijvoorbeeld Turkije en Marokko moeten kunnen beschikken in verband met de uitkering in het buitenland?
De heer Stellingwerf (ChristenUnie) heeft de Anw altijd als een slechte wet gezien, al was het alleen maar omdat het realiseren van besparingen het belangrijkste motief leek te zijn. Zijn fractie heeft zich destijds verzet tegen de aantasting van bestaande AWW-rechten, het belabberde overgangsregime, de onverzekerbaarheid van velen en de gelijkstelling van het huwelijk met samenwonen. Het is hem opgevallen dat de regering de evaluatie wel erg positief uitlegt. Zo constateert zij met voldoening, dat de wet doeltreffend is. In de optiek van de mensen die door deze wet zijn gedupeerd, is dat een nogal cynische constatering. Iets kan heel doeltreffend zijn maar ook heel verkeerd. De doeltreffendheid zou zich uiten in de realisering van de beoogde besparingen, zonder dat dit op grote schaal tot problemen bij nabestaanden heeft geleid. De besparingen zijn inderdaad ruimschoots gerealiseerd. In het regeerakkoord van 1994 werd een besparing van 815 mln gulden voorzien en het is uiteindelijk 1,2 mld gulden geworden. Wat belangrijker is, is dat geen recht wordt gedaan aan al die nabestaanden die wel in financiële problemen zijn gekomen. De regering kan niet zelfvoldaan achterover gaan zitten, zonder in alle redelijkheid iets voor die mensen te willen betekenen. Juist omdat het niet om een meerderheid van de nabestaanden gaat, zou gerepareerd kunnen worden zonder dat dit op principiële of financiële bezwaren zou hoeven te stuiten.
Van de voormalig AWW-gerechtigden ondervindt 3% financiële problemen door de invoering van de Anw, zo'n 3500 mensen in 2001. Bij de nabestaanden die direct onder het Anw-regime vielen, is het percentage met financiële problemen 7, zo'n 3500 personen in 2000. Met name de mensen met een WAO-uitkering blijken de dupe te zijn. Met het oog hierop is herhaaldelijk gepleit voor gelijkstelling van de vrijlating bij zowel inkomen uit arbeid als inkomen in verband met arbeid. De gevolgen van herstel voor die groep zullen redelijk beperkt zijn en het principiële bezwaar van cumulatie van uitkeringen is hier ook relatief. Het gaat met name om arbeidsongeschikten die moeilijk of niet aan het werk komen en dus niet voor de ruimere vrijlating van loon uit inkomen in aanmerking komen.
De fractie van de ChristenUnie sluit zich kortheidshalve aan bij de opmerkingen over de gewenningsuitkering, maar merkt ten aanzien van de genoemde 0,6% van het aantal mensen dat volgens de gegevens onverzekerbaar is op, dat deze uitkomst alleen is gebaseerd op het aantal mensen dat geprobeerd heeft zich te verzekeren. Hoeveel mensen hebben dat echter nog nooit geprobeerd? Hij heeft begrepen, dat het hier om 80% gaat. Klopt dat percentage? Wordt hier niet een veel te positief beeld geschetst? Hoeveel mensen zijn eigenlijk naar schatting verzekerd? Heeft de regering daar wel zicht op?
Een apart probleem vormen de werknemers met gezondheidsproblemen die bij hun huidige werkgever in een collectieve verzekering zijn meeverzekerd maar bij het overstappen naar een nieuwe werkgever plotseling onverzekerd blijken te zijn. Dat probleem wordt ten onrechte niet belicht. Hetzelfde geldt voor de jonggehandicapten met een WAJONG-uitkering, die zich over het algemeen niet kunnen verzekeren.
Een opvallend en recent knelpunt betreft de terugvordering van te veel betaalde uitkering, waarmee vele nabestaanden worden geconfronteerd. Als dat in de duizenden guldens loopt, is dat normaal gesproken niet op te brengen. De fractie van de ChristenUnie vindt het moeilijk te verdedigen, dat over een flink aantal jaren kan worden teruggevorderd bij mensen die het geld eenvoudigweg niet hebben. Kennelijk zien ook sommige regiokantoren de onredelijkheid daarvan in en gaan niet over tot vordering, zo heeft hij tenminste uit enkele brieven begrepen. Wat verzet zich ertegen om het aantal jaren waarover kan worden teruggevorderd te beperken tot bijvoorbeeld twee? Wil de staatssecretaris nadrukkelijk op alle suggesties hierover ingaan? Verdient het overigens wat betreft het partnerbegrip geen aanbeveling om serieus na te denken over een aanpassing van het begrip «partner» in de wet?
In de eindconclusie roept het kabinet de vraag op in hoeverre er aanleiding is, de Anw verder te stroomlijnen met de ABW. Met deze vraag wordt de indruk gewekt, dat de Anw in de toekomst wellicht ook kan worden omgevormd van een volksverzekering tot een voorziening. Sluit de staatssecretaris dat uit of niet? Gelukkig ziet de regering ervan af, over te gaan tot een reïntegratieverplichting voor Anw-gerechtigden. De argumentatie spreekt de fractie van de ChristenUnie aan: de ouder moet er zijn voor het gezin. Zij zou het echter uitstekend vinden als dezelfde redenering ook voor alleenstaande ouders met minderjarige kinderen werd gehanteerd. Ook die kinderen, waarvan in verreweg de meeste gevallen de ouders zijn gescheiden, verdienen een ouder die er voor hen is. Ten slotte merkt de heer Stellingwerf op, dat de regering schrijft dat er op dit moment geen behoefte bestaat aan stroomlijning van de Anw met de Abw. Dat is een verkeerd signaal. Het begrip «op dit moment» suggereert namelijk, dat er op termijn wat anders gebeurt. Dergelijke onduidelijkheden mogen niet blijven leven, omdat zij weer onzekerheid voor een groep opleveren.
De staatssecretaris stelt allereerst, dat deze evaluatie duidelijkheid heeft geschapen over wat er met deze wet is gebeurd. Het is een van de meest ingrijpende wetsvoorstellen geweest en dat feit mag zeker niet gebagatelliseerd worden. Als op een regeling van enkele miljarden 1,2 mld gulden wordt bezuinigd, betekent dat een forse ingreep en dat vele mensen de effecten daarvan hebben ondervonden, is eveneens volstrekt duidelijk. Het is bovendien een uitermate gevoelig onderwerp, zowel voor de mensen die het aangaat als in politiek opzicht. Dat is ook een van de redenen geweest om in zeer korte tijd deze wet tot drie keer toe ingrijpend te veranderen. Tegelijkertijd is niet vol te houden, dat zeer grote groepen in moeilijkheden zijn geraakt. Dat is ook de reden geweest waarom deze evaluatie zeer zorgvuldig is gedaan. Anders dan gebruikelijk heeft de begeleidingscommissie in volstrekte onafhankelijkheid geopereerd. Prof. Van Muiswinkel, kroonlid van de SER, heeft de commissie voorgezeten. Zeker gezien de verschillende politieke voorkeuren wordt steeds met andere ogen naar deze evaluatie gekeken. Toch is het kabinet van mening, dat deze evaluatie duidelijk heeft gemaakt, dat moeilijk is vol te houden dat zeer grote groepen mensen in ernstige financiële problemen terecht zijn gekomen. Zeker uit het perspectief van de regeringsfracties zou dit vreemd zijn geweest, want vooraf was redelijk te voorspellen wat er zou gebeuren en als zij deze wet aanvaardbaar hebben gevonden, hebben zij ook geen onaanvaardbare resultaten mogen verwachten. Als men van mening is, dat grote groepen mensen voor onaanvaardbare financiële consequenties zijn komen te staan, moet men een voorstel indienen en geld vrijmaken om deze Anw aan te passen.
De heer Stellingwerf heeft gezegd dat deze wet 400 mln gulden meer heeft opgebracht dan de bedoeling was, maar deze 400 mln gulden waren in de meerjarenramingen al voorzien. Samen met de beoogde 800 mln gulden levert een en ander 1,2 mld gulden op.
Van verschillende kanten is gewezen op de noodzaak van verbetering van de informatieverstrekking en de samenwerking tussen de VNG en de SVB. Zijns inziens moet dat inderdaad goed worden geregeld. De gemeenten moeten zo mogelijk automatisch wijzen op de regelingen als men nabestaande is geworden. Hij zal bevorderen, dat die samenwerking beter wordt geregeld.
In het najaar wil het kabinet een algemene voorlichtingscampagne houden. Dat is geen mosterd na de maaltijd, want het gaat om een voortdurende ontwikkeling. Het is dan ook nodig om met een massale campagne via Postbus 51 de problematiek onder ogen van de mensen te brengen. Een aantal mensen lijkt namelijk niet stil te staan bij de mogelijkheid dat zoiets kan gebeuren en daarnaast moet permanent informatie worden verstrekt door de SVB, in samenwerking met de gemeenten.
Over de onverzekerbaarheid is al meermalen gesproken en diverse moties zijn daarover ingediend. De antwoorden van de regering hebben de Kamer nog steeds niet tevredengesteld. De evaluatie is, wat dit onderdeel betreft, gebaseerd op interviews en een zeer gering percentage heeft bevestigend geantwoord op de vraag of er problemen zijn. Er is niet geverifieerd of dat werkelijk het geval is. Natuurlijk is er bij elke verzekering sprake van het probleem van onverzekerbaarheid. Hij begrijpt echter, dat de Kamer dit als een groot probleem ervaart.
Het Verbond van Verzekeraars studeert op een oplossing voor de problemen die kunnen ontstaan bij wisseling van werkgever. In dit verband speelt het probleem van antiselectie, maar hij hoopt dat hiervoor een oplossing zal worden gevonden en zal wat dit betreft de vinger nauwgezet aan de pols houden. De heer Bakker heeft over onvoorzienbare omstandigheden gesproken. Daar is nu juist de wet voor ontworpen. De heer Harrewijn heeft om een nader inzicht gevraagd in situaties waarin onverzekerbaarheid kan ontstaan. Hij wil deze kwestie nazien maar hij blijft het fundamentele probleem van het zogenaamde freeridersgedrag houden. Als er eenmaal zo'n regeling is, zouden er mensen kunnen zijn die uit achteloosheid of calculatie niet tijdig een private verzekering hebben afgesloten en pas op het moment, dat zij in een onverzekerbare situatie geraken en er dus behoefte aan hebben, van deze vangnetregeling gebruik willen maken. Op de opmerking van de heer Van der Knaap dat dit een kwestie van definitie is, wil de staatssecretaris een verband leggen met de vraag van de heer Harrewijn en stelt hij, dat dit het weke punt is in de redenering. Hij wil geen hoop wekken op een oplossing, omdat hij daarmee echt problemen blijft zien. Degenen die voor deze wet hebben gestemd, hebben gestemd voor het pakket dat de overheid moet garanderen. Daarbij is niet gezegd, dat dit moet inhouden dat iedereen die niet onder de criteria van de Anw valt zich particulier moet verzekeren. Op de opmerkingen van de heren Bakker en Stellingwerf, dat de coalitiepartners al drie jaar uitspreken dat hier een fundamenteel probleem ligt en dat de redenering van de staatssecretaris er te veel op neerkomt dat de goeden onder de kwaden moeten lijden, antwoordt de staatssecretaris dat er nooit regelingen moeten worden verzonnen, waarvan het misbruik al vaststaat. De Kamer heeft de vrijheid om initiatieven op dit punt te nemen. Zij kan hem echter geen onduidelijkheid op dit punt verwijten, want tot twee keer toe heeft hij in reactie op moties aangegeven dit niet te kunnen regelen. Hij zegt de Kamer toe rond januari de casusposities van onverzekerbaarheid in beeld te zullen brengen. Dan kan wellicht de link worden gelegd naar een oplossing, maar hij voegt er direct aan toe het zeer onwaarschijnlijk te achten dat die oplossing ook inderdaad wordt gevonden.
Wat betreft de gewenningsuitkering heeft hij er goede nota van genomen dat de Kamer ervoor pleit, dat de nabestaande zich moet kunnen inrichten op de nieuwe situatie. Wel dient men zich eveneens te realiseren, dat er in de Anw heel bewust voor is gekozen om de gewenningsuitkering af te schaffen en dat dit bepaalde consequenties zou hebben. Het kabinet is op grond van de evaluatie van mening, dat er geen problemen zijn gerezen die een herintroductie nodig maken. De staatssecretaris is echter bereid te kijken naar de financiële consequenties van een en ander. Tentatieve berekeningen leren, dat het bij een uitkering van een jaar tot 200 à 300 mln gulden per jaar leidt en structureel tot 600 mln gulden per jaar. Een oplossing zou zijn om de sociale partners langer loon te laten doorbetalen, hoewel de staatssecretaris daar weinig voor voelt. De vakbond is een zeer geharnaste tegenstander van deze wet geweest en het zou van brutaliteit getuigen haar te vragen om dit vuiltje op te lossen. De staatssecretaris zal de diverse mogelijkheden op een rij zetten, hoewel hij bij de algemene beschouwingen geen moties daarover heeft gekregen. Aangezien partijen bij de financiële beschouwingen wellicht nog aanleiding tot actie zien, zullen de berekeningen de Kamer voor die tijd bereiken.
Anw'ers worden zes jaar voordat hun uitkering ingevolge de Anw afloopt– als het jongste kind 18 jaar wordt – door de SVB geattendeerd op de hulp die Arbeidsvoorziening en straks de gemeente bij integratie kan bieden. Vanaf 1 januari 2002 is daarvoor een apart budget beschikbaar. De Anw'ers vallen onder de Koa-regeling, de Kinderopvang alleenstaande ouders. Alle Anw'ers in die situatie zullen in het vervolg deze brief krijgen, omdat uit de evaluatie is gebleken dat zij niet allemaal een dergelijke brief van de SVB hebben gekregen.
De staatssecretaris zal de Kamer een afzonderlijke reactie sturen op de brief van de SVB over de uitvoering van de Anw. Als echter niet meer maandelijks wordt bekeken in hoeverre de verdiensten moeten worden verrekend, kan de terugvorderingsproblematiek navenant toenemen, zoals bij andere verzekeringen ook al is gebleken. De principiële lijn in dezen is, dat de cliënt mag profiteren noch schade mag lijden van fouten van de SVB. Het verkorten van de terugvorderingstermijnen zal de problemen niet oplossen maar de staatssecretaris is bereid te kijken naar praktische suggesties. Een oplossing in de richting van de SVB mag er echter niet toe leiden dat er een grotere terugvorderingsproblematiek ontstaat. Op de vraag van de heer De Wit of de SVB ook aan een termijn kan worden gebonden, zal hij eveneens terugkomen.
Aan de groeiende onrechtmatigheid met betrekking tot de uitvoering van de Anw wordt ruim aandacht besteed door de toezichthouder. Het is op zichzelf logisch, dat hierin meer fouten worden gemaakt dan in de uitvoering van de kinderbijslag of de Aow, maar een en ander is extra gecompliceerd geworden door allerlei verzachtingsmaatregelen. Deze stijgende trend zal echter hoe dan ook moeten worden omgezet in een dalende.
Het probleem van de halfwezen bij ongehuwde ouders is bij amendement opgelost. Er is doelbewust gekozen om geen halfwezenuitkering per kind te verstrekken, omdat de totale uitkering daarmee al snel boven het minimumloon komt te liggen. Hem is verzekerd, dat deze problemen ook zijn opgelost voor de halfwezen die halfwees zijn geworden voor de invoering van deze wet. Mocht het anders liggen, dan zal hij de Kamer daarover berichten.
Over de uitkering van de Anw in het buitenland worden in het kader van de BEU-verdragen specifieke afspraken gemaakt. Hij zal contact opnemen met de SVB om te bezien of zich grote problemen voordoen. Het kabinet heeft een principiële beslissing genomen door de WAO in mindering te brengen op de Anw. Het arbeidsongeschikt zijn is een criterium voor het verkrijgen van een uitkering ingevolge de Anw, maar het kabinet achtte een cumulatie van uitkeringen onwenselijk. Een en ander is indringend aan de orde gesteld in de notitie Samenloop van uitkeringen van juli 1999. Desgevraagd merkt de staatssecretaris op, dat de discussies over het rapport-Donner niets afdoen aan deze discussie, die al eerder is gevoerd en waarin een principiële stellingname is betrokken, want ook dan blijft het probleem van cumulatie van uitkeringen nog bestaan. Op de vraag van de heer Stellingwerf wat het principiële verschil is tussen een WAO-uitkering met een gedeeltelijke Anw-uitkering en een Anw-uitkering met een gedeeltelijk inkomen, antwoordt de staatssecretaris dat in de ene situatie zelf wordt verdiend en in de andere situatie een uitkering van de overheid wordt ontvangen. Het kabinet vindt een gelijkstelling onwenselijk. Wat betreft de problematiek van de gezamenlijke huishouding, merkt hij nogmaals op, dat er sprake is van een gezamenlijke huishouding als men onder één dak woont en financieel verstrengeld is. De duurzaamheid en de aard van de relatie vormen op zichzelf geen criterium. Deze definitie geldt voor het gehele terrein van de sociale zekerheid.
Ten slotte zegt de staatssecretaris toe, schriftelijk te zullen ingaan op de opmerkingen van de SVB over de verschillende rechtsregimes voor samenwonenden en gehuwden.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Van Lente (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Van der Knaap (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA) en Bolhuis (PvdA).
Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Dankers (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Van Splunter (VVD), Van der Hoek (PvdA) en Hamer (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-XV-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.