Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2019
Hierbij stuur ik u het onderzoeksrapport van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-
en Genocide Studies, over de toegevoegde waarde van een gespecialiseerde officier
van justitie die zich specifiek zou richten op de vervolging van IS-strijders voor
genocide1.
In het NIOD rapport wordt geschetst dat het extreem gewelddadige optreden van Islamitische
Staat dat de internationale gemeenschap de afgelopen jaren ernstig heeft geschokt
mogelijk een rechtvaardiging zou kunnen zijn om een speciale OvJ aan te stellen. Na
het in de breedte in kaart brengen van de relevante context, juridische kaders en
juridische infrastructuur omtrent de vervolging en berechting van internationale misdrijven
in Nederland komt het NIOD echter tot de conclusie dat een focus op vervolging en
berechting van uitsluitend IS-strijders voor (medeplichtigheid aan) genocide in Nederland
vermoedelijk te beperkt zal zijn, waardoor de juridische dan wel praktische waarde
van een gespecialiseerde officier van justitie voor de vervolging van IS-strijders
voor genocide gering is.
Nu eerder ook het OM heeft aangegeven van mening te zijn dat het momenteel niet nodig
is om een gespecialiseerde officier van justitie te benoemen2 concludeer ik dat de benoeming van een dergelijke officier van justitie de Nederlandse
aanpak van internationale misdrijven niet van de extra impuls zal voorzien die ermee
beoogd wordt. Desalniettemin zal dit kabinet gezien de ernst van de kwestie en de
aard van de misdrijven en de mate van gruwelijkheid daarvan, zich onverminderd blijven
inspannen voor de bestrijding van IS en de berechting van IS-strijders. Ook op internationaal
niveau wordt hier sterk op ingezet. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden
voor berechting door landen in de regio. Samen met de Minister van Buitenlandse Zaken
heb ik uw Kamer hierover recent bericht in de kabinetsreactie op het Advies Internationaal
Tribunaal ISIS.3
Het onderzoeksrapport van het NIOD roept echter een andere belangrijke vraag op, namelijk
of het OM en de politie voldoende zijn voorzien van capaciteit, middelen en expertise
om de Nederlandse doelstelling te behalen om geen veilige haven te zijn voor daders
van internationale misdrijven en straffeloosheid voor internationale misdrijven tegen
te gaan. Gezien het grote belang dat Nederland hecht aan de strijd tegen straffeloosheid
en het niet zijn van een veilige haven voor daders van internationale misdrijven wordt
deze vraag zeer serieus genomen.
De komende periode ga ik daarom samen met het OM en de politie in gesprek om te bepalen
of en zo ja hoe we de expertise voor het opsporen en vervolgen van internationale
misdrijven duurzaam gaan versterken. Ik kom hier bij uw Kamer op terug.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus