27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 593 HERDRUK1 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 21 juni 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal aanvullende vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 12 mei 2016 over haar antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van het werkbezoek van een delegatie van de commissie aan de Air Task Force Middle East (Kamerstuk 27 925, nr. 591).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 juni 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

1.

Waarom maakte u op 17 mei 2016 in het weekoverzicht Defensieoperaties bekend dat Nederlandse F-16’s tientallen IS-strijders hebben uitgeschakeld, terwijl u eerder niet over het aantal slachtoffers als gevolg van Nederlandse luchtacties rapporteerde?

Defensie wil zo transparant mogelijk zijn, maar heeft tegelijkertijd te maken met de noodzaak om wegens veiligheidsredenen terughoudend te zijn. In de weekoverzichten Defensieoperaties wordt zoveel mogelijk bekendgemaakt. Dat er ISIS-strijders zijn gedood bij de inzet is al vaker gemeld. In dit geval kon er meer informatie worden verstrekt.

2.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld in de artikel 100 brief over Nederlandse deelname aan de strijd tegen ISIS?

3.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld tijdens de technische briefing over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS?

4.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld in antwoord op feitelijke vragen over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS?

5.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld tijdens het AO of plenair debat over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS?

6.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld in de voortgangsbrief over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS?

7.

Wat is de reden dat de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld op een ander geschikt moment?

8.

Kunt u exact en volledig toelichten wat de specifieke operationele beperkingen zijn voor de inzet van de Nederlandse F-16’s als gevolg van het ontbreken van de satellietcommunicatie? In hoeverre beperkt het ontbreken van SatCom de Nederlandse inzet boven Syrië?

19.

Vindt u, terugkijkend op het besluitvormingsproces, dat het ontbreken van SatCom had moeten worden vermeld in de Artikel 100-brief, tijdens de technische briefing, in antwoord op feitelijke vragen, tijdens het AO, in de voortgangsbrief of anderszins? Deelt u de mening dat dit relevante informatie betreft die van invloed is op de (mate van) inzetbaarheid van de F16’s boven Oost-Syrië?

Het is betreurenswaardig dat er een onjuist beeld is ontstaan. Het ontbreken van satellietcommunicatie is geen beperkende factor voor de inzet van de Nederlandse F-16’s in Syrië. De effectiviteit van de inzet van de Nederlandse F-16’s wordt juist alom zeer gewaardeerd. Dat de Nederlandse F-16’s niet over satellietcommunicatie beschikken, was tijdens onze jarenlange inzet in Afghanistan ook een gegeven. Vrijwel geen coalitiepartner is in het bezit van satellietcommunicatie. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, onderscheidt Nederland zich wel van andere coalitiepartners met de Small Diameter Bomb. Door de precieze inzet van deze bom wordt de kans op nevenschade en ongewenste slachtoffers verkleind.

Het merendeel van de luchtaanvallen wordt op dit moment uitgevoerd in Irak. Wat de inzet boven Oost-Syrië betreft, voeren de Nederlandse toestellen vooral Air Interdiction (AI-)missies uit, gericht op strategische elementen van de grensoverschrijdende aanvoerlijnen van ISIS vanuit Oost-Syrië naar Irak, zoals commandocentra en wapenopslagplaatsen. Daar is geen satellietcommunicatie voor nodig omdat het doel reeds vooraf is bepaald. De coalitie kan waar nodig ook Close Air Support (CAS-)missies uitvoeren ten gunste van gematigde gewapende Syrische oppositiegroepen die strijden tegen ISIS. Het zwaartepunt ligt daarbij op dit moment op West-Syrië waar Nederlandse toestellen niet actief zijn, conform het mandaat zoals vastgelegd in de aanvullende artikel 100-brief van 29 januari 2016.

Voor CAS-missies is een communicatieverbinding met een Forward Air Controller nodig. Een dergelijke verbinding is ook mogelijk zonder satellietcommunicatie. Er wordt dan gebruikgemaakt van tussenstations in de lucht of op de grond. Een satellietverbinding, waarover zoals gezegd slechts enkele partners beschikken, is wel betrouwbaarder. Het is aan de commandant om per inzet voor CAS-missies te bepalen welke middelen hij inzet. Flexibiliteit in de mandaten van coalitiepartners biedt hem daarbij ruimere keuzemogelijkheden.

9.

Welke landen van de coalitie die niet beschikken over satellietcommunicatie in hun jachtvliegtuigen nemen deel aan bombardementen boven Syrisch grondgebied?

Defensie kan geen informatie verschaffen over de capaciteiten van de coalitiepartners. Wel is bekend dat, naast Nederland, een aantal coalitiepartners mandaat heeft om ook boven Syrisch grondgebied te opereren (www.centcom.mil).

10.

Is op enig moment overwogen om de geografische beperking om het luchtwapen alleen in te zetten boven Oost-Syrië al dan niet gedeeltelijk op te heffen om zo het operatiegebied te vergroten voor de Nederlandse F-16’s?

Nee. Het Nederlandse mandaat beperkt zich tot de inzet van F-16’s boven Oost-Syrië.

11.

Wanneer was u op de hoogte van het feit dat de F-16’s niet over satellietcommunicatie beschikten?

12.

Was het u ten tijde van het versturen van de artikel-100-brief aan de Kamer over Nederlandse deelname aan de strijd tegen ISIS bekend dat het ontbreken van de satellietcommunicatie een beperkende factor is? Zo nee, waarom niet?

De Nederlandse F-16’s hebben sinds de oplevering niet de beschikking gehad over satellietcommunicatie. Dit vormt, zoals eerder gesteld, geen beperkende factor, maar de meerwaarde ervan is sinds de operaties boven Afghanistan (vanaf 2002) onderkend.

13.

Kunt u aangeven hoeveel sorties er gevlogen zijn door de Nederlandse F-16’s? Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal sorties van andere luchtmachten van de coalitie?

Defensie is om veiligheidsredenen terughoudend met informatie over de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS. Met enige regelmaat worden echter globale cijfers vrij gegeven. Daarbij wordt het aantal gevlogen missies gemeld en het aantal ingezette wapens. «Sorties» is een vakterm van de luchtmacht. Omwille van helderheid en begrijpelijkheid spreekt Defensie extern altijd over gevlogen missies. De meest recente cijfers zijn: meer dan 2.100 missies gevlogen waarbij meer dan 1.800 keer wapens zijn ingezet. Verder is een vergelijking met andere coalitielanden niet mogelijk. Coalitielanden leveren andere bijdragen in soorten en aantallen vliegtuigen. Dit leidt tot verschillende soorten missies.

14.

Hoe verhouden de vier missies met gewapende inzet die de Nederlandse F16’s tot op heden hebben gevlogen boven Oost-Syrië zich tot de urgentie van het Amerikaanse verzoek tot intensivering van de Nederlandse inzet en het veronderstelde belang van deze intensivering voor de strijd tegen ISIS in Irak?

15.

Is het aantal keren dat Nederlandse F16’s tot nu toe zijn ingezet in Oost-Syrië minder dan het kabinet van tevoren had verwacht? Zo ja, van welke aantallen was in de planning uitgegaan?

Boven Syrië vliegen is geen doel als zodanig. Het gaat om de strijd tegen ISIS in het hele operatiegebied. Het is van belang dat de coalitie beschikt over een zo flexibel mogelijke pool aan jachtvliegtuigen. Jachtvliegtuigen zijn en blijven schaars en door de toestellen zowel in Irak als Syrië in te zetten, haalt de coalitie meer rendement uit het geheel. Vooraf bestond er geen verwachting van het precieze aantal te vliegen missies boven Oost-Syrië.

16.

Hoe zou u het aandeel van vier Nederlandse missies met gewapende inzet boven Syrië ten opzichte van de in totaal 3.877 missies van de internationale coalitie (= 0,1%) kwalificeren?

Verhoudingsgewijs blijft de Nederlandse inzet in Syrië niet achter bij die van coalitiepartners. De bijdragen van de coalitiepartners verschillen daarnaast in soorten en aantallen vliegtuigen. De (unieke) capaciteiten die elke partner meebrengt, stelt de operationele commandant in staat om zo flexibel mogelijk de beschikbare middelen in te zetten. Het is aan hem om per inzet te bepalen welke middelen hij inzet. De waardering en erkenning die we internationaal ontvangen, lijken uw Kamer nog niet te hebben bereikt.

17.

Van de vier missies met gewapende inzet die de Nederlandse F16’s tot op heden hebben gevlogen boven Oost-Syrië, hoeveel daarvan betroffen Air Interdiction (AI) en hoeveel betroffen Close Air Support (CAS)? Welk type doelen zijn bij de Air Interdiction-operaties getroffen?

Zoals bekend, wordt om veiligheidsredenen in het weekoverzicht Defensieoperaties geen uitsplitsing van inzet in Irak of Syrië gegeven. Wel hebben de Nederlandse F-16’s tot op heden zeven missies gevlogen boven Oost-Syrië, waarvan vier met wapeninzet. Het betrof hierbij zowel AI-missies, tegen vooraf bepaalde doelen zoals wapenopslagplaatsen, vuurposities en schuillocaties van ISIS-strijders, als CAS-missies, ter ondersteuning van grondtroepen.

18.

Klopt het dat wanneer de Nederlandse F16’s wél zouden beschikken over SatCom deze aanzienlijk vaker zouden zijn ingezet in Oost-Syrië dan de vier missies met gewapende inzet die tot op heden zijn gevlogen?

Nee, waarschijnlijk niet. Het merendeel van de luchtaanvallen van de coalitie wordt nog steeds uitgevoerd boven Irak. Ten aanzien van Syrië ligt de nadruk van de coalitie, zoals bij herhaling aangegeven, thans bij operaties boven West-Syrië.

20.

Klopt het dat de in de brief genoemde «tussenstations» ontbreken in Oost-Syrië en dat het juist daardoor moeilijker of meer risicovol is voor Nederlandse F16’s om missies uit te voeren in het gebied?

Nee. Ook in Oost-Syrië wordt gebruikgemaakt van tussenstations als dat vanwege het radiobereik nodig is. De tussenstations bevinden zich in de lucht of op de grond.

21.

Wanneer verwacht u helderheid te kunnen verschaffen over de resultaten van het onderzoek naar de technische mogelijkheid om het nieuwe type radio voor de F-16 te benutten, of te voorzien van satellietcommunicatie?

Vanaf het derde kwartaal van 2015 is het enige testtoestel waarover het Commando Luchtstrijdkrachten beschikt voorzien van technische aanpassingen om de mogelijkheden voor satellietcommunicatie te onderzoeken. Dit testtoestel is van het type F-16B (tweezitter) en verschilt in configuratie op enige punten van het type F-16A (éénzitter). Thans worden beproevingen op het testtoestel gedaan om te beoordelen of het systeem technisch voldoet. De benodigde operationele vliegtesten zullen in het derde kwartaal van 2016 worden uitgevoerd. Parallel hieraan wordt bezien hoe deze aanpassingen aan het type F-16A kunnen worden uitgevoerd. Eind 2016 wordt duidelijkheid verwacht over de testresultaten en toepasbaarheid.


X Noot
1

Eerder abusievelijk gepubliceerd onder Kamerstuk 26 488, nr. 409 wat hiermee komt te vervallen

Naar boven