28 000 XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2002

nr. 68
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2002

In mijn brief van 25 februari 2000 (Kamerstuk 26 800 XII, nr. 56) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de overdracht van natte waterstaatswerken en de voortgang van het proces van decentralisatie in het kader van Brokx-nat.

In bijlage 3 bij deze brief – het overzicht van objecten die op dat moment onderwerp waren van lopend overleg – staat de Overijsselse Vecht onder punt 9 vermeld.

Recente ontwikkelingen hebben mij doen besluiten om de Vecht voorlopig niet over te dragen. Ter toelichting bij dit besluit het volgende.

In het kader van Brokx-nat is in principe besloten om het beheer van de Vecht te decentraliseren. Om deze overdracht te kunnen effectueren dient een daarop afgestemde bestuurlijk organisatorische basis in de regio aanwezig te zijn. Het is de taak van de betrokken provincies om daar voor te zorgen; dat wil zeggen het aanpassen van de waterschapsorganisatie in de regio en de waterschapsreglementen daarmee in overeenstemming brengen. Het daartoe strekkend statenbesluit behoeft ministeriele goedkeuring.

Nadat Provinciale Staten van Overijssel zich eerder voorstander betoonden van ongedeeld beheer en toewijzing van het beheer aan het Waterschap Velt en Vecht hebben de Staten van Overijssel samen met de Staten van Drenthe en Gelderland in december 2001 uiteindelijk besloten tot een gedeeld beheer van de Overijsselse Vecht. Daarbij is het bovenstroomse deel van de Vecht toebedeeld aan het Waterschap Velt en Vecht en het benedenstroomse deel aan het Waterschap Groot Salland.

Ik heb geconstateerd dat over dit besluit zeer verschillend wordt gedacht, zowel door de betrokken waterschappen als door andere belanghebbenden in de regio. Dit wordt onder meer geïllustreerd door de bedenkingen die door de waterschappen zijn ingebracht tegen het Ontwerp-Statenbesluit.

Uit het bestuurlijk overleg dat ik terzake gevoerd heb met provincies en waterschappen, is mij gebleken dat er ook geen uitzicht bestaat op een beheersmodel voor de Overijsselse vecht dat op de steun kan rekenen van alle betrokken partijen.

Ik heb daaruit de conclusie getrokken dat het voor een eenduidig beheer van de Vecht noodzakelijk bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak op dit moment ontbreekt. Daarom heb ik besloten aan het betreffende Statenbesluit goedkeuring te onthouden.

Eén en ander heeft tot gevolg dat ik onder deze omstandigheden vooralsnog geen aanleiding zie om de overdracht van de Overijsselse Vecht aan de regio te bevorderen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven