De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de VN-Veiligheidsraad met resolutie 2170 (2014), de zogenoemde «grove,
systematische en wijdverspreide schending» van de mensenrechten door de Islamitische
Staat (IS) veroordeeld heeft;
overwegende dat IS zich schuldig maakt aan barbaarse misdaden, zoals de voortdurende
en massale vervolging van etnische en religieuze groepen, de vernietiging van cultureel
erfgoed, het ontheiligen van graven, de confiscatie van eigendommen en het wijdverspreid
en systematisch vermoorden van burgers, zoals ook gedocumenteerd door VN-waarnemers
en in rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch;
overwegende dat de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep geheel
of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen, tot uitdrukking komt in de ideologie en
de barbaarse praktijken van IS;
constaterende dat landen op basis van VN-Veiligheidsresolutie 1674 (2006) een politieke
verantwoordelijkheid hebben om de door IS bedreigde minderheidsgroepen te beschermen;
van mening dat IS zich schuldig maakt aan genocide op etnische en religieuze groeperingen,
althans daartoe pogingen onderneemt;
verzoekt de regering, dit oordeel over te nemen en in internationaal verband uit te
dragen, om zo te komen tot de meest krachtige veroordeling van IS, alsmede overeenkomstig
de verplichtingen uit de Genocideconventie te handelen,
en gaat over tot de orde van de dag.