28 000 X
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2002

nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2002

Op 6 en 7 juni jl. zijn in Brussel de voorjaarsvergaderingen van de Navo-ministers van Defensie gehouden. In deze brief doe ik u verslag van de belangrijkste punten van de vergaderingen. Tevens bied ik u de communiqués1 aan van de Noord Atlantische Raad voor ministers van Defensie (NAC (D)), het Defensie Planning Comité (DPC), de Nucleaire Planning Groep (NPG) en de Euro-Atlantishe Partnerschapsraad (EAPR), alsmede verklaringen over de versterking van militaire capaciteiten en de Balkan en van de vergaderingen van de Navo-Rusland Raad (NRR) en de Navo-Oekraïne Commissie (NUC).

Nieuw capaciteiten-initiatief

De ministers waren van mening dat in Praag een nieuw initiatief voor de versterking van capaciteiten moet worden gelanceerd. De nieuwe veiligheidscontext vraagt om nieuwe capaciteiten. Al eerder was deze noodzaak duidelijk dankzij het verdwijnen van de dreiging van een grootschalig conflict en het toenemende belang van crisisbeheersingsoperaties. De terroristische dreiging, die door de aanvallen op de Verenigde Staten nadrukkelijk aan het licht is gekomen, heeft het besef versterkt dat andersoortige capaciteiten nodig zijn. De Navo heeft behoefte aan snel inzetbare eenheden, die langere tijd ondersteund moeten worden. Het Defence Capabilities Initiative (DCI) dat op de Top van Washington in 1999 was gestart, heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd.

Terwijl het DCI een groot aantal (58) aandachtsgebieden kende, moet het nieuwe initiatief de nadruk leggen op een beperkt aantal capaciteiten. Genoemd zijn capaciteiten voor de verdediging tegen nucleaire, radiologische, chemische en biologische (NRBC-) wapens, voor het verbeteren van communicatie en informatie en van de interoperabiliteit en de gevechtskracht en voor de snelle ontplooiing en het voortzettingsvermogen van troepen.

Vijf maatregelen voor de verdediging tegen NRBC-wapens zijn al gepresenteerd. Het betreft een mobiel laboratorium, een «NBC-event response team», een virtueel «centre of excellence», een biologische en chemische «stockpile» en een «disease surveillance» systeem. Het is de bedoeling dat deze maatregelen in Praag van kracht worden.

De Navo-landen wordt gevraagd zich te verplichten tot een bijdrage aan dit nieuwe initiatief. Ook moeten zij aangeven wanneer zij deze zullen leveren. Het nieuwe initiatief zal daardoor een minder vrijblijvend karakter hebben dan het DCI. Ook Nederland zal zich moeten verplichten tot een bijdrage. Over deze en andere onderwerpen die in Praag op de agenda staan zal het parlement dit najaar nader worden ingelicht.

In mijn interventie heb ik het belang onderschreven van een nieuw en effectiever mechanisme voor de versterking van capaciteiten. Het DCI heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van capaciteiten en het heroriënteren van nationale defensie-inspanningen, maar een nieuw initiatief moet zich richten op een beperkter aantal capaciteiten.

Daarbij zijn twee aspecten van belang. Ten eerste de manier waarop prioriteiten binnen de capaciteiten worden gesteld: de keuze voor capaciteiten moet worden bepaald door de (meest waarschijnlijke) scenario's waarin ze zullen worden ingezet. De capaciteiten moeten modern, flexibel en inzetbaar zijn.

Ten tweede de manier waarop de capaciteiten worden verworven: hoewel ook een verhoging van de defensie-uitgaven nodig is, moeten de Navo-landen vooral de doelmatigheid van deze uitgaven verbeteren. Ik heb vijf mogelijkheden genoemd: modulaire opbouw en rolspecialisatie, pooling van capaciteiten, multinationale force goals, multinationale materieelsamenwerking en het verschuiven van prioriteiten. Het nieuwe initiatief moet het besef weerspiegelen dat niet alle landen over een volledige krijgsmacht hoeven te beschikken, maar zich kunnen toeleggen op elementen daarvan, ofwel rolspecialisatie. Dit is ook, dankzij Nederlandse inspanningen, in de Verklaring over capaciteiten opgenomen.

Ook heb ik voorgesteld andere prioriteiten te stellen in de nationale, maar ook de Navo-budgetten. Besparingen die voortkomen uit het verminderen van capaciteiten die minder noodzakelijk zijn, kunnen worden gebruikt voor die capaciteiten waaraan een grote behoefte bestaat. Van diverse kanten is voor deze ideeën steun uitgesproken.

Aanpassing van de commandofaciliteiten

Om de Navo beter toe te rusten voor de huidige veiligheidssituatie, waarin de dreiging van een grootschalig conflict is verdwenen en de Navo vooral crisisbeheersingsoperaties uitvoert, hebben de ministers van Defensie hun steun uitgesproken voor een verdere herziening van de commandofaciliteiten van de Navo. In Praag zullen hiervoor verdere richtlijnen worden uitgevaardigd, die in 2003 moeten uitmonden in een stroomlijning van de commandofaciliteiten. Ik heb onderstreept dat de stroomlijning van de commandofaciliteiten van groot belang is om middelen vrij te maken waarmee de Navo kan investeren in nieuwe capaciteiten. Om goed te kunnen functioneren in de huidige operaties moeten de commandofaciliteiten bovendien flexibeler en beter inzetbaar worden.

Balkan

De dreiging van grootschalig militair geweld op de Balkan is weliswaar afgenomen, maar waakzaamheid van de Navo blijft geboden, vooral in Kosovo. In Bosnië gaat het erom dat de lokale autoriteiten zelf verantwoordelijkheid nemen voor verdere democratisering en wederopbouw. De situatie in Macedonië stabiliseert zich, een ontwikkeling waaraan de verlenging van het mandaat van Task Force Fox bijdraagt.

Tevens hebben de ministers van Defensie de «Joint Operations Area Review» (JOAR) aangenomen. Op basis van de JOAR heeft de Navo besloten tot een herstructurering en een verkleining van de operaties op de Balkan. De JOAR pleit voor een regionale benadering; de operaties Kfor en Sfor zullen voortaan meer integraal worden beschouwd. Zowel de destabiliserende factoren (etnische spreiding, terugkeer vluchtelingen, georganiseerde misdaad, terrorisme) als de stabiliserende factoren (democratisering, politieke en economische samenwerking) in de veiligheidsproblematiek van de Balkan hebben een regionaal karakter. De regionale benadering komt vooral tot uitdrukking in de reorganisatie van de (operationele) reserves, die voortaan regionaal inzetbaar zullen zijn, zowel in Sfor als in Kfor. De reorganisatie zal leiden tot de oprichting van een zeer snel inzetbare «Operational Reserve Force». De Strategische Reserve in vervolgens in omvang worden gehalveerd. De herstructurering van Sfor zal voorts resulteren in een verkleining van de divisiestructuur tot een structuur met brigades, waaraan hervormingen in de commandostructuur worden gekoppeld. De herstructurering zal in dit najaar worden uitgevoerd. Vanaf dat moment zal de Multinationale Divisie South-West (MND SW) worden omgevormd tot de Multinationale Brigade North-West (MNB NW).

Door het positieve besluit over de JOAR is tevens vastgesteld Sfor vóór eind van dit jaar terug te brengen van 18 000 naar 12 000 militairen. Sfor beschikt dan, als de veiligheidsomstandigheden niet verslechteren, over voldoende militair vermogen om zijn militaire opdracht uit te voeren, vooral omdat doelmatiger gebruik zal worden gemaakt van militaire middelen (reserves) die in de regio aanwezig zijn. Het streven blijft voorts om niet-militaire taken zoveel mogelijk af te stoten.

Nederland heeft in overleg met de Navo, en in het bijzonder met de partners in de multinationale divisie South West, besloten de bijdrage aan Sfor te handhaven op het huidige niveau. Wel zal, zoals aangekondigd, een doelmatigheidsreductie worden doorgevoerd. Aangezien een groot deel van de overige landen hun bijdragen terugbrengen neemt het Nederlandse aandeel in Sfor in relatieve zin toe. Als gevolg hiervan zal ook het Nederlandse gebied van verantwoordelijkheid worden uitgebreid. Nederland zal de bijdrage aan de Strategische Reserve voor Sfor, een bataljon van het Korps mariniers dat in Nederland op veertien dagen waarschuwingstijd gereed staat voor inzet in noodsituaties, met ingang van 1 december terugtrekken. De Navo heeft na de herstructurering niet langer een omvangrijke Strategische Reserve nodig en staat positief tegenover dit Nederlandse voorstel. Medio 2003 zal de troepensterkte van Sfor waarschijnlijk wederom worden bezien.

De Nucleaire Plangroep

Tijdens de Nucleaire Planning Groep is in herinnering gebracht dat Navo's sub-strategische nucleaire bewapening sinds 1991 met 85% is gereduceerd en op een minimum niveau worden gehandhaafd ter bestendiging van vrede en stabiliteit. In die context hebben de Navo ministers aanwijzingen gegeven voor een verdere aanpassing van deze strijdkrachten, bestaande uit gevechtsvliegtuigen die naast de conventionele taak zijn belast met de bondgenootschappelijke kernwapentaak («dual capable aircraft»). Deze aanpassing wordt enerzijds mogelijk geacht dankzij de verdere verbetering van de strategische veiligheidssituatie en is anderzijds noodzakelijk gezien de sterk toegenomen operationele belasting in verband met conventionele crisisbeheersingstaken. Tegen deze achtergrond kan de Nederlandse bijdrage aan de bondgenootschappelijke kernwapentaak worden verminderd van twee squadrons naar één squadron. Het gaat om een militair-operationele maatregel zonder financiële of personele gevolgen voor de Koninklijke luchtmacht. Nederland blijft hiermee overigens voldoen aan de vereisten ten aanzien van de bondgenootschappelijke kernwapentaak. Van verandering van het Navo-kernwapenbeleid als zodanig is geen sprake.

Navo-Rusland

Voor het eerst kwamen de ministers van Defensie in de context van de nieuwe Navo-Rusland Raad (NRR) bijeen. Alle ministers onderstreepten het belang van de nieuwe samenwerkingsrelatie. Deze draagt, zo zei de Russische minister Ivanov, bij aan de Europese veiligheid en stabiliteit. Succes hangt af van de politieke wil inhoud te geven aan de samenwerking. Secretaris generaal Robertson gaf aan dat het onlangs geopende Navo Military Liaison Mission in Moskou een bijdrage kan leveren aan de kwalitatieve verbetering van de betrekkingen tussen de Navo en Rusland. De ambassadeurs van de NRR zullen de samenwerking, die onder meer tot stand zal komen op het gebied van non-proliferatie, NBC-dreigingen, terrorisme, training en oefeningen, wapenbeheersing en defensiehervormingen, uitwerken in concrete projecten. In dit kader heeft Nederland tijdens de inaugurele bijeenkomst van de Navo-Rusland Raad in Pratica di Mare (Italië) op 28 mei jl. aangeboden een nieuw seminar over nucleaire veiligheid te organiseren.

Navo-Oekraïne

SG Robertson steunde de inspanningen van Oekraïne om de strijdkrachten ingrijpend te reorganiseren. Wel resten nog veel hindernissen in het tot stand brengen van interoperabiliteit met de bondgenootschappelijke defensiestructuren. De Oekraïense minister van Defensie Schkidchenko benadrukte dat de samenwerkingsactiviteiten met de Navo dienstbaar worden gemaakt aan het welslagen van het hervormingsproces, onder meer op het gebied van het defensieplanning, Engelse taalvaardigheid, samenwerking tussen militaire academies en democratische controle op de krijsmacht. Hij gaf aan dat Oekraïne verdere integratie in Euro-Atlantische structuren nastreeft, waaronder, op termijn, lidmaatschap van de Navo.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven