27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 462 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2012

In vervolg op de brief van 19 juni jl., Kamerstuk 27 925, nr. 461, informeren wij u hierbij over de uitkomsten van de Tokio conferentie en de Nederlandse beoordeling daarvan. Door middel van deze brief wordt eveneens tegemoet gekomen aan een vraag van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg van 27 juni jl. over de meest recente cijfers van het re-integratieprogramma APRP.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Tokio conferentie

Op 8 juli jl. vond in Tokio een internationale conferentie plaats over de betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de economische groei en ontwikkeling van Afghanistan gedurende de transitie en de zogenoemde periode van transformatie die daarop volgt (2015–2024). Belangrijkste doel van de Tokio conferentie was koppeling van deze betrokkenheid aan concrete afspraken met de Afghaanse regering over door Afghanistan uit te voeren hervormingen op het gebied van onder meer goed bestuur, mensenrechten, corruptiebestrijding en financieel beheer en inkomstenwerving. Om de gemaakte afspraken te bewaken is een mechanisme overeengekomen dat toeziet op de naleving daarvan.

De conferentie werd geopend door de Japanse premier Noda en de Afghaanse president Karzai. De Japanse minister van Buitenlandse Zaken Gemba en de Afghaanse ministers van resp. Buitenlandse Zaken en Financiën, Rassoul en Zakhilwal, zaten de conferentie voor. Meer dan 50 landen en 25 internationale organisaties namen deel aan de conferentie, evenals een vertegenwoordiging van het Afghaanse maatschappelijk middenveld. Nederland werd vertegenwoordigd door Directeur-Generaal Internationale Samenwerking dhr. Rob Swartbol.

Door Nederland is benadrukt dat het Afghanistan van vandaag fundamenteel verschilt van de situatie waarin het door vele jaren van oorlog verwoeste land tien jaar geleden verkeerde. Toegang tot gezondheidszorg is sterk verbeterd, kindersterfte is significant gedaald en een beduidend hoger aantal kinderen gaat naar de lagere en middelbare school. Deze vooruitgang is fragiel en nog niet onomkeerbaar en vraagt voortgezette internationale steun.

Nederland herhaalde in Tokio dat de Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan er een is van de lange termijn en dat Nederland, naast de in Chicago toegezegde steun voor de veiligheidssector, ook betrokken zal blijven bij de sociaaleconomische ontwikkeling van het land. Vanwege de demissionaire status van het kabinet heeft Nederland geen concrete financiële toezeggingen gedaan. De Nederlandse steun is echter niet onvoorwaardelijk. Nederland verwacht concrete verbeteringen van de Afghaanse regering op het gebied van goed bestuur, corruptiebestrijding, electorale hervormingen, de rechtsstaat, mensenrechten, in het bijzonder de rechten van vrouwen en meisjes, en financieel beheer van publieke middelen, maar ook met betrekking tot de participatie van het maatschappelijk middenveld en bevordering van de private sector. Nederland ziet deze conditionaliteit tussen concrete resultaten en financiële steun als een belangrijk onderdeel van het lange termijn partnerschap met Afghanistan.

Ook andere landen vroegen in hun interventie in het bijzonder aandacht voor de positie van vrouwen en de bestrijding van de wijdverbreide corruptie. Net als Nederland gaven zij aan gecommitteerd te zijn aan de ontwikkeling van Afghanistan op de lange termijn, maar dat de mate waarin de internationale gemeenschap in staat zal zijn om de steun aan Afghanistan voort te zetten, afhankelijk is van de vooruitgang die de Afghaanse overheid laat zien op deze en andere belangrijke terreinen. Veel landen committeerden zich financieel aan lange termijn steun aan Afghanistan, meestal tot en met 2015. Opvallende uitzondering was Zweden, dat EUR 1,2 miljard toezegde tot en met 2024.

De Tokio conferentie aanvaardde een document (Tokyo Declaration met als annex de Tokyo Mutual Accountability Framework, zie bijlage)1 waarin bovengenoemde, gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Afghanistan is vastgelegd. Van de zijde van de internationale gemeenschap werd USD 16 miljard aan steun toegezegd voor sociaaleconomische ontwikkeling tot en met 2015, alsmede een versterkte inzet op vergroting van de effectiviteit van de hulp. De Afghaanse regering verplichtte zich tot het uitvoeren van een aantal specifieke hervormingen op belangrijke civiele terreinen als goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat.

Zo zal de Afghaanse regering bijvoorbeeld in begin 2013 een tijdspad en een nieuw electoraal raamwerk ontwikkelen voor de presidents- en parlementsverkiezingen van resp. 2014 en 2015. Ook committeert de Afghaanse regering zich aan de volledige uitvoering en handhaving van de grondwet en andere fundamentele wetgeving, waaronder de wet voor de eliminering van geweld tegen vrouwen en het wettelijk raamwerk voor de bestrijding van corruptie.

Minister van Buitenlandse Zaken Rassoul en minister van Financiën Zakhilwal gaven aan het slot van de conferentie aan de zorgen die de internationale gemeenschap breed had verwoord tijdens de conferentie te erkennen, in het bijzonder met betrekking tot de rechten en positie van vrouwen. Zij zegden toe persoonlijk nauw te zullen toezien op de implementatie en uitvoering van de in Tokio gemaakte afspraken. Het Tokyo Mutual Accountability Framework diende daarbij in hun ogen als uitgangspunt voor het meten van vooruitgang. Niet alleen de internationale gemeenschap kon de Afghaanse regering hierop afrekenen, maar vooral ook het Afghaanse volk zelf. De Afghaanse bewindslieden dankten de internationale gemeenschap voor de toegezegde steun voor de komende jaren en riepen de aanwezige landen op ook op hun beurt vooruitgang te boeken op de indicatoren waar zij zich in Tokio aan hadden verplicht.

Nederland is tevreden met de Tokyo Declaration, inclusief het Tokyo Mutual Accountability Framework. De wederzijdse verantwoordelijkheden zijn helder vastgelegd door middel van specifieke indicatoren en de vooruitgang zal jaarlijks worden besproken. Dit monitoringsmechanisme is belangrijk voor Nederland. Het gaat er uiteindelijk om of de beloften op papier, daadwerkelijk worden omgezet in concrete actie. Nederland zal dan ook samen met andere internationale partners zorgvuldig toezien op de uitvoering van de gemaakte afspraken.

Update re-integratiecijfers

Tijdens het AO Afghanistan van juni jl. deed het kabinet de toezegging in de brief over de Tokio conferentie eveneens de meest recente cijfers van het Afghanistan Peace and Reintegration Program (APRP) op te nemen. Per datum van 9 juli jl. zijn in totaal 4 975 re-integranten opgenomen in het programma. Hiervan worden 385 personen bestempeld als leiders of sleutelfiguren. 4 665 re-integranten hebben transitie-assistentie gekregen. Met een additionele 1 064 mensen wordt onderhandeld. Zij wachten op de vetting, acceptatie in het programma en registratie. Een totaal aantal van 3 450 wapens is tot op heden verzameld en geregistreerd.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven