Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2019
Hierbij geef ik uitvoering aan uw verzoek om een brief over het bericht in de Telegraaf
«Den Haag sprak met Taliban – Ondanks regeringsstandpunt niet te praten met terroristen»
(Handelingen II 2018/19, nr. 34, Regeling van werkzaamheden). Tevens stuur ik u hierbij
de beantwoording van de vragen van het lid Karabulut over hetzelfde onderwerp (Aanhangsel
Handelingen II 2018/19, nr. 1153).
De MIVD draagt zorg voor de bescherming van de nationale veiligheid vanuit een militaire
invalshoek. Een zeer belangrijk onderdeel daarvan is het verzamelen van inlichtingen
over mogelijke dreigingen tegen onze eenheden in het buitenland. Deze inlichtingen
verkrijgt de MIVD uit verschillende soorten bronnen, zoals het onderscheppen van communicatie
van de tegenstander of andere technische middelen. Maar ook inlichtingen uit menselijke
bron zijn cruciaal. Ik kan in het openbaar niet gedetailleerd ingaan op eventuele
bronnen van de MIVD. Ik ga ook niet in op lopende juridische procedures.
In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat bij de MIVD zorgvuldigheid centraal staat als
het gaat om het zoeken, het rekruteren, het onderhouden en het uiteindelijk beeindigen
van de relatie met een informant of agent. Die zorgvuldigheid is nodig omdat deze
bronnen niet zelden een persoonlijk risico lopen door het delen van informatie die
we nodig hebben om onze militairen veilig te houden.
Ik wil benadrukken dat personeel dat voor een Nederlandse missie heeft gewerkt en
daardoor gevaar loopt, door Defensie niet in de steek wordt gelaten.
Verantwoording over geheime operaties wordt, zoals u bekend, in de CIVD afgelegd.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten