28 000 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2002

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2002

Op 29 juni en 1 juli besteedde het dagblad Trouw aandacht aan de NBC-verdedigingscapaciteit van de Nederlandse krijgsmacht. Aanleiding daarvoor was een tweetal brieven van de heer Swenker (van 26 april en van 7 juni 2002). De heer Swenker is bij Defensie als NBC-specialist verantwoordelijk voor advisering inzake persoonlijke NBC-beschermingsmiddelen. Tot voor kort was hij werkzaam bij het KPU-bedrijf (Kleding en Persoonsgebonden Uitrusting) van Defensie, het bedrijf waar de Koninklijke landmacht in single service management de verwerving en distributie uitvoert van kleding- en uitrustingsstukken van defensiepersoneel. In zijn brieven uitte de heer Swenker zijn bezorgdheid over de NBC-verdedigingscapaciteit van Defensie. Op 10 mei 2002 heeft het Tweede Kamerlid mevrouw Van Ardenne naar aanleiding van de eerste brief van 26 april vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen zijn op 5 juni 2002 aan u verzonden.

Over geconstateerde tekortkomingen op NBC-gebied is uw kamer regelmatig geïnformeerd. Zo is dit onderwerp nadrukkelijk aan de orde gekomen in de Defensienota 2000 en in de brief «Europese Veiligheid en Defensie» van 25 juni 2001 (2001–2002 28 000 X nr. 4). In de beantwoording van de Kamervragen over de ontwerpbegroting 2002, in oktober vorig jaar, nauwelijks een maand na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten, zijn maatregelen tegen de dreiging van aanvallen met NBC-wapens, vooral op het gebied van de verdediging tegen een B-dreiging, ook uitgebreid aan de orde gekomen (2001–2002 28 000 X nr. 4 vraag 148).

Deze verschrikkelijke gebeurtenissen toonden eens te meer het belang aan van de versterking van de mogelijkheden van de krijgsmacht zich tegen NBC-wapens te weer te stellen. Na het einde van de Koude Oorlog en het verdwijnen van de oost-west tegenstelling is hierop bezuinigd. De voortgaande verspreiding van dit soort wapens naar risicolanden en mogelijk terroristische organisaties hebben de afgelopen jaren echter aanleiding gegeven aan deze mogelijkheden hernieuwd belang te hechten.

Niet voor niets is de vereiste versterking van de NBC-verdediging één van de specifiek genoemde aandachtspunten van het Eindrapport Defensie en Terrorisme van januari 2002. In antwoord op Kamervragen over dit Eindrapport bent u geïnformeerd over de noodzaak om de ontwikkelingen op NBC-gebied continu te toetsen en, waar nodig, de verdedigingscapaciteit aan te passen. Tijdens het Algemeen Overleg over dit Eindrapport, op 4 april jongstleden, heb ik u in antwoord op een verzoek van het toenmalige Tweede Kamerlid Van den Doel toegezegd om de Kamer vóór 1 juli van dit jaar te informeren over de uitkomsten van een studie naar een gezamenlijke Defensie NBC-School en NBC-Kenniscentrum, één van de zogenaamde kortetermijnmaatregelen uit het Eindrapport. Op vrijdag 28 juni heb ik de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de studie, namelijk de oprichting van één Defensie NBC-Kenniscentrum op 1 januari 2003 en de oprichting van één Defensie NBC-school op 1 augustus 2003.

Ik constateer derhalve dat de Kamer regelmatig geïnformeerd is over tekortkomingen op NBC-gebied en dat ik tevens de stappen aangegeven heb om deze tekortkomingen op te heffen teneinde de verdediging tegen de zich ontwikkelende NBC-dreiging te versterken. Zoals ik ook in de beantwoording van kamervragen van mevrouw van Ardenne aangegeven heb, voegen de opvattingen van de heer Swenker dus niets nieuws toe aan de tekortkomingen die Defensie al eerder gesignaleerd heeft. Ik distantieer mij derhalve nadrukkelijk van suggesties van de heer Swenker zoals weergegeven in Trouw,dat de Kamer onjuist zou zijn geïnformeerd.

Ik voeg hier aan toe, dat de bescherming tegen NBC-wapens van thans door Nederland uitgezonden eenheden door mij toereikend geacht wordt, mede op grond van dreigingsanalyses van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en het oordeel van de Chef Defensiestaf. Over de aard van de huidige NBC-dreiging bent u eerder geïnformeerd in het jaarverslag van de MIVD (hoofdstuk 3), dat op 23 mei jl. aan uw Kamer verzonden is.

Na kennisneming van de eerste brief van de heer Swenker zijn diverse gesprekken met hem gevoerd. Vóór 1998 was de heer Swenker als NBC-beleidsmedewerker werkzaam bij de Directie Materieel Koninklijke Landmacht. Met de invoering van de taakscheiding tussen de Directie Materieel van de Koninklijke landmacht en het Nationaal Commando in 1998 zijn de taken voor onderzoek en verwerving van persoonlijke kleding en uitrusting, waaronder kleding op NBC-gebied en gasmaskers, overgenomen door het KPU-bedrijf in Soesterberg. Als gevolg van dit besluit ging indertijd de functie van de heer Swenker ook over naar Soesterberg. De overige materieelprojecten op NBC-gebied bleven bij de Directie Materieel.

Nadelig gevolg hiervan was dat de NBC-expertise werd verdeeld en dat de medewerkers – met name de heer Swenker – door de fysieke afstand het gevoel hadden een geringere invloed op het NBC-beleid te kunnen uitoefenen. Mede omdat na 11 september de prioriteit van de bescherming tegen NBC-strijdmiddelen is toegenomen lag het in de rede de werkzaamheden die zijn gerelateerd aan de persoonlijke bescherming op NBC gebied opnieuw te concentreren. Dit is overigens volstrekt in lijn met de aanbevelingen uit de taakgroep Defensie en terrorisme. De heer Swenker is verzocht om binnen de bestaande kaders te onderzoeken op welke wijze de vereiste versterking van de persoonsgebonden NBC-verdedigingscapaciteit gerealiseerd kan worden. Om dat beter te kunnen doen zal hij zijn werkzaamheden net als voor 1998 gaan vervullen bij de Directie Materieel in Den Haag, waardoor hij weer dichter bij de feitelijke besluitvorming en verwerving wordt ondergebracht. Op deze wijze wordt zijn expertise bij de oplossing van de NBC-tekortkomingen van Defensie betrokken. Dat betekent dat in deze nieuwe situatie de heer Swenker een functie vervult welke in belangrijke mate overeenkomt met die van voor 1998 en in die zin is er dan ook geen nieuwe «speciaal voor hem gecreëerde» functie, noch is er sprake van een bevordering.

De heer Swenker heeft zich niet aan de procedurele regels inzake contacten met externen gehouden. Er is hem echter geen spreekverbod in welke vorm dan ook opgelegd. De Ministeriële regeling «Klachtenprocedure ongewenst gedrag defensie» van 17 september 2001 (de klokkenluiderregeling) biedt voldoende waarborgen voor het zorgvuldig behandelen van klachten over vermoedens van misstanden bij Defensie. De heer Swenker is gewezen op de regelgeving inzake externe contacten van rijksambtenaren en op de klokkenluiderregeling.

Samenvattend concludeer ik dat er geen sprake is van een nieuwe «speciaal voor hem gecreëerde» functie, noch dat hij een spreekverbod heeft gekregen, noch dat bij de afspraken met hem met betrekking tot zijn werkzaamheden als voorwaarde is gesteld dat hij geen contact meer heeft met de pers. Het verwijt van een doofpottencultuur is derhalve ten enen male onjuist. Integendeel, Defensie heeft adequaat op de ontstane situatie gereageerd.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven