Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2011
Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, de reactie op het verzoek van de vaste commissie
voor Buitenlandse Zaken van 12 september 2011 met kenmerk 2011Z17219/2011D42888 inzake de uitspraken van de Commissaris voor de Mensenrechten van de Raad van Europa over mensenrechtenschendingen begaan
in de context van terrorismebestrijding.
De Nederlandse regering zet zich bilateraal en multilateraal in voor effectieve internationale samenwerking om het kwaad van
het terrorisme een halt te roepen. De internationale gemeenschap staat voor de uitdaging om terroristische netwerken en eenlingen
te bestrijden die doelbewust proberen met niets ontziend geweld de maatschappij te ontwrichten en de internationale rechtsorde
te ondermijnen.
Thomas Hammarberg stelt in zijn «mensenrechten-blog» dat Europese landen, in hun streven terrorisme te bestrijden, de mensenrechten
op ernstige wijze hebben geschonden. Hij baseert zijn uitspraken op bestaand onderzoek dat Dick Marty, als rapporteur van
het Parlementair Assemblee van de Raad van Europa, in 2006 verrichtte naar de betrokkenheid van Europese landen bij de illegale
detentie, transport en verhoor van terreurverdachten door de CIA. In dit onderzoek werd diverse lidstaten van de Raad van
Europa verweten dat zij hieraan medewerking zouden hebben verleend. Hammarberg toont zich daarnaast zeer kritisch over de
wijze waarop de landen die in het rapport van Dick Marty werden genoemd, onderzoek hebben verricht naar de bevindingen. Thomas
Hammarberg baseert zijn uitspraken echter niet op nieuwe informatie of recente onderzoeken. Er is geen sprake van een nieuw
rapport over geheime detentiecentra zoals wordt gesuggereerd in het artikel op nu.nl.
Volgens de Nederlandse regering moet de bestrijding van terrorisme geschieden binnen de kaders van de rechtsstaat en met respect
voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van burgers. De Nederlandse regering heeft zich altijd uitgesproken tegen
het overbrengen van op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten. Ook heeft de Nederlandse regering het gebruik
van geheime detentiecentra met klem afgewezen.
In lijn met dit standpunt heeft Nederland zowel bilateraal als in EU-kader aangedrongen op grondig onderzoek door de nationale
autoriteiten naar de vermeende betrokkenheid van Europese overheden naar de bevindingen van Dick Marty. In meerdere van de
door Hammarberg genoemde landen heeft (parlementair) onderzoek plaatsgevonden.
Het beeld dat door Hammarberg wordt neergezet, namelijk dat er in Europa bij de bestrijding van terrorisme onvoldoende aandacht
zou zijn voor mensenrechten herken ik niet. Tegenover de dreiging van terroristen, die zelf geen enkel middel schuwen en niet
aarzelen talloze onschuldige slachtoffers te maken, wordt steeds met een grote mate van zorgvuldigheid en met inachtneming
van de mensenrechten en de rechtstatelijke beginselen opgetreden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal