28 000 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2002

nr. 35
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2002

Zoals toegezegd informeer ik u hierbij over de uitvoering van het meerjarig onderhoud (MJO) aan onderzeeboten.

Bij het MJO wordt onderscheid gemaakt tussen het onderhoud aan de wapensystemen en aan de platformsystemen. Tot 1999 werd het onderhoud aan de platformsystemen van onderzeeboten grotendeels uitbesteed aan de RDM Submarines (RDMS) terwijl het meer gespecialiseerde platformonderhoud door personeel van het Marinebedrijf werd uitgevoerd. Het onderhoud aan wapensystemen gebeurde volledig bij RDMS in Rotterdam door marinepersoneel uit Den Helder. De uitbesteding van het platformonderhoud had in belangrijke mate te maken met de beschikbare capaciteit van het Marinebedrijf.

Vanwege de vlootreducties nam het werkpakket van het Marinebedrijf vanaf 1999 af. Om de daardoor vrijvallende onderhoudscapaciteit niet onbenut te laten, heb ik in 1999 besloten het MJO van Hr.Ms. Bruinvis (medio 1999– medio 2000) volledig in Den Helder te laten uitvoeren. Bovendien was de verwachting dat hiermee een substantiële besparing kon worden behaald, onder meer omdat de reis- en verblijfkosten van het personeel van het Marinebedrijf achterwege zouden blijven. De geprognostiseerde besparing is inderdaad gerealiseerd.

In 2004 wordt het Marinebedrijf in het kader van de Competitieve Dienstverlening (CDV) aan een toets onderworpen. De in- of uitbesteding van het MJO aan onderzeeboten maakt daarvan onderdeel uit. Ik ben van mening dat eerst op basis van de uitkomsten van die toets een besluit kan worden genomen over het structureel in- of uitbesteden van het MJO aan onderzeeboten.

Voordat de CDV-toets wordt voltooid, is nog het MJO aan Hr. Ms. Zeeleeuw (september 2002–oktober 2003) en aan Hr. Ms. Walrus (maart 2004 – februari 2005) aan de orde. Gelet op de te behalen besparingen en om de capaciteit bij het Marinebedrijf ook in de komende tijd zo goed mogelijk te benutten, ben ik voornemens het MJO aan Hr. Ms. Zeeleeuw in te besteden bij het Marinebedrijf. Over het MJO aan Hr. Ms. Walrus zal in maart 2003 een besluit worden genomen.

De Staatssecretaris van Defensie,

H. A. L. van Hoof

Naar boven