Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XI nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-XI nr. 15 |
Vastgesteld 31 oktober 2001
De vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 9 oktober 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– de algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit beheer sociale huursector en het Besluit Centraal fonds voor de volkshuisvesting (28 000-XI, nr. 5);
– Wonen en zorg op maat (26 631, nr. 12);
– de brief van 19 september 2001 over wonen en zorg op maat: financiering van de zorginfrastructuur (VROM-2001-936);
– de brieven van 21 september en 28 september 2001 over antwoorden van de vragenlijst over de AMvB tot wijziging van het Besluit beheer sociale huursector (BBSH) en het Besluit Centraal fonds voor de volkshuisvesting (28 000-XI, nr. 5).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Kortram (PvdA) stelt dat haar fractie er een voorstander van is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Daartoe dienen zorg en welzijn aan huis te worden gebracht, maar zonder gedwongen winkelnering. Zij is erkentelijk voor de waardevolle initiatieven van beide staatssecretarissen, maar zij vindt dat er toch nog onvoldoende waarborgen zijn voor het aanbod van woningen en zorg. Bovendien heeft haar fractie zorgen over een grijze tweedeling.
De bouw van woonzorgeenheden is sinds 1998 meer dan 50% afgenomen. Er zijn ook voortdurend signalen dat het gemeentelijk beleid ontoereikend is en uit een rapport van het Sociaal en cultureel planbureau blijkt dat er veel te weinig seniorenwoningen zijn. Staatssecretaris Remkes zegt nog steeds dat het allemaal wel goed loopt; waarop baseert hij dit? De Kamer beschikt nog steeds niet over landelijke cijfers om de voortgang bij woningaanpassingen voor ouderen te kunnen volgen. Mevrouw Kortram vraagt de staatssecretaris, het aantal van 450 000 voor ouderen geschikte woningen uit 1998 als nulmeting te beschouwen en de Kamer nog dit jaar te rapporteren over de vorderingen op dit punt in de afgelopen drie jaar.
Bij het zesde prestatieveld Wonen en zorg ontbreekt de factor welzijn, terwijl een zinvolle dagbesteding voor ouderen toch ook belangrijk is. De fractie van de PvdA vindt het dan ook noodzakelijk, dit prestatieveld Wonen, zorg en welzijn te noemen.
Verder vindt mevrouw Kortram dat gemeenten een heldere regierol moeten krijgen en dat corporaties niet alleen als intermediair moeten optreden, maar ook een coördinerende rol moeten kunnen vervullen voor de integratie van wonen, zorg en welzijn. Zij geeft met een triest voorbeeld aan, welke problemen op die manier voorkomen zouden kunnen worden.
De fractie van de PvdA gaat ervan uit dat corporaties verantwoordelijk zijn voor een voldoende ruim en transparant aanbod van servicepakketten en woonzorgarrangementen en zij wil deze taak dan ook opgenomen zien in het BBSH. Bovendien zouden corporaties ook zelf zorg moeten kunnen aanbieden, maar het is vooral belangrijk dat de regelgeving geen belemmeringen opwerpt voor het op verschillende wijzen vormgeven, al naar gelang de lokale omstandigheden en met strikte kwaliteitseisen, aan vrijwillige samenwerking met instellingen op het gebied van zorg en welzijn met een joint venture of een fusie, maar zonder gedwongen winkelnering.
Uit de beantwoording van schriftelijke vragen van de fractie van de PvdA blijkt dat de staatssecretaris van VROM een aantal kwesties in de Woonwet wil regelen, zoals de precisering van de bezoldiging van directeuren, bestuurders en commissarissen van toegelaten instellingen. Zij vindt het vreemd dat de staatssecretaris zo lang wacht met aanpassing hiertoe van het BBSH en het Besluit Centraal fonds voor de volkshuisvesting, want er is wel al een wetsvoorstel ingediend inzake de openbaarmaking van de bezoldiging en het aandelenbezit van bestuurders en commissarissen van commerciële bedrijven. De staatssecretaris en het Centraal fonds blijken niet bekend te zijn met de uitgaven van de toegelaten instellingen voor hun topmanagement, terwijl onderzoek van de Woonbond heeft uitgewezen dat de personeelskosten van deze instellingen met 10% zijn gestegen. De PvdA-fractie is van mening dat de salariëring van het topmanagement sober en doelmatig dient te zijn en dat ze vanaf 1 januari 2002 openbaar dient te zijn. Zo nodig zal zij hiertoe een motie indienen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) zegt dat haar fractie een groot voorstander is van het gescheiden behandelen van wonen en zorg. Ouderen blijven het liefst zo lang mogelijk zelfstandig in hun vertrouwde omgeving wonen; daartoe moet het sociale netwerk en de hulpverlening goed op orde worden gebracht, waarbij het welzijnsaspect van groot belang is. Zij sluit zich dan ook aan bij de uitspraak van mevrouw Kortram over het zesde prestatieveld.
Keuzevrijheid komt nu centraal te staan in het volkshuisvestingsbeleid. Mevrouw Van Gent vindt dit zeer goed, maar dan dienen wonen en zorg wel ontkoppeld te worden en mag de vrijheid van de een niet ten koste gaan van de mogelijkheden voor de ander, zoals nu nog steeds gebeurt. Er is bijvoorbeeld met de woonzorgstimuleringsregeling een goede stap gezet, maar zij acht dit bijlange na niet voldoende. Goed en betaalbaar wonen voor iedereen moet de uiteindelijke doelstelling zijn. Gemeenten en corporaties moeten hun huisvestingsplannen kunnen formuleren op basis van een woningbehoefteonderzoek in elke stadsregio, zeker als het gaat om bijzondere woonvormen voor bepaalde doelgroepen. In Dordrecht en Groningen zijn al voorbeelden te vinden van gezamenlijke woonvormen waarbij de benodigde zorg toch individueel bepaald wordt. Daarnaast geeft mevrouw Van Gent aan de hand van een project in Leeuwarden aan, welke problemen er bij dergelijke projecten met de regelgeving voor onder andere huursubsidie kunnen optreden.
Verder maakt zij zich zorgen over de betaalbaarheid van speciale woonvormen voor mensen met een inkomen rondom het minimum, omdat de aanvangshuren in het algemeen vrij hoog zijn. Daarnaast vraagt zij zich af of er met de huidige voorstellen wel een absolute scheiding van wonen en zorg bereikt wordt. Kan er eens goed geïnventariseerd worden of er nog onredelijke bedingen zoals verplichte servicepakketten en dergelijke zijn?
Mevrouw Van Gent toont zich een groot voorstander van een vraaggestuurd aanbod van woningen, woondiensten en zorgvoorzieningen, uitmondend in een initiatiefrecht voor bewoners als het gaat om de woning, maar ook ten aanzien van inhoud, omvang en kosten van het servicepakket. Zijn de bewindslieden het hiermee eens en willen zij de totstandkoming van zo'n initiatiefrecht stimuleren? Uitgebreid onderzoek wijst uit dat huurdersorganisaties bij ouderenhuisvesting vrijwel unaniem ontevreden zijn over hun omgang met de verhuurder, maar ook grote problemen hebben met de zorgaanbieder. Zij pleit ook voor een flexibele aanpak van de problemen met contingenten en het betrekken van woonvormen voor bijzondere doelgroepen bij de opzet van nieuwe wijken. Tevens vraagt zij aandacht voor het probleem van mensen die een eigen woning willen laten aanpassen omdat zij ouder worden, een probleem dat zich vooral op het platteland voordoet.
Ten slotte geeft mevrouw Van Gent aan dat zij het volledig met mevrouw Kortram eens is dat directeuren en bestuurders van toegelaten instellingen te veel verdienen en dat er meer inzicht in hun salarissen moet komen.
De heer Poppe (SP) geeft aan dat ook zijn fractie van mening is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen. Uit een enquête van de ANBO blijkt dat zulke ouderen hulp in de huishouding, dagelijkse verpleging en nachtverzorging het belangrijkste vinden. Daarna volgen maaltijdservice, klussendienst en vervoersvoorzieningen. De uitslag van deze enquête onderstreept de kritiek van een aantal organisaties op de brief over wonen en zorg. Het is de bedoeling om nu een aantal schotten tussen deze twee te verwijderen, maar zullen daardoor niet juist een aantal belangen door elkaar heen gaan lopen?
Het is voor de heer Poppe de vraag of nu juist de corporaties het eerst aangewezen zijn om een aanzet te geven voor woonzorgarrangementen, want die zijn door de verzelfstandiging in de jaren negentig steeds meer commercieel werkende instellingen geworden. Is het risico niet groot dat zij zich vooral zullen richten op ouderen met een wat hoger inkomen, net als projectontwikkelaars? En dreigt niet hetzelfde gevaar voor zorginstellingen? Blijft voor dergelijke woonzorgvormen de prestatienorm in het kader van de huursubsidie gelden, dus aftopping boven een bepaalde huur, wat nog meer tweedeling teweeg zou kunnen brengen? Kan de staatssecretaris van VROM verder nog aangeven of het gunstig zou zijn om bij woningen van zorginstellingen die beheerd worden door corporaties, de onrendabele top van de bouwkosten eraf te halen of dat het beter zou zijn, de huidige geldstroom van de zorginstellingen intact te laten?
Corporaties richten zich bijna onder druk van de staatssecretaris van VROM vooral op de kwaliteit van de woningbouw, wat in de praktijk tot duurdere woningen leidt. De heer Poppe pleit voor betaalbare kwaliteit, vooral als het om ouderenwoningen gaat.
De verantwoordelijkheid voor de zorg berust bij de zorgkantoren en dus uiteindelijk bij de regering. Voor de welzijnsaspecten is daarentegen de gemeente verantwoordelijk. Zou dit niet moeten leiden tot integrale wetgeving voor zorg thuis, waarin zowel de AWBZ-zorg als de welzijns- en WVG-voorzieningen zijn opgenomen? Uit de genoemde enquête blijkt dat er grote behoefte is aan verbetering op dit vlak. De fractie van de SP vindt wel dat zorg- en welzijnsvoorzieningen een publieke taak moeten blijven en dat ze dus niet kunnen worden overgelaten aan corporaties, omdat die vercommercialiseerd zijn. Ook ouderenhuisvesting ziet zij als een publieke taak en zij zet dan ook grote vraagtekens bij een eventuele bruteringsoperatie in de zorgsector. Zullen bij zo'n operatie de huisvestingsaspecten geheel aan de corporaties worden overgelaten, terwijl zij er tot nog toe absoluut niet in geslaagd zijn, voor voldoende ouderenhuisvesting te zorgen?
De heer Poppe vraagt ook nog aandacht voor de steeds groter worden groep van ouderen bij de mensen aan de onderkant van de samenleving. Wat kan de regering op korte termijn voor deze groep doen?
Ten slotte maakt hij duidelijk dat hij bepaald niet gelukkig is met de reactie op zijn schriftelijke vragen over de salariëring van directeuren en bestuurders van toegelaten instellingen. Er zijn wel voorbeeldregels van Aedes, maar die zijn niet verplicht. Formeel is het de bevoegdheid van de raad van commissarissen om toe te zien op de salariëring, maar gaat het dan niet vaak om twee handen op één buik? De heer Poppe sluit zich aan bij de vragen van mevrouw Kortram op dit punt. Hij vreest dat het aanvaarden van een zorgtaak door corporaties de topsalarissen nog verder zal opdrijven. De staatssecretaris wijst directeuren en bestuurders wel op hun verantwoordelijkheid, maar daar blijft het bij.
Mevrouw Van 't Riet (D66) is blij met het beleid van beide staatssecretarissen om wonen en zorg te ontkoppelen, omdat daarmee de financiering helder wordt, maar zij legt er de nadruk op dat deze beleidsterreinen goed op elkaar moeten worden afgestemd. Zij stemt ermee in dat het niet de bedoeling is dat de corporaties zorgarrangementen gaan aanbieden, maar dat ze wel een bemiddelende rol kunnen spelen.
Verder is zij in het belang van de helderheid een voorstander van brutering in de zorgsector. Zijn de berichten juist dat het ministerie van VWS hier haast mee maakt? En hoe zal dit verder gaan? In tegenstelling tot de heer Poppe is zij niet bevreesd voor een te sterke marktwerking bij de verzelfstandiging van corporaties, want ze werken met maatschappelijk kapitaal en ze behouden hun maatschappelijke taak. Daarvoor zijn in de nota Wonen ook grenzen aangegeven. In dit verband vind zij het goed dat het zesde prestatieveld wonen en zorg is opgenomen in het BBSH.
Mevrouw Van 't Riet is het met mevrouw Kortram eens dat de welzijnscomponent belangrijk is, maar zij ziet deze niet als een integraal onderdeel van wonen en zorg; de cliënt dient zelf naar behoefte een keuze te kunnen maken uit een goed en helder aanbod. In dit verband vraagt zij nog aandacht voor het belang van een goede vertegenwoordiging van consumenten in dit geheel.
Aedes en Arcares zijn tot een goede samenwerking gekomen, maar er zijn nog wel knelpunten. Zij vinden het overigens jammer dat de woonzorgstimuleringsregeling van 30 mln gulden per jaar in 2002 afloopt. Hoe kan het wegvallen van deze regeling na dat jaar ondervangen worden? Mevrouw Van 't Riet noemt Project!puls een prima initiatief, al vindt zij het belangrijker om bestaande woningen aan te passen dan aparte zorgwoningen te bouwen, omdat ouderen het liefst in hun eigen woonomgeving blijven.
Zij steunt de opzet van een kenniscentrum en in aansluiting op opmerkingen van mevrouw Van Gent vraagt ook zij aandacht voor de problemen met contingenten en die op het gebied van de ruimtelijke ordening. In haar ogen zijn vooral de gemeenten verantwoordelijk voor goede volkshuisvestingsplannen, een toereikend zorgpakket en een behoorlijk welzijnspakket. Wellicht kan een en ander vorm krijgen in de ontwikkelingsprogramma's van het ISV.
Ten slotte vraagt mevrouw Van 't Riet naar de uitvoering van de motie die zij samen met de heer Hofstra bij de behandeling van de nota Mensen, wensen, wonen heeft ingediend.
De heer Biesheuvel (CDA) vraagt zich af in hoeverre er net als bij het prestatieveld leefbaarheid bij het zesde prestatieveld een afbakeningsprobleem tussen gemeenten en corporaties zal optreden. Hij wil in ieder geval afwenteling van verantwoordelijkheden voorkomen.
De brief over modernisering van de AWBZ is zeer optimistisch van toon, maar er lijken toch nog wel problemen te zijn, vooral met het welzijnsaspect. Verder zijn Aedes en Arcares enthousiast aan een gezamenlijk project begonnen, maar zij noemen in een brief toch nog een zestal knelpunten.
Klopt het dat pas op 15 oktober gepubliceerd zal worden dat woonzorginstellingen vóór 1 november plannen moeten indienen om nog gebruik te kunnen maken van de twee keer 30 mln gulden voor 2001 en 2002 in het kader van de woonzorgstimuleringsregeling? Door de motie-Dankers wordt er nu ook voor de zorgsector een bruteringsoperatie in gang gezet, waardoor de zorginstellingen en de corporaties elkaar makkelijker kunnen vinden, maar het aflopen van deze stimuleringsregeling levert weer wat problemen op met de onrendabele top. Zou het ISV hierbij geen uitkomst kunnen bieden?
De heer Biesheuvel deelt de zienswijze van mevrouw Van Gent dat het bij scheiding van wonen en zorg vooral gaat om duidelijkheid omtrent de financiële stromen. Verder is hij er geen voorstander van, de woningcorporaties bij woonzorgvoorzieningen als enige de regie in handen te geven. Hij vindt het belangrijker om de beletselen weg te nemen om gemeenten, corporaties en zorginstellingen te laten samenwerken om wonen, zorg en welzijn goed op elkaar af te stemmen.
Ook de heer Biesheuvel is een voorstander van openbaarmaking van de bezoldiging van het topmanagement van toegelaten instellingen, maar het is voor hem nog een punt van discussie of dit voor deze sector specifiek zou moeten worden afgedwongen. Hij vindt wel dat deze instellingen op de arbeidsmarkt moeten kunnen concurreren om de juiste mensen aan te kunnen trekken, nu zij een extra verantwoordelijkheid krijgen.
De heer Hofstra (VVD) wil niet aandringen op wijziging van het Besluit Centraal fonds voor de volkshuisvesting, maar hij vraagt zich nog wel af waar het primaat van de politiek is gebleven, aangezien de politiek verantwoordelijke adviseert over projectsteun, terwijl een zelfstandig bestuursorgaan als het Centraal fonds de besluiten neemt.
Ook de VVD-fractie hecht aan transparantie van de topsalarissen bij de toegelaten instellingen. Geldt de voorgestelde wijziging van het Burgerlijk Wetboek om in jaarverslagen duidelijkheid te verschaffen over de salarissen niet ook voor deze instellingen? Zij heeft in ieder geval geen behoefte aan normen voor de hoogte van deze salarissen.
Verder is de heer Hofstra een voorstander van het zesde prestatieveld, maar hij wil bij wonen en zorg wel de primaire verantwoordelijkheden gescheiden houden.
Hij vindt dat er tegemoet moet worden gekomen aan de wens van steeds meer ouderen en gehandicapten om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en daarbij zelf keuzes te kunnen maken voor wonen en zorg. Door de dubbele vergrijzing is er sprake van een groeimarkt.
Wat de financiering betreft, bij de AWBZ gaat het om bijzondere ziektekosten, dus de component wonen zou hieruit verwijderd moeten worden. Hoe groot is deze overigens? Verder kan er gebruik gemaakt worden van de Wet voorzieningen gehandicapten en de huursubsidieregelingen, maar zijn deze wel altijd toepasbaar, vooral als het gaat om gemeenschappelijke voorzieningen? De heer Hofstra constateert dat de al door mevrouw Van 't Riet genoemde motie op dit punt niet wordt uitgevoerd. Hij pleit ervoor, deze alsnog uit te voeren, liefst voor de grote stelselherziening.
De heer Hofstra is blij met het extra geld voor woonzorgstimulering in 2001 en 2002, maar hij wil nog wel weten wat er precies met dit geld zal worden gedaan en of het gelet op het groeimarktkarakter wel voldoende is. Verder vraagt ook hij aandacht voor de knelpunten die van verschillende kanten gesignaleerd worden.
Ten slotte pleit de heer Hofstra ervoor, ook ouderen die zo lang mogelijk in hun koopwoning willen blijven, daartoe mogelijkheden te bieden. Is er wellicht wat meer voorlichting over mogelijkheden voor woningaanpassing in deze categorie nodig?
Staatssecretaris Vliegenthart bevestigt dat de regering er een groot voorstander van is, meer keuzemogelijkheden te bieden aan mensen met behoefte aan zorg om hen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen omgeving te blijven wonen. De modernisering van de AWBZ is er ook op gericht, deze mensen meer zeggenschap en meer keuzemogelijkheden te geven. Wonen, zorg en welzijn werden vroeger via de AWBZ geïntegreerd aangeboden in de vorm van intramurale standaardpakketten. De nu zo gewenst geachte differentiatie is een belangrijke achtergrond van de discussie over het scheiden van wonen en zorg. Er zal bij nieuwe initiatieven van dat principe worden uitgegaan, waarbij de zorg uit de AWBZ gefinancierd zal worden, terwijl het wonen kan worden aangeboden door corporaties, maar ook door projectontwikkelaars, zodat ook meer differentiatie in woonkwaliteit mogelijk wordt, met zorg op maat, maar zonder gedwongen winkelnering. En vooral bij grootschalige renovaties kan er een zorgvuldige afweging gemaakt worden of de intramurale voorziening behouden moet blijven voor degenen die daar toch niet buiten kunnen, of dat het complex kan worden omgevormd tot een woonzorgcentrum met gescheiden functies en differentiatiemogelijkheden.
De regering heeft hierbij gekozen voor een geleidelijke weg, op basis van een aantal onderzoeken met het rapport van de commissie-De Kam als second opinion, waarom de Kamer zelf gevraagd had. Bij uitbreiding van de capaciteit van de zorg in het kader van het aanpakken van de wachtlijsten gaat het zowel bij de gehandicaptenzorg als in het ouderenbeleid voornamelijk om extramurale zorg, waarbij de arrangementen worden aangeboden waar de mensen wonen.
Er is inderdaad gebleken dat er op dit vlak nog knelpunten zijn, die de regering dan ook is gaan inventariseren. Daarbij is er een woonzorgstimuleringsregeling ingesteld om het proces te faciliteren. De Landelijke vereniging van instellingen voor thuiszorg en de VOG, de werkgeversorganisatie op het gebied van welzijn, hebben zich aangesloten bij de samenwerking van Aedes en Arcares, die inmiddels een aantal ambitieuze plannen heeft opgeleverd. De regering juicht dit toe en zij is steeds bereid om te bezien of er sprake is van echte knelpunten en hoe die, als ze er toch blijken te zijn, zouden kunnen worden weggenomen. De reeds gesignaleerde knelpunten zijn inmiddels grotendeels uit de weg geruimd, zoals blijkt uit de correspondentie die aan de Kamer is overgelegd. Er zijn ook maatregelen aangekondigd om het hele proces voor instellingen eenvoudiger te maken, bijvoorbeeld via de regelgeving, maar uiteindelijk moeten de corporaties en de zorgaanbieders het gezamenlijk toch zelf doen. De regering komt de instellingen dus tegemoet bij het wegnemen van knelpunten, maar zij verwacht wel dat men voortvarend met de initiatieven aan de slag gaat. De staatssecretaris heeft hier ook alle vertrouwen in, gelet op het belang dat de instellingen er zelf bij hebben.
Het is een belangrijke taak van de corporaties om ervoor te zorgen dat hun woningen geschikt blijven voor degenen die er wonen, en dat er ook voldoende aangepaste woningen beschikbaar zijn, terwijl de zorginstellingen de zorg bij de mensen thuis dienen af te leveren. Er is dus sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij zeker ook de gemeentelijke overheid betrokken is als het gaat om het welzijnsaspect. De staatssecretaris juicht het toe dat instellingen voor intramurale zorg zich steeds meer als dienstverlener buiten de muren gaan opstellen. Zij proberen samen met de corporaties ook om het woonaanbod en het zorgaanbod steeds meer op elkaar af te stemmen; daar hebben beide partijen ook belang bij. In Friesland zijn hiervan succesvolle voorbeelden te vinden.
De staatssecretaris erkent dat er in sommige gevallen nog steeds complexen zullen worden gebouwd voor ouderen of voor mensen met een handicap, zij het dat men daar nog wel zelfstandig kan wonen. Zij wijst erop dat het hierbij van belang is dat de bewoners de differentiatie kan worden geboden die bij hun zorgbehoefte past, terwijl er bovendien veelal ook sprake is van een scheiding van wonen en zorg: men betaalt huur of koopt zelfs een appartement en men neemt zorg af naar behoefte. Er is dus een wezenlijk verschil met een traditioneel verzorgingshuis, waar iedereen hetzelfde pakket krijgt, terwijl de voordelen van de sociale aspecten en het doelmatig inzetten van personeel toch behouden blijven.
In reactie op een opmerking van mevrouw Van Gent geeft de staatssecretaris aan dat er ook steeds geprobeerd wordt, bij zo'n omvorming het aanbod op de vraag af te stemmen, onder andere met behulp van de regiovisies uit de beoogde Wet exploitatie zorginstellingen (WEZ). In samenwerking met de VNG is er ook een programma opgezet ter ondersteuning van de gemeenten om integraal ouderenbeleid en gehandicaptenbeleid gestalte te geven. Zij hebben ook een verantwoordelijkheid voor de voorzieningen bij het plannen van nieuwe wijken om levensloopbestendige woningen en «zorgvriendelijke» wijken te realiseren. Op gemeentelijk niveau is ook het aanstellen van ouderenadviseurs een interessante ontwikkeling.
In september heeft de Kamer nog een brief gekregen over de zorginfrastructuur. Voor de zorginstellingen die nu nog via de Wet ziekenhuisvoorzieningen gefinancierd worden, zal een afgeslankte regeling getroffen worden. Daartoe wordt op het ogenblik een referentiekader vastgesteld. Andere instellingen kunnen een beroep doen op middelen die via de woonzorgstimuleringsregeling beschikbaar kunnen worden gesteld, waarbij het gaat om f 15 000 per woning. Daarmee kan een deel van de onrendabele top gefinancierd worden, maar er zal toch een gezamenlijke inspanningen van de partijen op lokaal niveau nodig zijn om het gewenste doel te bereiken. Corporaties kunnen hierbij ook een bijdrage leveren, daarom is het zesde prestatieveld zo belangrijk.
De woonzorgstimuleringsregeling zal inderdaad op 15 oktober a.s. gepubliceerd worden, maar de termijn voor het indienen van plannen duurt niet tot 1 november, maar tot 15 november. Bovendien liggen er bij heel veel instellingen al plannen klaar; de staatssecretaris heeft ook de indruk dat men al op de regeling anticipeert. Zij zal haar uiterste best doen om zoveel mogelijk initiatieven te honoreren.
Naar aanleiding van de motie-Dankers worden nu alle aspecten van een brutering in de zorgsector in kaart gebracht. Daarna kan de Kamer in een discussie met de regering aangeven, hoe een en ander in z'n werk zou moeten gaan. Overigens is de term brutering in dit verband misschien wat misleidend. Bij de woningcorporaties ging het om een afkoop van subsidieverplichtingen van de rijksoverheid en om verzelfstandiging, in de zorgsector gaat het om zelfstandige instellingen die de werkelijke kosten op basis van een nacalculatie vergoed kregen of een te hoge vergoeding moesten terugbetalen. In de huidige situatie voldoet dit systeem wel, maar in een vraaggestuurd systeem ontstaat op die manier ongelijkheid. Het probleem zal overigens kleiner worden naarmate meer instellingen worden omgevormd. De staatssecretaris vindt het zeer belangrijk om af te wegen, hoeveel geld er in zo'n operatie gestoken moet worden en hoeveel kwaliteitswinst ze uiteindelijk oplevert.
Ten slotte geeft de staatssecretaris aan dat de wooncomponent in de AWBZ niet echt substantieel genoemd kan worden, maar dat er wel rekening mee moet worden gehouden dat er in sommige gevallen zulke complexe zorg nodig is dat de verblijfsfunctie eigenlijk onlosmakelijk verbonden is met het verlenen van die zorg. Bij nieuwe voorzieningen wordt er dus uitgegaan van een scheiding van wonen en zorg, maar in bepaalde gevallen zal dit niet mogelijk zijn. Alleen als er sprake is van een verblijfsfunctie, wordt deze via de AWBZ gefinancierd. Bij beschermd wonen en bij gezinsvervangende tehuizen gaat het echt om wonen, maar deze vormen zijn uit de WZV gehaald, zodat de wooncomponent niet meer op basis van de AWBZ gefinancierd zal worden. Daarnaast wordt bij ongeveer eenderde van de verzorgingshuizen de woonfunctie nog via de AWBZ gefinancierd, omdat verzorgingshuizen zich als gevolg van het langer zelfstandig blijven wonen van ouderen steeds meer ontwikkelen tot verpleeghuizen. In totaal gaat het om zo'n 5% van het totale budget van de AWBZ.
Staatssecretaris Remkes vindt dat mevrouw Kortram een scheef beeld geeft van de uitwerking van het beleid in de praktijk. Hij erkent dat de productie van woonzorgeenheden in 1999 aanmerkelijk geringer is geweest dan in de periode 1995–1998, maar in 1990 waren er ruim 175 000 voor ouderen volledig geschikte woningen en in 1998 waren het er ruim 450 000, dus is er volgens hem wel degelijk sprake van een vrij stevige groei. Hij toont zich bereid, de ontwikkelingen in de afgelopen drie jaar zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Het zesde prestatieveld in het BBSH wordt voorgesteld om af te dekken wat de corporaties nu al doen, en om deze een stimulans te geven. De staatssecretaris heeft geconstateerd dat er sinds de financiële verzelfstandiging van de corporaties na de brutering een grote pluriformiteit is ontstaan en dat er vele initiatieven zijn opgebloeid. Hij bestrijdt dan ook de stelling van de heer Poppe dat van «vercommercialiseerde» corporaties dergelijke activiteiten niet verwacht mogen worden. Het BBSH is er nadrukkelijk voor bedoeld corporaties te houden aan hun verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van publieke taken, waaraan er nu een wordt toegevoegd. Corporaties die op dit vlak in welke zin dan ook onvoldoende presteren, zullen daarop op basis van het BBSH worden aangesproken. De staatssecretaris heeft tot dusverre weinig gemerkt van afbakeningsproblemen. En als er zich nog gevallen van gedwongen winkelnering voordoen, kan men zich tot het ministerie wenden opdat de inspectie kan proberen, daar iets aan te doen. Er is toegezegd dat er in de eerste helft van volgend jaar een proeve voor een rijksbeleidskader op dit vlak aan de Kamer zal worden voorgelegd, gebaseerd op de Woonwet. Daarin zal nog een aantal formuleringen kunnen worden aangescherpt.
Corporaties zijn in de sfeer van wonen en zorg verantwoordelijk voor voldoende keuzemogelijkheden voor hun doelgroep. Soms gaat het daarbij om simpele aanpassingen, eventueel met gebruikmaking van de WVG, soms zijn ingewikkelder aanpassingen nodig en soms vormen woonzorgachtige voorzieningen de beste oplossing. Overigens kunnen ook zorgaanbieders hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben. Als het om nieuwbouw en verbouw gaat, wil de staatssecretaris de houding van degenen die het allemaal erg ingewikkeld vinden en daarom niets doen, ombuigen in die van degenen die er juist een uitdaging in zien.
De staatssecretaris is er geen voorstander van, de corporaties niet alleen te laten bemiddelen, maar ze ook zorg te laten aanbieden. Ze ontberen de deskundigheid daarvoor, ze hebben vooral verstand van vastgoed. Bovendien streeft de regering ernaar, de mensen zelf de regie te laten voeren. Ook dreigt het gevaar van verschillende petten en van gedwongen winkelnering.
Er is nu een financiële regeling voorgesteld voor onrendabele investeringen in de sfeer van de woonzorg, maar corporaties hebben hierin nadrukkelijk ook een eigen verantwoordelijkheid voor de financiering, met name als het gaat om aanpassingen die in het verlengde van het wonen liggen. De staatssecretaris gaat er dan ook van uit dat de stimuleringsregeling de bereidheid van de corporaties om hierin op een creatieve manier bij te dragen, zal vergroten.
Als het om welzijnsvoorzieningen gaat, wijst de staatssecretaris erop dat recreatieruimten onder de woonzorgstimuleringsregeling vallen en dat de huursubsidieregeling ook van toepassing is op de kosten van de huismeester. Deze regelingen gelden ook voor enkele innovatieve projecten. De groep van met name de oudere daklozen behoort volledig tot de doelgroep van het zesde prestatieveld.
Ook in de «verstedelijkingsronde» wordt structureel aandacht besteed aan wonen en zorg. Knelpunten, ook op het gebied van de ruimtelijke ordening, en onvoldoende prestaties kunnen hierbij nadrukkelijk aan de orde komen. De staatssecretaris heeft ook enkele keren met het IPO van gedachten gewisseld over het contingentenprobleem, dat volgens de provincies nagenoeg is opgelost, zodat gemeenten het niet meer als excuus kunnen gebruiken om bepaalde dingen na te laten.
De staatssecretaris is niet van plan de salarissen van directeuren van corporaties vast te stellen, hij vindt dit een verantwoordelijkheid van de corporaties zelf, onder toezicht van de raad van commissarissen. Hij is het er wel mee eens dat deze salarissen transparant moeten zijn en hij heeft dit punt dan ook hoog op de agenda voor de Woonwet gezet om alles op alles te zetten om nog in deze kabinetsperiode een forse stap in die richting te zetten. Corporaties afficheren zich graag als maatschappelijk ondernemers; bij de salarissen zou het accent wat de staatssecretaris betreft op het maatschappelijke moeten liggen, bij de activiteiten op het ondernemende. Overigens is het Centraal fonds voor de volkshuisvesting op het ogenblik bezig met een onderzoek naar de bestaande praktijk.
Bij het genoemde project in Leeuwarden is de huursubsidieregeling niet van toepassing, omdat het daarbij om minderjarigen gaat. De staatssecretaris vindt dit een zeer lofwaardig initiatief en hij is dan ook wel bereid, te bekijken of er mogelijkheden zijn om dit probleem op te lossen.
Verder antwoordt de staatssecretaris dat alle huishoudens die nu al boven de aftoppingsgrens uitkomen, in hun woning kunnen blijven wonen. Deze grens wordt elk jaar 4% verhoogd. De prestatienormering wordt nog wel bekeken op mogelijke problemen met kleinschalige complexen als voorzieningen in één keer gerealiseerd worden.
Er wordt op het ogenblik in het kader van het ISV al aandacht besteed aan de problemen die te maken hebben met de onrendabele top bij bepaalde investeringen.
De staatssecretaris van VROM adviseert inderdaad slechts over projectsteun, maar het Centraal fonds voor de volkshuisvesting neemt dergelijke adviezen wel heel serieus. Bovendien kan hij in algemene zin nog aanwijzingen geven of het bestuur ontslaan. Deze verhoudingen worden overigens in het kader van de Woonwet nog herijkt.
Ten slotte geeft de staatssecretaris aan dat er een onderzoek zal worden ingesteld naar de aspecten van het particuliere eigendom en de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid daarbij. Hij verwacht dat dit omstreeks maart 2002 zal zijn afgerond en hij zal de Kamer dan over het resultaat daarvan informeren.
Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Th.A.M. Meijer (CDA), voorzitter, Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Mosterd (CDA), Ten Hoopen (CDA), Depla (PvdA).
Plv. leden: Dijksma (PvdA), Stellingwerf (ChristenUnie), Valk (PvdA), Van Lente (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Crone (PvdA), Giskes (D66), M.B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Niederer (VVD), Van 't Riet (D66), Spoelman (PvdA), Hindriks (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Visser-van Doorn (CDA) en Leers (CDA).
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA), Cörüz (CDA), Pitstra (GroenLinks).
Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Van 't Riet (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A.M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O.P.G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Rietkerk (CDA), Visser-van Doorn (CDA) en Van Gent (GroenLinks).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-XI-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.