27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 533 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2015

Tijdens het Algemeen Overleg Afghanistan op 15 mei 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 494) en het daaropvolgende Verslag Algemeen Overleg (10 juni) (Handelingen II 2014/15, nr. 91, item 23) verzocht het lid Sjoerdsma (D66) om voortzetting van het rechtsstaatprogramma Kunduz tot het einde van de looptijd van het Meerjarig Strategische Plan Afghanistan van de ambassade Kaboel (2017) (Kamerstuk 27 925, nr. 491). Ik heb bij die gelegenheid laten weten positief tegenover voortzetting te staan en te bezien hoe dit zijn beslag kan krijgen. Sindsdien heeft de ambassade gewerkt aan een vervolg op het rechtsstaatprogramma Kunduz. Ik breng uw Kamer graag op de hoogte van de stand van zaken.

De ambassade heeft, samen met Afghaanse en internationale experts, de situatie in Kunduz op het gebied van de rechtsstaat geanalyseerd. Daarbij werd gekeken naar de veiligheidssituatie (mede vanwege het vertrek van ISAF-troepen) en de resultaten van het Nederlandse rechtsstaatprogramma (2011–2014). Uit de analyse kwam naar voren dat voortzetting van het Nederlandse rechtstaatprogramma meerwaarde heeft: er is in Kunduz nog steeds behoefte aan ondersteuning om de kwaliteit van de justitiesector te verbeteren. Daarbij werd ook geconcludeerd dat het aanbeveling verdient door te gaan met het werk in de informele sector en zo veel mogelijk met bestaande partners te werken. Deze partners moeten de nodige ervaring hebben op het gebied van rechtsstaatontwikkeling in Kunduz, robuust genoeg zijn om in moeilijke (veiligheids)omstandigheden te opereren en beschikken over een uitgebreid lokaal netwerk. In aanvulling hierop kwam naar voren dat meer focus op vredesopbouw wenselijk is, zodat de legitimiteit van de lokale overheid in Kunduz wordt versterkt.

Op basis hiervan is besloten het rechtsstaatprogramma Kunduz voort te zetten. De inhoudelijke lijn van het programma blijft grotendeels gelijk, te weten één pijler die zich richt op de formele justitiesector, en één pijler die zich richt op de informele sector. Een aanzienlijk deel van de conflicten en geschillen, zoals die over water of land, wordt in Kunduz nog steeds voorgelegd aan «informele» juridische instituties, zoals lokale zogenaamde vredesshura’s. Deze informele instituties hebben, zeker op het platteland, veel draagvlak onder de bevolking en dragen in belangrijke mate bij aan het beslechten van conflicten. Daarom zal Nederland zich blijven inzetten voor een kwalitatieve versterking van dit deel van de juridische sector. De samenwerking met The Asia Foundation (TAF) zal om die reden worden voortgezet.

Wat betreft het versterken van de formele sector zal opnieuw worden gewerkt met Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) als uitvoerder. Ook zal Nederland de rechtsstaatadviseur bij UNAMA in Kunduz blijven ondersteunen. Deze adviseur heeft het overzicht over de rechtsstaatsector in de provincie en kan zorgen voor synergie tussen de verschillende door Nederland en andere donoren gefinancierde programma’s. Binnen het programma zal ook worden gezorgd voor samenhang met het al lopende GIZ-project, dat zich richt op het verbeteren van de toegang van vrouwen tot rechtspraak in de noordelijke provincies van Afghanistan, waaronder in Kunduz.

Vermeldenswaardig hierbij is dat GIZ en TAF de directe partners voor Nederland zijn, maar dat zij op hun beurt nauw samenwerken met lokale Afghaanse uitvoeringsorganisaties. Zij zijn goed bekend met de lokale situatie en kunnen zorgen voor meer duurzaamheid.

Gezien de conclusies van de analyse op het punt van vredesopbouw zal Nederland, in aanvulling op het werk van GIZ en TAF, het Afghanistan Urban Peacebuilding Programme van de VN-organisatie Habitat ondersteunen. Met dit vredesopbouw-programma werkt VN-Habitat aan de dialoog tussen gemeenschappen, lokale overheden en politie op het gebied van veiligheid en vredesopbouw, kortom aan meer legitimiteit van de overheid. Hoewel Nederland sinds 2009 in beginsel niet met VN-Habitat werkt, ben ik in dit geval bereid een uitzondering te maken vanwege het kwalitatief hoogstaande voorstel en de complementariteit met het werk van TAF en GIZ. VN-Habitat heeft een jarenlange ervaring in Afghanistan en beschikt over stevige uitvoeringscapaciteit ter plaatse.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven