Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-IXB nr. 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28000-IXB nr. 27 |
Vastgesteld 13 mei 2002
De vaste commissies voor Financiën1 en voor Buitenlandse Zaken1 hebben op 18 april 2002 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en minister Herfkens voor Ontwikkelingssamenwerking over:
– het verslag van de najaarsvergadering IMF/Wereldbank te Ottawa d.d. 17–18 november 2001 (Fin-02-03/BuZa-02-05);
– de hervorming van de internationale financiële architectuur (Fin-01-735);
– de agenda van de voorjaarsvergadering IMF/Wereldbank te Washington d.d. 20–22 april 2002 (Fin-02–201/BuZa-02-179);
– het verslag van de internationale VN-conferentie over «Financing for Development»;
– de voorlopige conclusies IMF artikel IV (Fin-02-178);
– de Nederlandse vertegenwoordiging in het IMF (Fin-02-198/BuZa-02-181);
– update kapitaalakkoord Bazel II (28 000 IXB, nr. 23).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Hoekema (D66) is tevreden over de verbeterde parlementaire controle ten aanzien van internationale financiële onderwerpen. Het kabinet heeft daarbij een positieve rol gespeeld, zoals blijkt uit het gemaakte onderscheid tussen inhoud en commentaar bij de annotatie van de agenda's van de voorjaarsvergaderingen.
Uit de World Economic Outlook valt te concluderen dat de recessie minder diep is geweest dan gevreesd, maar dat het herstel ook langzamer verloopt dan gehoopt. Denkt de minister van Financiën er ook zo over? Is het een juiste inschatting dat de Verenigde Staten de sleutel in handen hebben voor een duurzamer herstel van de economie? De heer Hoekema neemt verder aan dat het in de stukken verwachte groeipercentage van de economie van 2,5 voor 2002 veroorzaakt wordt door een typefout en dat het gaat om het percentage voor 2003.
Hoe is de stand van zaken bij de onderhandelingen tussen Argentinië en het IMF? Het lijkt erop dat deze zijn opgeschort.
Wat is de rol geweest van de internationale financiële instellingen (IFI's), met name het IMF, bij het verloop van de Monterreyconferentie? Welke instrumenten, mechanismen en concepties past het IMF toe bij het zorgdragen voor macro-economische stabiliteit in het kader van ontwikkeling? Van belang daarbij zijn conditionaliteit en ownership. In dit verband kan het IMF een toezichthoudende rol spelen bij zaken als armoedebestrijding en ontwikkeling. Hebben de IFI's ook een rol bij het vormgeven van belastingsystemen?
De conferentie van Monterrey heeft geleid tot meer toezeggingen van official development assistance (ODA) en meer aandacht voor partnership en coherentie. Wat vindt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van de kritiek dat de relatie tussen schulden, highly indebted poor countries (HIPC) en de millennium development goals onvoldoende wordt gelegd? Hoe staat het met het Europees Ontwikkelingsfonds in het licht van de opmerking van de minister dat beloftes voor HIPC moeten worden nagekomen? Wat is de stand van zaken bij de schuldenpositie van Indonesië ten opzichte van Nederland, onder andere in het kader van ODA?
De heer Hessing (VVD) benadrukt het belang van surveillance; dit kan veel monetaire ellende voorkomen.
Het IMF heeft Argentinië slechts beperkte financiële steun verleend bij de crisis, wat grote problemen heeft veroorzaakt. Uiteindelijk is dat echter toch de goede weg. Het IMF moet op die weg voortgaan.
Surveillance en crisispreventie moeten de kerntaken blijven van het IMF. Deze moeten worden verbreed en verbeterd. De effectiviteit moet worden verhoogd en de financiële sector moet worden versterkt.
In het kader van het Kruegerplan wordt voor het oplossen van financiële crises het instrument «sovereign debt restructuring mechanism» (SDRM) ingevoerd. De collective action clauses zijn hierop een goede aanvulling. De regering geeft terecht aan dat dit positieve ontwikkelingen zijn. Welke bezwaren hebben andere IMF-leden tegen SDRM en hoe kunnen deze worden ondervangen?
Conditionaliteit en ownership zijn belangrijke onderwerpen. Van belang daarbij is dat er door het IMF meer wordt gestuurd op resultaten. Verder zullen bij aanvang tijdgevoelige, essentiële maatregelen moeten worden doorgevoerd; in moeilijke omstandigheden is hard ingrijpen vaak onvermijdelijk.
Het Independent Evaluation Office (IEO) van het IMF ontwikkelt zich goed. Het is belangrijk dat er een onafhankelijke beoordeling plaatsvindt.
Verhoging van de hulpeffectiviteit is van belang bij het realiseren van de millennium development goals. Waarom spoort de minister voor Ontwikkelingssamenwerking echter ook de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan om bij te dragen aan het bereiken van deze doelen? Dit lijkt de heer Hessing geen kerntaak voor de WTO. Wel moet er natuurlijk een zekere beleidscoherentie zijn.
De regering kiest terecht een terughoudende opstelling ten aanzien van «low income countries under stress» (LICUS) in het licht van het risico van «mission creep». De Wereldbank moet zich niet op dit terrein begeven, omdat er zonder ownership niets kan worden bereikt.
Het is een goede zaak dat het mondiale actieplan Education for All (EFA) van start is gegaan. Helaas loopt meer dan de helft van de betrokken landen het risico om de doelstelling voor 2015 niet te halen. Het is van groot belang dat de doelstellingen worden gehaald. In dit verband moeten landenstudies worden afgerond en actieplannen worden gemaakt, zodat in samenwerking met de betrokken overheden de problemen worden aangepakt.
De minister van Financiën levert een nuttige bijdrage aan het succes van de VBTB-aanpak door aan te geven onder welke operationele doelstelling de nota over de hervorming van de internationale financiële architectuur valt. Interessante onderwerpen hierin zijn transparantie en versterking van de financiële sector, waarvoor vele instrumenten beschikbaar zijn. Ook hierbij staat surveillance centraal.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft veel bereikt op de conferentie over Financing for Development (FFD). Een negatief aspect is dat er weinig aandacht was voor private financiering; de organisatoren hadden het belang daarvan veel meer moeten benadrukken. Uiteindelijk zal ontwikkeling toch moeten komen van private investeringen uit zowel het binnenland als het buitenland.
De artikel IV-consultatie heeft een positieve beoordeling opgeleverd. Er is echter nog veel te doen: verhoging van de arbeidsproductiviteit, blijvende loonmatiging, beperking van de inflatie, verlaging van de staatsschuld en handhaving van een begrotingsoverschot.
De heer Hessing vindt het verstandig dat de vertegenwoordiging in het IMF afhankelijk blijft van het vermogen van landen om bij te dragen aan de activiteiten. Alleen dan kan het IMF zijn taak vervullen.
De aanpassing van het kapitaalakkoord, Bazel II, leidt tot positieve resultaten. Het is verstandig dat de tijd wordt genomen om te komen tot kwalitatief goede maatregelen.
De heer De Haan (CDA) vindt verbetering van de transparantie van de internationale financiële structuur zeer belangrijk. De particuliere financiële sector moet worden versterkt ten aanzien van zaken als liquiditeit, solvabiliteit en toezicht. Er moet aandacht zijn voor de rol van de particuliere sector bij het vermijden en oplossen van crises. Voorkomen moet worden dat men in deze sector in dat soort gevallen overgaat tot freerider- of moral-hazardgedrag. Een meer fundamentele vraag is welk wisselkoerssysteem het best financiële crises vermijdt. Per situatie is het antwoord daarop verschillend.
Ten aanzien van de transparantie heeft men zich tot nu toe vooral gericht op de emerging markets. Dit vraagstuk speelt echter ook in de ontwikkelde landen, mede in het licht van de ICT-hype, de Enron-affaire en het Leeson-schandaal. In de ontwikkelde landen heeft dit nog niet geleid tot financiële crises, maar er moeten maatregelen worden genomen om die ook in de toekomst te voorkomen. Hierbij gaat het onder meer om corporate governance en regels over financiële verslaglegging. Zouden dit soort zaken niet op de agenda moeten komen van het IMF?
Het financiële systeem in China lijkt weinig stabiel. Er is een ondoorzichtige vermenging van bankwezen, politiek en bedrijfsleven, die heeft geleid tot heel veel slechte leningen. In dat licht moet er worden gevreesd voor een zeer ernstige financiële crisis in China. Welke rol kunnen de IFI's spelen bij het voorkomen daarvan? Wellicht kan een Report on the observance of standards and codes (ROSC) daarbij nuttig zijn. Welke maatregelen kunnen worden genomen bij een daadwerkelijke crisis? Een dergelijke crisis kan grote effecten hebben voor de regio. Het is in dat licht verstandig, een strategie klaar te hebben liggen ter bestrijding ervan.
Wat onderneemt het IMF om te komen tot een aanpassing van het Japanse bankwezen? De regering is daar niet in staat om voldoende soliditeit en transparantie te bewerkstelligen. Het lijkt erop dat het IMF niets onderneemt omdat het gaat om een economische grootmacht. Wordt er gemeten met twee maten?
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft eraan bijgedragen dat verschillende belangrijke zaken weer op de internationale politieke agenda zijn gezet. Naast de ODA-norm van 0,7% van het BNP gaat het ook om coherentie en ownership. De Nederlandse regering bewaakt zelf overigens heel goed de coherentie tussen het beleid van de ministers van Financiën en voor Ontwikkelingssamenwerking.
Poverty reduction strategy papers (PRSP's) zijn een belangrijk instrument voor een efficiënte besteding van de middelen. Er moet echter worden voorkomen dat het resultaat is dat de allerarmsten worden verwaarloosd. Er moeten in dat licht meer middelen beschikbaar komen.
De vertegenwoordiging van Nederland in de board van het IMF zal de komende jaren onder druk komen te staan als gevolg van de Europese eenwording. De Amerikanen vinden dat Europa oververtegenwoordigd is. Welke strategie heeft Nederland om de zetels bij het IMF en de Wereldbank te beschermen?
Het akkoord in het kader van Bazel II is een positieve ontwikkeling. Banken worden verplicht om diverse risicoanalyses te maken. Zou het in het kader van de transparantie niet goed zijn als banken hun methodes en strategieën op dit punt moeten publiceren?
De heer Vendrik (GroenLinks) wijst erop dat het IMF in de voorlopige conclusies naar aanleiding van de artikel IV-consultatie kritisch is over de gestelde harde grenzen voor het EMU-saldo. Deze kunnen leiden tot een procyclische fiscale politiek. Wat vindt de minister van Financiën van dit oordeel?
Het Kruegerplan, dat een raamwerk bevat voor het beheersen en oplossen van financiële crises, staat prominent op de agenda voor de komende vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het Development Committee (DC). De afgelopen jaren zijn er bij het debat over dit thema steeds weer nieuwe plannen gelanceerd. Hoewel het natuurlijk goed is dat het Kruegerplan er nu is, is informatievoorziening het enige punt waarop de laatste jaren duidelijk vooruitgang is geboekt. Er moet worden gezocht naar een fundamentele oplossing van de problemen. Er wordt nu nog te veel uitgegaan van het volgens de heer Vendrik dubieuze paradigma dat meer informatie alle problemen oplost.
In een documentaire over de euro-introductie kwamen de financiële crises in Turkije en Argentinië aan de orde. Daarbij leek het erop dat DNB zich ruimhartiger wilde opstellen dan het ministerie van Financiën. De heer Brouwer van DNB maakte daarbij de nogal harde opmerking dat Argentinië wel moest vallen. Wat bedoelde hij daarmee? Kennelijk ging men er al lange tijd van uit dat de maatregelen voor dit land uiteindelijk toch niet zouden werken en dat er eerst een crisis moest komen voordat de gewenste IMF-hervormingen konden plaatsvinden. Wellicht is dit een rationele afweging, maar in het licht van de grote sociale gevolgen van de crisis voor het land is het een wel erg cynische houding.
In een brochure van het ministerie van Buitenlandse Zaken staat dat HIPC een te beperkt initiatief is omdat er wordt uitgegaan van een «te hoge houdbare schuld van 150% van het BNP». Dit is opmerkelijk omdat de regering dat in het verleden nooit zo heeft gesteld. Kan zij een toelichting geven op dit voortschrijdend inzicht? Zal Nederland zich hiervoor in internationaal verband inzetten? Een groot probleem bij HIPC is dat er te weinig geld is en dat met name de grote landen hun beloftes niet waarmaken. Een groot aantal arme landen komt door de grens van 150% helaas niet in aanmerking voor HIPC.
De PRSP's zijn voor een deel verbonden aan het HIPC-initiatief. De regering voert terecht aan dat het IMF in dit verband te weinig aandacht heeft voor ownership. Hopelijk zet zij deze lijn door.
Ten aanzien van de stemverhouding in het IMF zou het aantal basisstemmen per land moeten worden vergroot, zodat het principe «wie betaalt, bepaalt» wat minder van toepassing is en de invloed van armere landen wordt vergroot. Wil de regering zich hiervoor inzetten? Op termijn kan Nederland waarschijnlijk geen eigen stoel behouden in het IMF; Europa zal daar uiteindelijk op één stoel moeten zitten. Europa heeft op dit moment overigens geen oververtegenwoordiging in stoelen, op basis van de huidige stemverhouding.
Het nieuwe kapitaalakkoord, Bazel II, heeft verstrekkende gevolgen voor de toezichtregimes van de aangesloten landen wanneer het in 2006 wordt geïmplementeerd. Als toezichthouders zich gaan baseren op complexe interne risicomanagementsystemen, vereist dat buitengewoon veel expertise. Zelfs voor Europese toezichthouders is het lastig die permanent ter beschikking te hebben. In dat licht is het nog maar de vraag of toezichthouders overal ter wereld in staat zijn, Bazel II uit te voeren.
Welke gevolgen heeft Bazel II voor de minder ontwikkelde, minder kredietwaardige landen? Er wordt gezegd dat arme landen sterker zullen worden afgerekend op hun risicoprofiel, wat betekent dat zij minder toegang zullen krijgen tot de internationale kapitaalmarkt. De regering en het IMF zijn juist van mening dat die toegang noodzakelijk is voor ontwikkeling. Kan de regering in dit verband stimuleren dat arme landen meer worden betrokken bij de Bazel II-onderhandelingen, zodat zij hun eigen belangen kunnen verdedigen?
De heer Koenders (PvdA) wijst op de gevolgen van de Aziëcrisis voor het financiële systeem en de armoede in die regio. Dit soort ontwikkelingen heeft gevolgen voor de armste landen. In dit verband zijn verder de rol van de rijke landen in het aanpassingsbeleid en de democratische controle van belang.
Bij de hervorming van de financiële architectuur moet aandacht worden besteed aan de wijze waarop het systeem functioneert; er moet pragmatisch mee worden omgegaan.
Er is voortgang geboekt bij de kapitaalcontrole en de fasering daarvan. Het is, ook bij het IMF, geen kwestie meer van ideologie. Het gaat om de juiste methode en volgorde. Wordt dit echter ook toegepast in de onderhandelingen met landen? Met name de Amerikanen hebben veel kritiek op deze benadering.
Ook bij het wisselkoersbeleid moet worden uitgegaan van een pragmatische aanpak; het moet per land worden bepaald. Ten aanzien van Argentinië werd lange tijd doorgegaan met grootschalige steunmaatregelen, terwijl al duidelijk was dat het wisselkoersregime niet zou kunnen worden gehandhaafd. Hoe is dit element de afgelopen periode betrokken bij de onderhandelingen tussen het IMF en Argentinië?
Het lijkt erop dat de IFI's een grote rol zullen blijven spelen, ondanks de sceptische houding van de Verenigde Staten. Hoe is overigens de stand van zaken bij de discussie met de Amerikanen over «grants and loans»? Dit zou van invloed moeten zijn op de Nederlandse bijdragen aan dit soort instellingen.
De private sector zou een grotere rol kunnen spelen bij het voorkomen van financiële crises. Hoe verlopen in de praktijk, zoals bij Turkije en Pakistan, de consultaties van het IMF met banken? Het beste zou zijn als niet het IMF maar de landen zelf dit zouden doen.
Het Kruegerplan bevat interessante ideeën, zoals de mogelijkheid om betalingen stop te zetten zodat er overleg kan worden gevoerd tussen crediteuren en debiteuren. Deze regeling is vergelijkbaar met die voor bedrijven in de Verenigde Staten, waar er «bankruptcy courts» zijn. Hoe kan het IMF, als dit inderdaad wordt ingevoerd, voorkomen dat het zowel partij als rechter is? Wat is in zo'n geval het criterium voor houdbare schuld? Hoe staat het, in het licht van de conferentie van Monterrey en de millenniumdoelstellingen, in het algemeen met de toepassing van het begrip «houdbare schuld» in het kader van HIPC? Wordt dit gekoppeld aan het Kruegerplan? Wie bepaalt de diepte en snelheid van de schuldreductie?
Bij de collective action clauses gaat het om een onderhandelingsvriendelijk contract. De Amerikanen lijken positief te staan tegenover exit consents. Hoe verloopt de discussie met de Amerikaanse regering over dit onderwerp, in het licht van de regelgeving daar?
Bij crisispreventie draait het om corporate governance. Hieraan wordt veel te weinig aandacht besteed, behalve bij bepaalde delen van de bankwereld. Is het IMF niet de aangewezen organisatie om dit onderwerp op de agenda te zetten?
Bazel II is heel belangrijk, ook in het kader van het voorkomen van crises. Het akkoord treedt pas in werking in 2006. Vormt dit geen risico? Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, in het kader van de coherentie, voldoende betrokken bij dit onderwerp? Dit akkoord heeft namelijk gevolgen voor de kredietverlening aan ontwikkelingslanden.
Bij de interne-ratingsmethode is het van belang wat de taken en bevoegdheden van de toezichthouder worden. Wie wordt deze toezichthouder? Deze moet in staat zijn, zo'n methode van een bank op deskundige wijze te beoordelen en goed te keuren. Welk extern instituut kent de ratings toe aan de leningenportefeuille?
Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking betrokken geweest bij het opstellen van de notitie over de vertegenwoordiging in het IMF en de herziening van de IMF-quotaformules? De kern is de verhoging van de basisstemmen. Nederland is daar voorstander van, maar alleen «als dat voor andere landen acceptabel is». Iets dergelijks wordt ook gezegd over de vergroting van het aantal Afrikaanse stoelen. De heer Koenders vindt dit soort formuleringen een onduidelijk compromis tussen verschillende ministeries en hij weet niet goed hoe hij ze moet duiden. Neemt de Nederlandse regering hierbij nu zelf het initiatief of wacht zij slechts af?
Het is vaak onduidelijk waarom landen wel of niet onder HIPC vallen. Een voorbeeld daarvan is Nigeria, waar het de laatste tijd slecht gaat. Wie bepaalt of een land buiten HIPC wordt gehouden? Hoe is de beslissing over Nigeria tot stand gekomen? Welke discussies en argumenten speelden een rol? Het gaat hier om een land met een strategische positie in de regio, waar bovendien een democratiseringsproces is begonnen.
Bij PRSP's blijft ownership heel belangrijk. De heer Koenders heeft de indruk dat nog steeds niet de goede personen worden geconsulteerd, zoals mensen in de vakbeweging en het parlement. Zal de regering zich ervoor inzetten dat dit verandert?
De strijd tegen het terrorisme heeft ook financiële aspecten. Worden op dit punt voorwaarden gesteld aan landen bij het verstrekken van leningen?
Het is goed dat de regering het belang inziet van een wereldwijde parlementaire controle op het IMF. Kan dit in internationaal verband worden geformaliseerd, zodat de controle aan kracht wint?
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking merkt op dat alleen het Nederlandse en het Amerikaanse parlement de parlementaire controle op het IMF serieus nemen. Sommige regeringen, zoals de Franse, zijn afkerig van parlementaire invloed op dit terrein. Verder zijn veel parlementen niet in het onderwerp geïnteresseerd omdat het electoraal gezien niet interessant is. Op dit moment wordt geprobeerd, tot een netwerk te komen van parlementen die de controle willen versterken. Dit is een positieve ontwikkeling, maar het is nog te vroeg om die te formaliseren; daarvoor is geen meerderheid in de boards.
Het IMF heeft de millennium development goals onderschreven. In dat licht is het vreemd dat de WTO daartoe niet bereid is, mede omdat in de oprichtingakte van deze organisatie wordt gesproken over het vergroten van het welzijn van mensen. Door deze stap alsnog te zetten, zou de WTO erkennen dat handel geen doel is maar middel. De uitkomst van 50 jaar onderhandelen over internationale handel is dat de handelsbarrières voor producten van arme landen twee keer zo hoog zijn als die van rijke landen. De betrokken ministers zouden in WTO-verband moeten vaststellen dat ook armoedebestrijding een doel is van handel, mede omdat regeringsleiders dat in VN-verband al hebben verklaard in 2000. Vrijhandel kan een grote bijdrage leveren aan armoedebestrijding, maar tot nu toe zijn vooral de handelsbarrières voor rijke landen opgeheven.
Vorige week is er in het kader van EFA een conferentie geweest in Amsterdam. De Kamer zal naar aanleiding daarvan, en van andere Nederlandse inspanningen op dit terrein, een brief ontvangen.
Dat er op de FFD-conferentie weinig aandacht was voor de private sector, ligt met name aan die sector zelf. De vertegenwoordigers daarvan hebben, in tegenstelling tot de NGO's, geen effectief gebruik gemaakt van de mogelijkheid, hun stem te laten horen.
De afgelopen vier jaar is de Nederlandse hulp aan de armste landen in sub-Sahara-Afrika enorm gestegen. Er zijn zichtbare resultaten; de middelen komen op de goede plaats terecht. Verder is de hulp in het kader van EFA verviervoudigd, wat een stap in de goede richting is. Nederland was de afgelopen 25 jaar een van de vier landen die zich hebben gehouden aan de norm van 0,7%. Van deze vier was Nederland het enige land dat zich ook aan de Rio-afspraak inzake het besteden van 0,1% van het BNP bovenop de 0,7% aan internationale milieuhulp heeft gehouden.
Het HIPC-initiatief is te laat gekomen en er zijn onvoldoende middelen voor beschikbaar gesteld. De criteria voor houdbare schuld zijn inderdaad niet erg genereus. De Nederlandse inzet is echter dat een internationale discussie over bredere, diepere, meer en snellere schuldverlichting geen zin heeft zolang de beschikbare middelen te weinig zijn om het bestaande magere plan te financieren. Het is niet gelukt, dit onderwerp bij de voorjaarsvergadering op de agenda te krijgen. Het komt wel op de agenda van de najaarsvergadering, in het kader waarvan de minister zal proberen meer geld op tafel te krijgen. Het criterium van 150% houdbare schuld is een van de knelpunten. Daarnaast wordt er onvoldoende rekening gehouden met externe schokken, zoals een extreme daling van grondstofprijzen, waarvoor eigenlijk een soort compensatie zou moeten bestaan. Het maakt niet uit hoe dit gebeurt, als er maar middelen beschikbaar komen.
Er moet een relatie zijn tussen de houdbaarheid van schulden en de millennium development goals. Dat betekent echter ook dat in overheidsuitgaven van de HIPC-landen prioriteit moet worden gegeven aan basisvoorzieningen, zoals onderwijs en gezondheidszorg. In het IMF is er overigens vooruitgang geboekt bij het helpen van landen bij «pro poor growth»-budgettering. Verder wordt er meer aandacht besteed aan het genereren van belastinginkomsten in arme landen. Als er ondanks het stellen van prioriteiten in de begroting en het vergroten van belastingkomsten nog steeds te weinig middelen zijn, moet de internationale gemeenschap de inspanningen van deze landen belonen door verhoging van de ODA of het vinden van middelen binnen het HIPC-initiatief. Een land dat hiervoor in aanmerking zou komen is Oeganda; met dit soort voorbeelden kan worden geprobeerd de internationale gemeenschap te overtuigen. Er zijn echter ook landen, zoals Nigeria, die zich onvoldoende hebben ingespannen ten aanzien van armoedebestrijding. Met name de G7-landen gaan uit van een «pay as you go»-financiering, waarin Nederland zich niet kan vinden.
Nigeria heeft zelf besloten, de onderhandelingen met het IMF af te breken omdat de regering in de aanloop naar de verkiezingen geen IMF-programma wil doorvoeren. Overigens is de ervaring dat het IMF en de Wereldbank zich in het algemeen soepeler opstellen tegenover landen met een strategische positie in de regio. Verder heeft het uit de nesten halen van Afrika een hoge prioriteit. In dat licht moet de schuld voor het mislukken van de onderhandelingen toch vooral bij Nigeria zelf worden gezocht.
De discussie met de Amerikanen in de International Development Association (IDA) over grants en credits zit muurvast. De Verenigde Staten moeten dit probleem oplossen. Nederland kiest op dit punt dezelfde harde lijn als het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen.
Ten aanzien van de vertegenwoordiging in het IMF en de Wereldbank geldt dat ontwikkelingslanden als Brazilië, India en Pakistan uitstekend hun belangen kunnen verdedigen. De Afrikaanse stem, van de echt arme landen, wordt daar echter nauwelijks gehoord. Het voorstel om het aantal basisstemmen te verhogen, zal daaraan vrijwel niets veranderen. De inzet van Nederland is, een oplossing te vinden zodat Afrika wel wordt gehoord. De Afrikanen kunnen daar zelf aan bijdragen door zich beter te organiseren en zo de problemen in de eigen kiesgroep op te lossen. Pas daarna wordt een derde stoel voor Afrika reëel.
De minister van Financiën constateert dat er in zowel Amerika als Europa veel signalen zijn voor het herstel van de economische groei. De prognoses van het IMF komen redelijk overeen met die van het CPB. Het groeipercentage van 2,5 heeft in dit verband inderdaad betrekking op 2003 en niet op 2002.
In Argentinië is men enkele jaren geleden ter bestrijding van de hyperinflatie overgestapt op een currency board, wat effectief bleek. De introductie van een currency board betekent wel dat een land de wisselkoers als sturingsinstrument van de economie verliest, met name in verband met de betalingsbalans. Er blijven dan nog twee belangrijke instrumenten over. Ten eerste is dat het begrotingsbeleid. In Argentinië is men daarmee onverstandig omgegaan. Ten tweede kan een land de concurrentiepositie verbeteren door lonen en prijzen in de hand te houden en te flexibiliseren. Ook dit is niet gebeurd. Ondanks dat er dus geen effectief budgettair of ander aanpassingbeleid was in Argentinië, heeft het IMF toch 80 mld dollar aan leningen verstrekt. De Nederlandse regering vond dit onverantwoord en heeft daaraan, evenals de Zwitserse regering, geen steun verleend. Achteraf heeft zij de situatie goed ingeschat. In dit licht moet de opmerking van de heer Brouwer worden gezien. Op korte termijn wordt er geen akkoord verwacht tussen het IMF en Argentinië; er moet nog te veel gebeuren.
In het kader van de Club van Parijs is er vooruitgang geboekt ten aanzien van Indonesië. Er is een nieuw akkoord over de schuldendienst, dat loopt tot het einde van 2003, in overeenstemming met de looptijd van het IMF-programma. Nederland heeft zich daarbij ingespannen voor de Indonesische condities. Nederland herfinanciert zelf 93 mln dollar aan commerciële schulden, naast de herstructurering van de ODA-schulden.
Op basis van het oorspronkelijke Kruegerplan, waarover de regering positief is, kan een debiteurenland een standstill van de betalingen aanvragen bij het IMF. Vervolgens kan een meerderheid van de crediteuren dit verlengen. Het desbetreffende land sluit in dat geval een overeenkomst met de crediteuren, met goedkeuring van het IMF. Een orgaan binnen het IMF moet daarbij zorgen voor de monitoring van de onderhandelingen. Verder brengt het IMF zelf financiering in.
Tegen het oorspronkelijke plan zijn bezwaren gekomen omdat de rol van het IMF te dominant zou zijn. Er kan belangenverstrengeling optreden omdat het IMF een van de schuldeisers is. Een ander bezwaar is dat de vrijheid van debiteuren en crediteuren om onderling tot herschikking van schulden te komen, wordt belemmerd door de regierol van het IMF. Verder zou de mogelijkheid van een moratorium ertoe kunnen leiden dat een land sneller geneigd is, verplichtingen niet na te komen. Er is geprobeerd, een groot deel van de bezwaren te ondervangen met een nieuwe versie van het Kruegerplan. De rol van het IMF is daarin minder zwaar. Zo moet een meerderheid van de crediteuren instemmen met het toestaan van een standstill. De discussie over dit onderwerp loopt al zeven à acht jaar, maar in voorkomende gevallen wordt tot nu toe alles toch individueel bekeken. In dit kader is het van belang dat «collective action clauses» worden geagendeerd. De Amerikaanse positie op dit punt is nogal tweeslachtig: enerzijds willen zij de rol van het IMF beperken; anderzijds willen zij dat het IMF de positie van particuliere banken beschermt.
In de notitie over de hervorming van de internationale financiële structuur wordt de rol van het IMF benadrukt en is er relatief veel aandacht voor emerging markets. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is onvoldoende betrokken geweest bij het opstellen van deze notitie, wat onder andere heeft geresulteerd in een gebrek aan aandacht voor ontwikkelingslanden.
Ten aanzien van de vertegenwoordiging in het IMF blijft de minister geporteerd voor het handhaven van de gemengde kiesgroep. Blokvorming van belanghebbenden is slecht voor dit soort multilaterale instellingen. Nederland kan in zijn eigen kiesgroep functioneren als bruggenbouwer omdat er diverse soorten landen in zitten. Mede in dat licht ziet hij er weinig in, uit te gaan van één Europese stoel. Het zou verstandig zijn als ook Duitsland, Frankrijk en Engeland een eigen pluriforme kiesgroep vormen. Dit leidt tot een bredere afweging van belangen. Zo organiseert Nederland één keer per jaar een bijeenkomst met ministers van financiën en vertegenwoordigers van de centrale banken, waarbij alle zaken worden besproken. Verder verleent Nederland technische assistentie. Europa is overigens niet oververtegenwoordigd, met ongeveer 30% van het quotum en iets minder dan 30%, 7 van de 24, van de stoelen. Ook het quotum van de Nederlandse kiesgroep is ruim voldoende voor een stoel. Amerika is ondervertegenwoordigd met 15% van het quotum en één stoel.
China voldoet nog niet aan de internationale financiële standaarden, maar er is sprake van vooruitgang. Het land komt uit een situatie zonder bankwezen; nu is men dat langzaam aan het creëren. Er is geen grote toevloed aan buitenlands kapitaal, die in andere landen soms de oorzaak was van problemen; het land heeft gekozen voor een conservatieve aanpak. Men is terughoudend in het toelaten van buitenlandse banken en verzekeraars, mede omdat men niet ten prooi wil vallen aan buitenlandse financiële belangen. Veel kapitaal is afkomstig van de Chinezen zelf, met name van emigrés. Verder heeft China zeer omvangrijke deviezenreserves. Er vinden hervormingen plaats, maar wel in een langzaam, Chinees tempo. De Wereldbank verleent met name assistentie bij het opzetten van de financiële sector en het voorbereiden van hervorming en privatisering van het bankwezen. Het is moeilijk, druk uit te oefenen op China om de financiële sector te hervormen, omdat er in het land geen IMF-programma's lopen. De minister vindt overigens dat er wel iets valt te zeggen voor de rustige Chinese aanpak; het is niet verstandig, te liberaliseren voordat een land op orde is.
Ook voor Japan geldt dat het IMF geen machtsmiddelen heeft omdat er daar geen programma's lopen. Het IMF is echter wel degelijk kritisch over het land.
Ten aanzien van Bazel II geldt dat de interne-risicomodellen vooral worden toegepast door grote banken die zijn gevestigd in OESO-landen. De toezichthouders in die landen zijn in staat, die modellen te beoordelen en te toetsen. De invoering van dit nieuwe systeem is een verbetering ten opzichte van de huidige primitieve weging met risicoklassen. Het nieuwe systeem zal niet onmiddellijk gevolgen hebben voor het kredietverleningsbeleid van banken. Juist omdat zij zelf de oude primitieve indeling, die zij voor de beoordeling van het eigen vermogen nodig hebben, niet adequaat vinden, werken zij allang met meer geavanceerde modellen. Het toezicht wordt daaraan nu aangepast, omdat door de primitiviteit van de risicokwalificatie kapitaalvereisten worden opgelegd die banken onnodig kunnen beperken in hun kredietverlening, terwijl de echte risico's ergens anders liggen. Een voordeel voor de banken van het nieuwe systeem is dat zij niet onnodig veel eigen vermogen hoeven aan te houden door te hoog gekwalificeerde risico's. Waarschijnlijk zullen de gerenommeerde instituten, Moody's en Standard & Poor's, de ratings toekennen.
De ontwikkelingslanden worden betrokken bij de totstandkoming van Bazel II. Zij krijgen ondersteuning bij de implementatie van Bazelnormen. Verder wordt ook de Wereldbank bij het proces betrokken.
Er is nog geen definitief akkoord over Bazel II. De verwachting is dat dit op 31 oktober 2003 wordt gepubliceerd. Na vaststelling van het akkoord moet het worden vertaald naar Europese richtlijnen en vervolgens naar onder andere Nederlandse wetgeving. Na enig proefdraaien wordt het akkoord vervolgens pas eind 2006 geïmplementeerd.
Het vergroten van de transparantie is onderdeel van Bazel II. Er zal in wetgeving worden vastgelegd dat banken bepaalde gegevens, waaronder de risicoprofielen en kapitaalbufferpercentages, moeten publiceren.
De artikel IV-consultatie van Nederland heeft twee aanbevelingen opgeleverd die niet in overeenstemming zijn met het regeringsbeleid. Ten eerste gaat het om het koppelen van de uitkeringen aan de inflatie in plaats van aan de lonen. De regering ziet daar, mede in het licht van alle verkiezingsprogramma's, weinig in. Ten tweede pleit het IMF voor volledig automatische stabilisatoren zonder dat daaraan een begrenzing wordt gesteld. De Studiegroep begrotingsruimte heeft geadviseerd om, als wordt gekoerst op een gemiddeld EMU-saldo van 1,5%, bij grote afwijkingen, onder 0% of boven 3%, het beleid te herbezien. Dit is een verstandig advies, omdat de regering nooit zeker weet of zij de structurele ontwikkeling goed inschat. In dat licht vormt de periode eind jaren zeventig/begin jaren tachtig een goede les. Destijds heeft een te hoge inschatting van de trendmatige economische groei geleid tot een ontsporing van de overheidsfinanciën. De percentages van 0 en 3 zijn natuurlijk vrij willekeurig, maar het is belangrijk om signaalwaarden te hanteren.
Samenstelling:
Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Crone (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie) en Çörüz (CDA).
Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ten Hoopen (CDA) en Duijkers (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van Middelkoop (ChristenUnie), Apostolou (PvdA), Valk (PvdA), Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van 't Riet (D66), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Verburg (CDA), Karimi (GroenLinks), Remak (VVD), Wil- ders (VVD), Molenaar (PvdA) en Çörüz (CDA).
Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), Van den Akker (CDA), De Graaf (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Belinfante (PvdA), Zijlstra (PvdA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Gortzak (PvdA), Ter Veer (D66), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Bussemaker (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Balemans (VVD), Duivesteijn (PvdA) en Van Oven (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28000-IXB-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.