28 000 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2002

nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2002

Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de door de Tweede Kamer aanvaarde motie van het kamerlid De Wit (Kamerstukken 2001–2002, 28 000VI, nr. 31).

De strekking van deze motie is dat hogere eisen dienen te worden gesteld aan de motivering van door de rechter opgelegde straffen opdat meer inzicht kan worden verkregen in specifieke factoren en bijzondere omstandigheden die de rechter hebben doen besluiten tot de strafbepaling.

Na aanvaarding van de motie is mijn ambtsvoorganger in overleg getreden met de Raad voor de Rechtspraak. In dit overleg heeft de Raad uitgesproken dat deze het tot zijn verantwoordelijkheid en taken rekent de kwaliteit en consistentie van de motivering van vonnissen te waarborgen. Voorts is in het overleg de vraag betrokken of de Raad het noodzakelijk acht via algemene wet- of regelgeving de motivering van strafvonnissen te verbeteren.

De Raad laat weten dat in de strafsectoren bij gerechten al enige tijd wordt gewerkt aan behoud en verbetering van de kwaliteit en consistentie van de motivering van strafvonnissen. In eerste plaats gaat het hierbij om stimulering van het gebruik van de databank Consistente Straftoemeting, waarin de motivering en de daaraan verbonden straftoemeting van rechterlijke uitspraken zijn opgeslagen en die via een toepassing op het rechterlijke intranet op eenvoudige wijze is te ontsluiten. In tweede plaats wordt onder leiding van voorzitters van de strafsectoren gewerkt aan het opstellen van zogeheten «oriëntatiepunten straftoemeting», waaraan gekoppeld is dat bij afwijking hiervan een extra motivering geboden is. Verwacht wordt dat beide projecten in de komende jaren een belangrijke bijdrage zullen gaan leveren aan het, waar nodig, verbeteren van de kwaliteit en consistentie van de motivering van strafvonnissen. De Raad voor de Rechtspraak volgt deze ontwikkelingen nauwgezet en zal deze waar nodig stimuleren.

Nu blijkt dat de rechtsprekende macht zelf door middel van concrete projecten aanhoudend werkt aan het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de motivering van strafvonnissen, zie ik geen noodzaak via algemene wet- en regelgeving maatregelen op dit punt te treffen.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven