27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 315
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE, EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2008

Overeenkomstig het verzoek van de Kamer om regelmatig te worden geïnformeerd over de voortgang van de missie in Afghanistan, doen wij u hierbij de periodieke stand van zakenbrief toekomen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Inleiding

Op 15 februari ging uw Kamer de laatste stand van zakenbrief toe inzake Afghanistan. Daarna is de Kamer ondermeer via het verslag van de NAVO-top in Boekarest (Kamerstuk 28 676, nr. 57), het Algemeen Overleg van 16 april en het verslag van de reis van de minister van Buitenlandse Zaken aan Afghanistan van 7–9 mei (Kamerstuk 27 925, nr. 311) geïnformeerd over actuele ontwikkelingen.

Deze brief gaat in op ontwikkelingen in de laatste vier maanden, waaronder op het gebied van opbouw, politieke ontwikkelingen, militaire zaken en drugs. In deze brief zijn de toezeggingen zoals gedaan tijdens het Algemeen Overleg van 16 april jl. verwerkt, waaronder een appreciatie van het 3D beleid (diplomacy, defense, development) in Afghanistan, de voortgang van de Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan en de voortgang met betrekking tot Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT’s).

In de afgelopen vier maanden zijn twee Nederlandse militairen om het leven gekomen. Op 18 april zijn Luitenant Dennis van Uhm en soldaat Mark Schouwink gesneuveld nadat zij met hun voertuig op een bermbom waren gereden. De regering spreekt haar medeleven uit met de nabestaanden.

Op 9 en 10 juni 2008 bracht president Karzai een succesvol officieel bezoek aan Nederland. Hij sprak ondermeer met de minister-president en de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en voor Ontwikkelingssamenwerking. Ook sprak hij met leden van de Eerste en Tweede Kamer, bracht hij een bezoek aan het Operatiecentrum van het ministerie van Defensie en opende hij een door het ministerie van Economische Zaken georganiseerd businessseminar met meer dan honderd Afghaanse en Nederlandse bedrijven. Hij sloot zijn bezoek af met een toespraak aan de Universiteit van Leiden.

Karzai uitte tijdens verschillende gelegenheden zijn grote dankbaarheid voor de Nederlandse inzet in Afghanistan en betuigde zijn respect aan de 16 dodelijke Nederlandse slachtoffers en hun nabestaanden. Hij benadrukte dat dankzij de Nederlandse inzet de omstandigheden in Uruzgan aanzienlijk zijn verbeterd in de afgelopen twee jaar, maar gaf ook toe dat de Afghaanse regering na de beëindiging van de huidige Nederlandse bijdrage aan de Task Force Uruzgan (TFU) in 2010 nog niet in staat zal zijn zelfstandig alle overheidstaken in deze provincie op zich te nemen. Afghanistan zal nog een lange reeks jaren afhankelijk blijven van internationale steun en solidariteit. Hieronder wordt per thema nader inhoudelijk ingegaan op hetgeen met president Karzai is besproken.

Internationale strategie

De laatste vier maanden hebben in het teken gestaan van het versterken van de internationale strategie over Afghanistan en de noodzakelijke continuïteit in de uitvoering.

De NAVO

De Nederlandse regering was tevreden met de uitkomst van de Boekarest Top (4 april). De regeringsleiders gaven collectief hun goedkeuring aan een Strategisch Politiek Militair Plan inzake Afghanistan. Dit plan bestaat uit twee delen: een politieke verklaring en een intern deel, waarin een aantal doelstellingen nader militair-technisch wordt uitgewerkt. Dit plan zal de komende jaren verder richting geven aan ISAF bij het bereiken van haar doelstellingen. De NAVO-strategie is in lijn met de doelstellingen in de artikel 100-brief van 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279). Groter Afghaans eigenaarschap en meer Afghaans leiderschap staan centraal in deze strategie. Belangrijke Nederlandse wensen zoals de regionale context, complementariteit tussen ISAF enerzijds en de EU en de VN anderzijds, intensivering van het verzoeningsspoor, mensenrechten en solidariteit, versterking van het (coördinerend) primaat van de Afghaanse regering en de VN voor wederopbouw en bestuursopbouw zijn opgenomen in dit Plan. In Boekarest kondigde President Karzai aan dat de verantwoordelijkheid voor Regional Command Capital (de regio Kabul) in 2008 zal worden overgedragen aan het Afghaanse Leger. Afghanisering is daarmee tastbaar ingezet.

De Verenigde Naties

Op 23 maart 2008 gaf de VN Veiligheidsraad unaniem zijn goedkeuring aan een nieuwe resolutie (nummer 1806) waarin het mandaat van UNAMA wordt versterkt (www.un.org/News/Press/docs/2008/sc9281.doc). Met resolutie 1806 kan de VN de coördinatie van de activiteiten op het gebied van bestuursondersteuning en wederopbouw krachtiger ter hand te nemen. Ook benadrukt de resolutie de noodzaak van innige samenwerking tussen de VN en ISAF in het gehele land en in het zuiden in het bijzonder. De resolutie onderstreept de volledige synergie in doelstellingen tussen de VN en ISAF. Tot slot benoemt de resolutie onderwerpen waar Nederland waarde aan hecht: nationale verzoening in Afghanistan, het vermijden van burgerslachtoffers en respect voor de mensenrechten. Met deze resolutie zal de nieuwe VN-gezant in Afghanistan, de Noor Kai Eide, betere mogelijkheden krijgen om de activiteiten van de internationale gemeenschap te stroomlijnen. Deze resolutie is ook van belang voor de VN-presentie in Zuid-Afghanistan. Op korte termijn zal de Food and Agriculture Organisation (FAO) een vestiging openen in Uruzgan; UNICEF voert er onderwijsprojecten uit.

Een UNAMA-vertegenwoordiger uit Kabul is nu tweemaal per maand in de provincie.

UNAMA heeft een kantoor in Kandahar, dat ook Uruzgan bestrijkt. Dat zijn bemoedigende stappen, die mede dankzij Nederland zijn gezet. Twee jaar geleden was de VN nauwelijks aanwezig in Zuid-Afghanistan. Niettemin blijft Nederland aandringen op een permanente UNAMA-presentie in Uruzgan. Hiertoe hebben de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking meerdere malen overleg gevoerd met de SG VN en zijn gezant in Afghanistan, Kai Eide.

Parijs conferentie

In navolging van de conferentie in Londen in januari 2006 vond op 12 juni jl. in Parijs een belangrijke ministeriële Afghanistan-conferentie plaats, in aanwezigheid van onder meer president Karzai, SGVN Ban-Ki Moon en onder gastheerschap van president Sarkozy. Meer dan tachtig landen, organisaties en waarnemers namen deel aan de conferentie. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking vertegenwoordigde Nederland. President Karzai benutte de conferentie om de Afghan National Development Strategy (ANDS) te presenteren (www.ands.gov.af/ands). Dit is het leidende beleidsdocument voor de wederopbouwstrategie die de Afghaanse regering de komende vijf jaar zal implementeren. Voorts bevat de ANDS nadere duiding op basis waarvan de internationale gemeenschap haar assistentie aan de Afghaanse regering kan kanaliseren.

De conferentie was in de eerste plaats een politieke toetsingsconferentie. Hiertoe werd enerzijds stil gestaan bij de successen sinds Londen (januari 2006). Veel landen noemden daarbij de opbouw van politieke instituties in Afghanistan, alsook de progressie bij de totstandkoming van het Afghaanse leger, de uitrol van het National Solidarity Programme in de provincies en vooruitgang op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Het aantal schoolgaande kinderen is in 7 jaar verzesvoudigd (van 1 miljoen in 2001 tot 6 miljoen nu, onder wie 2 miljoen meisjes), de kindersterfte is sterk aan het dalen hoewel moeder-kindsterfte nog steeds een van de hoogste ter wereld is (40 000 meer baby’s overleven nu per jaar afgezet tegen 2002) en 82% van de bevolking heeft toegang tot eerstelijns gezondheidszorg (9% in 2002). Anderzijds werden ook de uitdagingen genoemd: versterking van politie en bestuur (ook op provinciaal niveau), corruptiebestrijding en de uitvoering van een evenwichtig anti-drugsbeleid. Nederland vroeg daarnaast ook specifieke aandacht voor respect voor mensenrechten (moratorium op de doodstraf) en voortgang op het gebied van«transitional justice». Nederland heeft in 2007 € 15 miljoen toegezegd voor hervorming van de juridische sector. De Afghaanse regering werd opgeroepen spoedig voortgang te boeken op het gebied van«transitional justice». Indien dit uitblijft zal Nederland de betreffende middelen op andere wijze aanwenden. Vele sprekers, onder wie minister Koenders, riepen de Afghaanse regering op de voorbereidingen van de verkiezingen te intensiveren, inclusief het vaststellen van de nieuwe kieswet. De verkiezingen in 2009 vormen een test voor de democratische instituties die zijn opgebouwd.

De internationale gemeenschap stak ook de hand in eigen boezem. Betere internationale coördinatie, en werken via de Afghaanse overheid, is nodig om de effectiviteit van de hulp te vergroten. De speciale gezant van de SGVN in Afghanistan, Kai Eide, sprak van een «new deal» met de ANDS als leidraad.

In de tweede plaats had de conferentie het karakter van een pledgingconferentie. Afghanistan denkt USD 50 miljard nodig te hebben voor de implementatie van de ANDS (in de periode 2008–2013). Hiervan was reeds USD 21 miljard beschikbaar uit eerdere pledges van de internationale gemeenschap alsook uit eigen inkomsten van de Afghaanse overheid. Van de 29 miljard die daarenboven nodig is uit externe financieringsbronnen, heeft de internationale donorgemeenschap in Parijs ruim USD 21,4 miljard toegezegd.

Voor de periode 2009–2011 heeft Nederland een bedrag toegezegd van ten minste € 775 miljoen. Dit zijn ODA-fondsen (ondermeer onze meerjarige committeringen van € 100 miljoen aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund en € 40 miljoen voor het Law and Order Trust Fund) alsmede onze bijdrage tbv ISAF. De Verenigde Staten hebben toegezegd USD 10 miljard (voor 5 jaar) bij te dragen en het Verenigd Koninkrijk heeft bijna USD 1,6 miljard toegezegd.

Met de nieuwe resolutie van de VN-veiligheidsraad, de Politiek-Militaire Strategie van de NAVO, de Afghaanse Ontwikkelingsstrategie en de resultaten van de Parijs-conferentie kan een hernieuwde impuls worden gegeven aan de ontwikkeling en stabilisering van Afghanistan. De aandacht moet nu uitgaan naar de uitvoering van de gemaakte afspraken en het bereiken van concrete resultaten.

Opbouw en ontwikkeling

Algemeen

Nooit eerder heeft de provincie Uruzgan zoveel ondersteuning en aandacht gekregen. Zeker in Tarin Kowt is de voortgang zichtbaar. Bouwactiviteiten en de toegang tot elektriciteit zijn toegenomen. Ook de markten functioneren weer. Maar Uruzgan blijft een perifere provincie. Beperkte capaciteit van het bestuur, slechte infrastructuur en bereikbaarheid en de veiligheidsproblematiek remmen de ontwikkeling.

Sinds het begin van de missie zijn veel nieuwe partners gevonden met wie wordt samengewerkt in Uruzgan. Dit draagt bij aan de civielere stabiliserings- en ontwikkelingsinspanning. Niet alleen Nederland, maar ook andere civiele partners en programma’s komen voor capaciteitsopbouw van de lokale overheid en de private sector.

Op het gebied van capaciteitsopbouw van de nationale en provinciale overheid is een groeiend aantal actoren actief; nationale sectorale programma’s van de ministeries van onderwijs, volksgezondheid, landbouw en veeteeltontwikkeling, en rurale ontwikkeling worden uitgerold; internationale niet-gouvernementele organisaties voeren programma’s uit; de VN raakt steeds actiever betrokken bij Uruzgan, Afghaanse NGO’s bedienen gebieden die voor de overheid en ISAF moeilijk begaanbaar zijn.

Nederland zet zowel in op het behalen van snel zichtbare resultaten als op duurzame ontwikkeling door de aansluiting te zoeken met nationale programma’s. De provincie Uruzgan heeft een uiterst beperkte absorptiecapaciteit. Dit knelpunt bepaalt in belangrijke mate de snelheid waarmee opbouw in Uruzgan gestalte krijgt. Sinds augustus 2006 heeft Nederland ruim € 75 miljoen euro in de provincie gecommitteerd. Intensieve voorbereiding is noodzakelijk willen activiteiten blijvende resultaten opleveren. Zorgvuldige afstemming met niet alleen provinciale autoriteiten maar vooral ook lokale gemeenschappen is een essentiële voorwaarde voor succes en duurzaamheid.

Een goed initiatief om een aantal gelijkgerichte projecten te coördineren is de technische werkgroep die zich bezighoudt met landbouw en veeteelt in Uruzgan. In het kader van deze werkgroep komen het ministerie van Landbouw, Irrigatie en Veeteelt, de FAO, de ambassade, de private sector en NGO’s die projecten in Uruzgan uitvoeren, maandelijks samen om elkaar te informeren over lopende dan wel voorgenomen projecten.

– Voortgang uitrol nationale programma’s in Uruzgan

Onderwijs

Het onderwijsprogramma EQUIP gaat gestaag door met de uitrol van lager onderwijs met Nederlandse steun. Daarnaast levert Nederland bijdragen aan de onderwijssector via UNICEF-programma’s. Sinds de stand van zakenbrief van 15 februari 2008 (Kamerstuk 27 925, nr. 295) zijn, volgens de gegevens van het Afghaanse ministerie van Onderwijs, dankzij samenwerking met «community elders» en religieuze leiders, bij de aanvang van het nieuwe schooljaar op 22 maart vijf scholen in Uruzgan geopend. Daarnaast zijn 25 scholen in aanbouw en zijn contracten getekend voor nog eens 47 scholen. Scholen die vanwege de onveilige situatie waren gesloten worden nu weer geopend.

Gezondheidszorg

Toegang tot gezondheidszorg in Uruzgan wordt steeds beter, mede door de brede steun van de bevolking voor de Afghaanse organisatie die het programma voor basisgezondheidszorg uitvoert. Recent werd een internationale NGO die nog niet actief is in het zuiden gecontracteerd om een voorlichtingsprogramma op het terrein van gezondheid en hygiëne uit te voeren via 119 dorpsgemeenschapswerkers en 45 religieuze leiders in Uruzgan.

Plattelandsontwikkeling

Het National Solidarity Programme (NSP), een nationaal programma gericht op gemeenschapsontwikkeling dat Nederland ondersteunt, is op dit moment actief in twee districten van Uruzgan: Tarin Kowt en Khas Uruzgan. Uitbreiding naar Chora, Char Chino en Deh Rawod is goedgekeurd en een uitvoerende organisatie is reeds gecontracteerd. Deze organisatie zal voor het mobiliseren en organiseren van de lokale gemeenschappen bijgestaan worden door de Nederlandse NGO ZOA/Vluchtelingenhulp. Ook het National Area Based Development Programme (NABDP) van het ministerie voor Rurale Ontwikkeling (MRRD) dat zich richt op duurzame rurale ontwikkeling en capaciteitsopbouw van het provinciale bestuur, waaraan Nederland bijdraagt, voert een groot aantal omvangrijke activiteiten uit. Met het bezoek van minister Zia van MRRD aan Tarin Kowt en Deh Rawod en de plaatsing van een team ingenieurs in Tarin Kowt heeft dit programma een extra impuls gekregen. Nederland financiert luchtverbindingen tussen Kabul en Tarin Kowt voor Afghaanse overheidsambtenaren en medewerkers van NGO’s.

Microkrediet

Het Afghaanse micro-kredietprogramma MISFA (Microfinance Investment Support Facility for Afghanistan) wordt in Uruzgan uitgevoerd door de microkredietorganisatie WOCCU (World Council of Credit Unions). WOCCU zal twee «Uruzgan Islamic Investment Financial Cooperatives» oprichten (coöperatieve banken). De diensten die WOCCU zal gaan aanbieden zijn spaarrekeningen, leningen voor kleine bedrijven en coöperaties, schuldsanering en zakelijke en privérekeningen. Men verwacht eerst vooral leningen aan de agrarische sector te zullen verstrekken. Medewerkers van WOCCU zijn inmiddels in Uruzgan aangekomen en zijn begonnen met het werven en trainen van lokaal personeel. WOCCU verwacht op 28 juni volledig operationeel te zijn en de eerste leningen te verstrekken.

– Partnerschappen

Nederlandse NGO’s

In april brachten acht Nederlandse vertegenwoordigers van NGO’s een bezoek aan Tarin Kowt. Deze NGO’s hebben een gezamenlijk project in voorbereiding op het terrein van onderwijs, geestelijke gezondheidszorg, rurale infrastructuur en veterinaire zorg. Men hoopt binnen een maand maximaal operationeel te zijn en binnen drie maanden ook de plannen meer in detail, toegespitst op de lokale situatie, te hebben kunnen verfijnen. Via financiële steun aan een opstartfase («inceptie») zullen de organisaties in staat worden gesteld meteen aan het werk te gaan in afwachting van het operationele plan voor de komende jaren. Afstemming van de plannen met andere organisaties in Uruzgan en de betrokken ministeries is daarbij essentieel.

Radio Nawa

De door Nederland financieel ondersteunde uitzendingen van Radio Nawa worden volgens onafhankelijk luisteronderzoek door zo’n 80% van de bevolking van de gebieden waar de zender te horen is beluisterd. Programma’s waarbij luisteraars mogen inbellen met vragen lopen erg goed, vragen die niet tijdens de uitzending kunnen worden beantwoord worden voorgelegd aan deskundigen. Ook zijn vertegenwoordigers van de lokale overheid, volksvertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties geïnterviewd. Nawa zendt ook een dramaserie uit over drugs en de nadelen daarvan. De FM-stations bereiken nu vier van de zes districten van Uruzgan.

GTZ (Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit)

De eerste teamleden van GTZ (internationale en nationale deskundigen) zijn gearriveerd en hebben zich in Tarin Kowt gevestigd of gaan daar in juni heen. Op 7 juni werd het kantoor van GTZ in de stad Tarin Kowt geopend. Activiteiten ter ondersteuning van de provinciale capaciteit zijn gestart en aan de weg van Tarin Kowt naar Chora worden voorbereidingen getroffen voor aanvang van de constructiewerkzaamheden. GTZ participeert actief in diverse coördinatiefora.

FAO

Voor de uitvoer van haar programma in Uruzgan is de VN-landbouworganisatie FAO samenwerking aangegaan met een Afghaanse NGO. FAO zal zelf de werving van de speciaal voor het programma aan te trekken staf verzorgen. Voorts wordt kantoorruimte gehuurd en zullen FAO-medewerkers frequent in de provincie zijn. FAO heeft overeenstemming bereikt met de ministeries van Landbouw, Irrigatie en Veeteelt over de opzet van een resource center met 10 «klaslokalen» en een kleine «model boerderij». De selectie van de dorpen in Deh Rawod, Tarin Kowt en Chora waar 1000 kwetsbare gezinnen worden geselecteerd voor steun bij het verzekeren van hun voedselveiligheid is in gang gezet. Op 2 juni jl. vond de officiële inauguratie plaats van het programma in aanwezigheid van provinciale overheid, stamleiders en vertegenwoordigers van lokale organisaties.

GSE

Medewerkers van het tuinbouwbedrijf GSE (Growing Sales Exchange) zijn in Tarin Kowt om de voortgang te monitoren van het saffraanproject en de recent aangeplante boomgaarden. Zij geven nader instructie over de teelt van saffraan en starten een nieuw groentekassenproject en een project voor kleinvee. Daarnaast zijn bestrijdingsmiddelen ingevoerd om ziektes in oude verwaarloosde boomgaarden te bestrijden. Onderdeel van het groenteproject is een cursus aan 30 vrouwen, door de directeur van het provinciale departement voor Vrouwenzaken bijeengebracht. Deze vrouwen worden onderwezen in hoe de zaden gezaaid dienen te worden zodat zij als voorlichters kunnen werken voor 300 vrouwen in de provincie (elke voorlichter neemt tien vrouwen voor haar rekening) die aan het programma deelnemen. Half juni werden onder de bewoners van Tarin Kowt kippen uitgedeeld. De jonge legkippen zijn verdeeld over vijfhonderd van de armste gezinnen, veelal bestaande uit weduwen met jonge kinderen. Het pluimvee levert eieren op die kwetsbare huishoudend op de markt kunnen verkopen.

Nederlands bedrijfsleven

Leden van de Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan ondernamen in mei jl. een reis naar Uruzgan teneinde mogelijkheden voor activiteiten verder uit te werken. Om een extra stimulans te geven aan de inzet van het bedrijfsleven is het Subsidiekader Ondersteuning Economische Ontwikkeling Uruzgan opgesteld ter waarde van € 10 miljoen. Het subsidiekader, dat beoogt het bedrijfsleven te stimuleren om kennis en kunde in te zetten ter ondersteuning van de economisch ontwikkeling van de provincie Uruzgan, treedt binnenkort in werking.

Ondersteuning bestuur

Het belang van een sterke en coherente verbinding tussen het nationale en het provinciale bestuursniveau wordt steeds meer onderkend, ook door de nationale overheid. Uruzgan is opgenomen in de uitrol van drie nationale programma’s op dit gebied: het strategisch plan van het Independent Directorate for Local Governance (IDLG), het Afghan Subnational Governance Programme (ASGP) en het Priority Reform and Reconstruction-programma (PRR).

IDLG gaat projecten en programma’s van lijnministeries, donoren, PRT’s en andere spelers op dit gebied coordineren. Inmiddels zijn negen gekwalificeerde adviseurs gerekruteerd voor ondersteuning van de provinciale overheid in Uruzgan. Met ondersteuning door UNDP (als onderdeel van het Afghan Sub-National Governance Programme) is de «Independent Administrative Reform & Civil Service Commission» bezig met het opzetten van het PRR-programma (Priority Reform and Reconstruction). Dit heeft tot doel meer gekwalificeerde ambtenaren op provinciaal niveau. Daartoe zal onder meer bij zittende ambtenaren een examen worden afgenomen om hun geschiktheid vast te stellen voor de functie die zij vervullen. Daarnaast gaat PRR tien gekwalificeerde ambtenaren per provincie werven. Dit programma wordt versneld uitgerold naar de provincie Uruzgan. Tijdens het bezoek van president Karzai aan Nederland onderstreepten wij de noodzaak om de capaciteit van het lokale bestuur te vergroten. Het kabinet riep Karzai op voldoende en deskundige ambtenaren naar de provincie te sturen.

Ook de ontwikkelingsdienst van de VS (USAID) ondersteunt de opbouw van bestuurlijke capaciteit in Uruzgan door het Local Government and Community Development Programme dat wordt uitgevoerd door DAI (Development Alternatives Incorporated). DAI heeft een team van zes deskundigen dat de provinciale overheid in Tarin Kowt ondersteunt. Dit creëert een extra mogelijkheid om de reeds lopende activiteiten op het gebied van ondersteuning van het lokale bestuur (GTZ, Nederlandse NGO’s, IDLG/Asia Foundation, FAO, etc.) optimaal op elkaar te laten aansluiten.

Recent heeft een Afghaanse organisatie, gespecialiseerd op het terrein van conflictanalyses en tribale verhoudingen, met steun van de Britse ontwikkelingsdienst DFID een kantoor geopend in Uruzgan. Nederland heeft een overeenkomst met deze organisatie getekend voor steun bij sociaal-politieke analyses en het vroegtijdig waarschuwen wanneer zich conflicten ontwikkelen. Ook zal deze organisatie de ontwikkelingsactiviteiten in de provincie monitoren en verslag doen van de impact van de steun voor wederopbouw.

Politieke ontwikkelingen

Mensenrechten

Hoewel de mensenrechten in Afghanistan wettelijk zijn verankerd, is het van belang om met de regering Karzai in gesprek te blijven over de handhaving en het respecteren van internationale normen.

Doodstraf

Tijdens het bezoek van president Karzai uitten de minister-president en wij onze ongerustheid over de recente bekrachtiging door het Afghaanse hooggerechtshof van een honderdtal doodvonnissen en riepen wij op tot een herstel van het moratorium op de uitvoering van de doodstraf. President Karzai gaf aan dat hij voorlopig niet voornemens is om deze doodvonnissen te bekrachtigen.

Wij vroegen opnieuw klemmende aandacht voor het doodvonnis voor de journalist Kambakhsh. President Karzai herhaalde dat hij vertrouwen had in een goede afloop nu de zaak in behandeling is bij het Hof te Kabul en dat juridische bijstand is verzekerd. Wij onderstreepten tegenover de President deze zaak persoonlijk te volgen.

Verdragsrapportages

Op 27 en 28 mei bezocht een Afghaanse delegatie, op uitnodiging van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag in het kader van rapportageverplichtingen inzake internationale mensenrechtenverdragen. De delegatie bestond uit politici, vertegenwoordigers van NGO’s (waaronder de Onafhankelijke Afghaanse Mensenrechtencommissie – AIHRC), overheidsfunctionarissen, academici en journalisten – allen betrokken bij het nieuw opgezette rijksbrede verdragsrapportageproject in Afghanistan. Veel aandacht werd besteed aan de Nederlandse systematiek van de verdragsrapportages en de rol van het maatschappelijk middenveld daarbij. Er werd uitgebreid gesproken over de mensenrechtensituatie in Afghanistan en het mensenrechtenbeleid van Nederland. De Afghaanse delegatie kreeg ook de gelegenheid van gedachten te wisselen met Nederlandse NGO’s.

Detentie

Met Karzai spraken de minister-president en wij ook over de noodzaak van goede behandeling van personen die door Nederland aan de Afghaanse autoriteiten zijn overgedragen in het kader van de ISAF-missie. De ambassade had in 2007 drie gevallen genoteerd waarbij door Nederland overgedragen gevangenen zeiden door een medewerker van de National Department of Security (NDS) te zijn geslagen. Nederland heeft vorig jaar de leiding van de NDS aangesproken op deze individuele zaken. President Karzai zei op 8 mei 2008 tegen de minister van Buitenlandse Zaken hardhandig optreden door de NDS onacceptabel te achten en zei toe deze zaken te zullen onderzoeken. Dit onderzoek is inmiddels door de NDS uitgevoerd. Op 2 juni jl. berichtte de NDS schriftelijk aan de ambassade geen aanwijzingen te hebben gevonden dat betrokkenen zijn geslagen. De NDS schrijft navraag te hebben gedaan bij het ICRC en de Onafhankelijke Afghaanse Mensenrechtencommissie (AIHRC) en dat geen van deze organisaties aan de NDS melding zou hebben gemaakt van klachten. President Karzai stelde tijdens zijn bezoek aan Nederland dat Afghanistan de bepalingen in het bilaterale Nederlands-Afghaanse Memorandum of Understanding ten volle zal respecteren.

De Nederlandse regering blijft deze zaak nauwlettend volgen en treedt daarover ook in contact met derden (ondermeer de AIHRC). Zoals de minister van Buitenlandse Zaken aan uw Kamer mededeelde op 13 november 2007 blijft het detentievraagstuk zeer fragiel. De regering zal dan ook zeer waakzaam blijven op dit punt. Sinds 1 augustus 2006 hebben Nederland en Australië samen 201 gevangenen genomen in Uruzgan. Hiervan bevinden zich er (per 12 juni) nog 20 in Afghaanse hechtenis (13 personen in Tarin Kowt; zeven in gevangenissen in Kabul).

Pakistan

De situatie in de Pakistaanse grensgebieden blijft brisant. In Waziristan, en delen van Baluchistan, is de veiligheidssituatie zorgwekkend. Het verloop van de verkiezingen in Pakistan en de regeringsformatie bieden een politieke kans op herstel van rechtsstaat en stabiliteit. Premier Gillani van de Pakistan People’s Party (PPP) is op 24 maart met een overtuigende meerderheid gekozen in het Pakistaanse parlement. Vanwege de instabiliteit van de coalitie en onduidelijkheid over de positie van president Musharraf duurt de politieke onzekerheid in Pakistan echter voort.

De betrekkingen tussen Pakistan en Afghanistan behoeven blijvende aandacht, ondanks positieve signalen als gevolg van de vredesjirga’s aan weerszijden van de grens. Kritische uitspraken over en weer (zoals van president Karzai op 15 juni over de veiligheidssituatie in de Pakistaanse grensstreken) zorgen tijdelijk voor spanningen.

De nieuwe Pakistaanse minister van Buitenlandse Zaken, Qureshi (PPP), heeft aangekondigd meer aansluiting te willen zoeken bij regionale partners zoals Afghanistan, India, China, Iran en het Midden-Oosten. Qureshi erkent dat de aanpak van de grensregio van groot belang is voor stabiliteit in de regio. De Pakistaanse regering heeft gekozen voor vredesonderhandelingen met stamleiders in de grensgebieden en heeft een pakket sociaal-economische maatregelen aangekondigd om het gebied verder tot ontwikkeling te brengen. Ook zet de Pakistaanse regering in op het verwijderen van buitenlandse Jihad-strijders die zich in de grensgebieden hebben gevestigd en op het sluiten van trainingskampen. Op deze wijze wil de regering de verdere Talibanisering van Pakistan tegen gaan door een wig te drijven tussen enerzijds traditionele stamleiders en anderzijds extremistische militanten in de grensgebieden. Op de lange termijn is een dergelijke benadering (3D) toe te juichen. Op de korte termijn bestaat het risico dat activiteiten van extremisten juist toenemen, vooral over de grens. Vredesonderhandelingen in de grensgebieden moeten daarom gepaard gaan met blijvende stappen om de Taliban in Pakistan te verstoren en met gedegen grenscontroles. De Nederlandse regering en de internationale gemeenschap volgen deze ontwikkelingen nauwlettend.

Humanitaire zaken

Het afgelopen jaar zijn de voedselprijzen in Afghanistan sterk gestegen. Deze stijging heeft in grote delen van Afghanistan geleid tot toegenomen noden onder kwetsbare groepen van de bevolking, die niet of nauwelijks over financiële reserves beschikken om deze stijging op te vangen. Bijna een derde van de huishoudens in Afghanistan besteedt inmiddels meer dan 80% van het inkomen aan voedsel.

Jaren van onrust hebben negatieve invloed gehad op de landbouwinfrastructuur in Afghanistan, in het bijzonder op de irrigatiesystemen. Ook de toegenomen papaverproductie – die ten koste gaat van voedselproductie – heeft geleid tot structureel kleinere graanoogsten. Daarnaast is het afgelopen jaar sprake geweest van een bijzondere strenge winter na een kort regenseizoen gevolgd door een vroegtijdig aanbreken van de droge tijd. Hierdoor zijn kleine boeren en arme huishoudens extra in de problemen gekomen. De kans is reëel dat de oogst in 2008 lager uitvalt dan in voorgaande jaren. De toegenomen brandstofprijzen hebben ook een opwaartse druk op de voedselprijzen veroorzaakt. Afghanistan is in grote mate afhankelijk geworden van de import van voedsel terwijl tegelijkertijd sprake is van toegenomen regionale vraag. De import van voedsel in Afghanistan wordt bovendien bemoeilijkt door exportbeperkingen op voedsel uit buurlanden van Afghanistan, die ook zelf te kampen hebben met de wereldwijd gestegen voedselprijzen.

Het Wereldvoedselprogramma (WFP) verleent voedselhulp aan Afghaanse huishoudens die door de gestegen voedselprijzen in nood zijn gekomen. WFP verleent deze hulp onder andere op basis van de noodoproep die de Afghaanse regering, in samenwerking met WFP, WHO en Unicef, in januari 2008 heeft uitgebracht. Nederland heeft € 2 miljoen bijgedragen aan deze oproep. Deze voedselhulp is in principe gericht op 2,5 miljoen Afghanen maar heeft nog niet alle begunstigden bereikt vanwege vertraging bij de aanschaf en distributie van het voedsel. Het voedsel kan vaak niet in de buurlanden worden aangeschaft waardoor het langer onderweg is. Verder wordt distributie in delen van het land bemoeilijkt door de gebrekkige veiligheidssituatie en de beperkte infrastructuur. WFP blijft zich niettemin inzetten om de geplande hulp te verlenen. Het WFP beschikt in Uruzgan op dit moment over voldoende voedselvoorraden om in de behoefte te voorzien.

WFP heeft aangegeven dat extra financiële middelen noodzakelijk blijven om dreigende tekorten in de aanvoerlijnen van voedsel te voorkomen en om meer kwetsbare groepen van voedsel te kunnen voorzien, ook in het reguliere Afghanistan-programma van WFP. Dit betreft zowel inwoners van stedelijke gebieden, als ontheemden (die weinig tot geen middelen van bestaan hebben) en bevolkingsgroepen in afgelegen gebieden. Nederland heeft in april 2008 een extra bijdrage verleend van € 1,5 miljoen aan het Afghanistan-programma van WFP, als deel van een extra Nederlandse bijdrage aan WFP vanwege de gestegen voedselprijzen wereldwijd.

Vluchtelingen

Dit jaar zijn tot nu toe meer dan 130 000 Afghaanse vluchtelingen teruggekeerd uit Pakistan en in veel mindere mate uit Iran. De Pakistaanse autoriteiten hebben aangekondigd dat het vluchtelingenkamp in Jalozai (Pakistan) op 30 mei 2008 officieel is gesloten. De sluiting van dit vluchtelingenkamp is eerder overeengekomen in het tripartite overleg tussen Pakistan, UNHCR en Afghanistan. De Pakistaanse autoriteiten hebben UNHCR in een eerder stadium ook de verzekering gegeven dat geen basisvoorzieningen zoals water en elektriciteit zouden worden afgesloten, voordat de laatste bewoner van het kamp zou zijn vertrokken.

Het aantal teruggekeerde Afghaanse vluchtelingen uit Pakistan heeft de afgelopen maanden een stijgende lijn getoond. Na de sluiting van het kamp in Jalozai lijkt het aantal terugkeerders voorlopig weer iets te dalen. Er zijn geen signalen ontvangen dat sluiting van twee andere kampen, zoals ook eerder overeen is gekomen, op korte termijn zal plaatsvinden. Veel Afghanen in Pakistan blijven bevreesd voor onveiligheid en gebrek aan toekomstperspectief in Afghanistan.

Uit Iran zijn dit jaar in totaal meer dan 1000 Afghaanse vluchtelingen teruggekeerd. Dit betreft Afghaanse vluchtelingen, die over een officiële vluchtelingenstatus beschikken. Iran heeft recent een programma afgerond waarbij Afghaanse vluchtelingen in Iran zich konden registeren op internet, waarbij – op verzoek – aan de verblijfsvergunning ook een werkvergunning in Iran wordt gekoppeld. Dit programma lijkt enig succes te hebben, al is op dit moment nog niet duidelijk hoeveel werkvergunningen daadwerkelijk zijn aangevraagd en zullen worden verleend. Iran heeft dit jaar tot nu toe ongeveer 130 000 Afghanen uitgezet, die niet officieel als vluchteling waren geregistreerd. Deze groep bestaat vooral uit alleenstaande mannen, die eerder naar Iran waren getrokken op zoek naar werk.

Nederland zal zich in overeenstemming met de motie van het lid Van Gennip c.s. consequent blijven uitspreken voor het belang van vrijwillige terugkeer van Afghaanse vluchtelingen uit Pakistan en Iran. Ook zal Nederland zich waar mogelijk samen met de Afghaanse regering en de internationale gemeenschap inzetten om te zoeken naar een meer gefaseerde aanpak van het vluchtelingenprobleem. Nederland verleent substantiële steun aan UNHCR. Dit betreft een ongeoormerkte bijdrage (€ 40,9 miljoen in 2007) voor noden wereldwijd en bijdragen aan het Afghanistan-programma van UNHCR (€ 34 miljoen in 2001–2007, in 2008 in eerste instantie € 2 miljoen).

Uit het budget van ECHO (European Commission Humanitarian aid Office) zal in 2008 een bijdrage van ten minste € 25 miljoen worden verleend voor humanitaire hulp aan Afghanistan. Een groot deel hiervan is bestemd voor hulp aan Afghaanse vluchtelingen, aan de meest kwetsbaren onder de Afghanen die zijn uitgezet en aan ontheemden in Afghanistan.

Militaire ontwikkelingen

Veiligheidssituatie: Algemeen

In januari, februari en maart van dit jaar is het aantal geweldsincidenten in het zuiden (met name in de provincies Helmand en Kandahar) toegenomen ten opzichte van dezelfde periode in 2007. Maar het aantal incidenten in de laatste twee maanden was relatief laag (en lager dan in deze periode in 2007). Dit is onder andere het gevolg van het onttrekken van arbeidskrachten ten behoeve van de papaveroogst. De veiligheidssituatie in het zuiden blijft niettemin fragiel. De effectiviteit van aanslagen door de Opposing Militant Forces (OMF) neemt helaas toe. De verwachte toename van het aantal incidenten na afloop van de papaveroogst is inmiddels waarneembaar.

De Taliban hebben gedurende het afgelopen jaar hun strategie en tactieken verfijnd. Zo trachten de Taliban op allerlei manieren de Afghaanse bevolking te beïnvloeden en de bewegingsvrijheid en effectiviteit van ISAF te beperken. Hierbij past het intensiever gebruik van bermbommen, hinderlagen en de uitschakeling van sleutelfiguren die het Afghaanse legitieme gezag vertegenwoordigen.

Op vrijdag 13 juni jl. hebben de Taliban de toegang tot het gevangeniscomplex Sarpoza in Kandahar opgeblazen met een autobom. Door deze aanslag zijn ongeveer 1000 gedetineerden ontsnapt, waaronder ongeveer 400 opstandelingen. De Afghaanse autoriteiten, daarbij ondersteund door ISAF, hebben maatregelen getroffen om de gevolgen van de uitbraak te beperken. Zo is de omgeving afgegrendeld en zijn Afghaanse veiligheidsorganisaties op zoek naar de ontsnapte gevangenen, waarvan enkelen inmiddels zijn gearresteerd.

Enkele dagen na de ontsnapping werd bekend dat de Taliban verschillende dorpen hebben ingenomen in het district Arghandab, ten noorden van de stad Kandahar. Bij de regeling van werkzaamheden van 17 juni jl. vroegen de leden Van Velzen, Van Gennip en Boekestijn om aanvullende informatie hierover. Het district heeft door zijn ligging ten opzichte van Kandahar altijd een belangrijke rol gespeeld in de veiligheidssituatie van deze stad. Sinds de dood van de invloedrijke stamleider Mullah Naqib in oktober 2007 is het onrustig in de regio en heeft de Taliban zijn invloed in het gebied kunnen vergroten. De strijders zouden vanaf hier de intentie hebben Kandahar in te nemen. Het Afghaanse leger (Afghan National Army, ANA) is inmiddels een operatie gestart om de Taliban weer uit het gebied te verdrijven, daarbij ondersteund door ISAF-troepen. De acties van de Taliban hebben vooralsnog geen gevolg voor de bevoorrading van de Nederlandse eenheden in Uruzgan.

Veiligheidssituatie: Uruzgan

De veiligheidssituatie in Centraal-Uruzgan is op het moment van opstellen van deze brief redelijk rustig. Mede op basis van eigen inlichtingen en waarnemingen van derden wordt verwacht dat de Taliban zich in toenemende mate zullen richten op het aangrijpen van kwetsbare doelen (sleutelfunctionarissen, NGO’s, Afghaanse politie en Afghaans leger – door ontvoeringen en intimidatie) en in toenemende mate gebruik maken van IED’s. Het is echter niet uit te sluiten dat de Taliban, indien de situatie dat toelaat, ook grotere, gecoördineerde acties zullen trachten uit te voeren.

Deh Rawod

Sinds operatie Patan Ghar in februari 2008 kenmerkt de veiligheidssituatie in Deh Rawod zich door relatieve rust. De operatie heeft tot een afname van de openlijke activiteiten van Taliban in de directe omgeving van de Afghan Development Zone (ADZ, «inktvlek») van Deh Rawod geleid en de provinciale regering in staat gesteld haar aanwezigheid in de regio te versterken. Ook de verhoogde aanwezigheid van het Afghaanse leger in de regio heeft een positief effect op de veiligheidssituatie. De Afghaanse politie (Afghan National Police, ANP) is echter nog niet in staat om duurzaam in de veiligheid van de lokale bevolking te voorzien. De Taliban zijn nog zeker niet uit dit district verdreven.

Rond de operatie Patan Ghar in Deh Rawod (februari 2008) hebben de activiteiten van het PRT bijgedragen aan de terugkeer van de vluchtelingen, het heropenen van de bazaar, het herstel van de beschadigde infrastructuur en de (her)ontplooiing van de Afghaanse veiligheidsdiensten. Het districtbestuur en het provinciale bestuur zijn bij deze activiteiten leidend geweest. Ook heeft het PRT ondersteuning geleverd aan de humanitaire hulp verlening door het World Food Programme (WFP) en door NGO’s. De recente moord op een prominente Nurzai stamleider heeft voor tribale onrust gezorgd in het gebied. Door de TFU en het lokale bestuur worden diverse activiteiten ontplooid om de spanningen te verminderen. Uit het verleden is gebleken dat de Taliban gebruik maken van tribale twisten om hun machtsbasis te vergroten.

Chora

In het district Chora werden op 8 juni succesvolle verkiezingen gehouden voor de functie van districtshoofd. Zeven kandidaten stelden zich beschikbaar. Ruim een derde van de 2600 uitgebrachte stemmen ging naar Rosi Khan, die inmiddels ingezworen is door een rechter uit de provinciehoofdstad Tarin Kowt. De verkiezingen waren uitgeschreven door gouverneur Hamdam. De verkiezingen zijn het resultaat van gezamenlijke inspanningen. Militairen van het Provinciaal Reconstructie Team hebben de Afghanen bijgestaan bij de voorbereiding, Afghaanse militairen en battlegroup-eenheden van de TFU droegen zorg voor de veiligheid en Afghaanse bestuurders zagen samen met Nederlandse diplomaten en militairen toe op een eerlijk verloop van de verkiezingen.

Verrichtingen TFU

De inzet van de TFU is er in de afgelopen maanden vooral op gericht geweest om de successen van de operaties Spin Ghar (oktober 2007) en Patan Ghar (begin maart 2008) te bestendigen. De operaties Spin Luggur en Now Ghar waren er op gericht de activiteiten van de Taliban verder te verstoren en te verzwakken en de positie van de Afghaanse autoriteiten te versterken. Het PRT werd tevens ingezet voor de ontwikkeling van de basisvoorzieningen voor de lokale bevolking. Bij de planning en uitvoering van alle operaties werd nauw samengewerkt met het ANA.

Met operatie Spin Luggur in maart buitte de TFU de successen van operatie Patan Ghar en Spin Ghar uit in de gebieden Deh Rawod, Derafshan, de zuidelijke ingang van de Baluchivallei en Chora. Als onderdeel van deze operatie werden twee patrouillebases voor het ANA aan de rivier de Helmand opgeleverd. Als gevolg van deze nieuwe ANA-posten op strategische plekken kon de Nederlandse patrouillebasis Volendam worden ontmanteld. In Chora werd eveneens een ANA patrouillebasis gebouwd en in de Derafshan werden twee ANA patrouillebases geconstrueerd. De TFU patrouillebasis Poentjak kon als gevolg hiervan eveneens worden ontmanteld. De sluiting van deze twee bases is een goed voorbeeld van een toenemende Afghanisering in het gebied.

Tijdens de operatie Now Ghar medio april voerde de TFU operaties uit op de westoever van de Derafshan en omgeving Khorma ter verhoging van de veiligheid, goed bestuur en duurzame ontwikkeling in de Baluchivallei, de omgeving van Surkh Murghab. Luitenant Dennis van Uhm en soldaat Mark Schouwink zijn na afloop van deze operatie om het leven gekomen, nadat zij op 18 april met hun voertuig op een bermbom waren gereden.

De operatie Zier Tufaan die in de tweede helft van mei met het ANA is uitgevoerd in de Derafshan, Chora en Deh Rawod, voorzag in de voorwaarden voor de eind mei ter hand genomen constructie van een brug in het centrale deel van de Baluchivallei naast een nieuwe ANA patrouillebasis en een politiepost. Met deze brug wordt de bewegingsvrijheid van zowel de bevolking als de ISAF- en ANSF-eenheden vergroot. Tevens schiep de operatie gunstige voorwaarden voor toekomstige operaties in Deh Rawod.

De inzet van het PRT is bij deze operaties zeer effectief geweest bij het herstellen van stabiliteit en het assisteren van het Afghaanse bestuur. Door de activiteiten van de Battle Group direct in het veld te ondersteunen, is in relatief korte tijd een stabiele omgeving gecreëerd waarbij de bevolking zijn normale leven weer kon oppakken. Om de effecten van de operaties te bestendigen is in overleg met de Afghaanse overheid, civiele organisaties en het PRT een stabilisatieplan tot stand gekomen waarin reconstructieactiviteiten en humanitaire hulpverleningsinspanningen van diverse betrokken partijen zijn opgevolgd door activiteiten van de Afghaanse overheid en civiele organisaties. De CIMIC-activiteiten zijn hiermee in overeenstemming gebracht.

10 000 uur F-16 in Afghanistan

Op vrijdag 6 juni is de grens van 10 000 vlieguren voor de Nederlandse F-16’s in Afghanistan gepasseerd. Vanaf oktober 2002 heeft de F-16, met een enkele onderbreking, geopereerd in het luchtruim boven Afghanistan.

Inzet nieuwe partners

Zoals gemeld in de artikel 100-brief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan ISAF (Kamerstuk 27 925, nr. 279) geeft de veiligheidssituatie in Uruzgan geen aanleiding om het totaal aantal benodigde ISAF-eenheden te verminderen.

Vanaf augustus 2008 wordt de TFU multinationaler. De stand van zaken wat betreft de capaciteiten die door partners worden geleverd is als volgt:

• Frankrijk zal in september een Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT) in Uruzgan inzetten en Australië doet dat vanaf november. Hierdoor blijft de ondersteuning van de infanterie-kandaks (bataljons) van het ANA door ISAF in Uruzgan volledig gevuld. Hongarije stelt begin 2009 een OMLT beschikbaar voor inzet in Uruzgan. Dit OMLT zal aanvullend zijn op de huidige OMLT’s en niet leiden tot een verdere reductie van de Nederlandse inzet. Slowakije heeft 5 militairen aangeboden als deel van één van de OMLT’s.

• Tsjechië en Slowakije zullen deze zomer in Uruzgan operationeel worden. Tsjechië zal vanaf juli voor zes maanden troepen inzetten voor de bewaking van Kamp Hadrian in Deh Rawod en de Slowaakse eenheden zullen vanaf september de bewaking van Kamp Holland in Tarin Kowt voor hun rekening nemen. Door deze inzet kan Nederland twee pelotons terugtrekken, waaronder het extra Nederlandse wachtpeloton dat na de komst van de Slowaakse bewakingseenheid in Tarin Kowt (september 2008) wordt teruggehaald naar Nederland.

• Naast het wachtpeloton levert Slowakije inmiddels twee officieren voor een PRT-missieteam. Deze bijdrage zal worden verhoogd tot zes. Op dit moment wordt onderzocht of Slowakije ook een volledig PRT missie team kan leveren, inclusief force protection.

• Singapore levert vanaf november 2008 voor een periode van zes maanden 20 man medische staf voor het Role II ziekenhuis op Kamp Holland. Ook Australië vergroot voor de duur van driemaal twee maanden (over een periode van anderhalf jaar) zijn bijdrage aan het Role II ziekenhuis met een chirurgisch team van 10 man.

• Met Georgië worden nog technische onderhandelingen gevoerd. Een aantal vraagstukken (Georgische caveats, financiering, training en uitrusting van Georgische eenheden) vergt nadere uitwerking. Hierdoor kan de Nederlandse bijdrage aan manoeuvre-eenheden voorlopig niet worden teruggebracht.

• Na 1 augustus worden twee F-16’s uit Afghanistan teruggetrokken. Deze reductie heeft geen gevolg voor de totale beschikbare ISAF-luchtsteun in Afghanistan aangezien België per 1 september vier F-16’s in Kandahar zal stationeren.

Door de komst van de nieuwe partners zal de omvang van de Nederlandse bijdrage geleidelijk worden gereduceerd.

Specifieke tijdelijke instandhoudingstaken

Zoals u gemeld op 17 juni jl. in antwoorden op vragen van de leden Van Bommel en Poppe over het aantal Nederlandse militairen in Uruzgan (nog geen Kamernummer, Defensie kenmerk D2008015566) is er, naast het aantal permanente functies dat noodzakelijk is om de missie uit te voeren, ook behoefte aan inzet van militairen op onregelmatige basis voor specifieke tijdelijke instandhoudingstaken. De inzetperiode is van zodanig korte duur dat deze niet als permanente functies worden aangemerkt. Voorbeelden zijn de jaarlijkse keuring van hijskranen, 200 uurs-inspecties van helikopters, extra (specialistisch) onderhoud aan infrastructuur en onderhoud door civiele monteurs op specifieke uitrustingsstukken. Werkbezoekers worden niet ingezet voor operationele taken zoals het lopen van patrouilles. Door hun ondersteunende taken versterken de werkbezoekers het functioneren van de TFU en de Air Task Force (ATF). Tot slot gaan ook militairen op verkenningsmissies naar het gebied om zich voor te bereiden op hun uitzending en gaan commandanten en bezoekers op dienstreis om zich vanuit hun functie van de situatie op de hoogte te stellen.

Inclusief (werk)bezoekers en dubbele bezetting als gevolg van rotaties kan het totaal aantal Nederlandse militairen in Afghanistan tijdelijk beduidend hoger liggen dan het vastgestelde plafond. Een nauwkeurige bovengrens kan hierbij niet worden vastgesteld, omdat de aantallen per dag fluctueren.

Aanvullende militair technische behoeften

In aanvulling op het noodzakelijk vereist militair vermogen zoals vermeld in artikel 100-brief is een aantal aanvullende behoeften ontstaan. Zo heeft de grote IED-dreiging ertoe geleid dat er behoefte is aan extra capaciteit voor het verkrijgen van inlichtingen en informatie. Zoals aangekondigd tijdens het algemeen overleg van 16 april jl. zal Nederland daarom vanaf september 2008 voor een periode van zes maanden de Sperwer opnieuw in Uruzgan inzetten. Het Sperwer-detachement bestaat uit 40 militairen. De mogelijke voortzetting van deze belangrijke bijdrage is onderwerp van studie.

Op 13 juni jl. bent u door de staatssecretaris van Defensie geïnformeerd over de aanvullende behoefte aan Bushmasters (Kamerstuk 27 925, nr. 313). Van de dertien benodigde nieuwe Bushmasters gaan er drie naar Uruzgan. De resterende tien Bushmasters blijven op dit moment in Nederland ten behoeve van trainingsdoeleinden en als operationele reserve. De operationele ervaringen met de Bushmasters laten zien dat het voertuig inmiddels een belangrijke rol in het inzetgebied vervult, onder meer doordat het een goede bescherming biedt tegen bermbommen. De inzet van de Bushmaster biedt de commandant van de TFU de benodigde flexibiliteit om de taakuitvoering van de TFU af te stemmen op de operationele omstandigheden. Het totale aantal Bushmasters dat operationeel in gebruik is in Uruzgan zou daarmee op 27 komen. De aanschaf van de extra Bushmasters wordt voor het grootste deel binnen de defensiebegroting geaccommodeerd. De transportkosten naar Uruzgan komen ten laste van het HGIS-budget.

Indien ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zal worden bezien of de inzet van aanvullende of andere militaire capaciteiten noodzakelijk is. Uiteraard zal de Kamer hierover vroegtijdig worden geïnformeerd.

Samenwerking in Regional Command South (RC/South)

En marge van de NAVO-bijeenkomst van ministers van Defensie kwamen op 12 juni jl. onder voorzitterschap van minister Van Middelkoop de landen bijeen die troepen hebben in het Zuiden. De ministers hebben onder andere gesproken over het versterken van de training van de politie en over het belang van het versterken van het civiele karakter in het Zuiden. De ministers hechten aan een betere regionale vertegenwoordiging van de VN en de Afghaanse autoriteiten, en willen de Afghaanse overheid waar mogelijk faciliteren bij het vergroten van haar zichtbaarheid in het Zuiden. De RC/South partners gaan samen met de VN en de Afghaanse autoriteiten bekijken waar mogelijkheden tot nadere samenwerking liggen. Door een gezamenlijke aanpak van de problematiek zal het bijvoorbeeld mogelijk zijn de uitrol van nationale programma’s naar het Zuiden te bespoedigen en Afghaanse ministers te stimuleren het Zuiden vaker te bezoeken. President Karzai zei tijdens zijn bezoek aan Nederland toe spoedig Uruzgan te zullen bezoeken.

De ministers van Defensie hebben in Brussel tevens gesproken over het belang van continuïteit in het hoofdkwartier in Kandahar, vanwege de hoge werkdruk die volgt uit het grote aantal operationele activiteiten in het Zuiden. In de stand van zakenbrief van 15 februari jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 295) bent u al geïnformeerd over enkele aanpassingen van het hoofdkwartier, waarbij de commandoperiode is verlengd tot negen maanden en de grotere deelnemende landen elk een groter aantal functies vast toebedeeld hebben gekregen. Beide veranderingen dienden om de continuïteit in het hoofdkwartier beter te garanderen. De ministers zijn nu overeengekomen de rotatieperiode verder te verlengen tot een jaar, beginnend vanaf het Nederlandse commando op 1 november 2008. Dit betekent dat de Nederlandse generaal-majoor Mart de Kruif het commando per 1 november 2008 zal overnemen voor een jaar, in plaats van negen maanden. Generaal De Kruif zal worden bijgestaan door een Nederlandse politieke vertegenwoordiger, ambassadeur Willem Beelaerts van Blokland. Per 1 november 2009 zal het Verenigd Koninkrijk voor een jaar het commando voeren over het Zuiden. Daarna wordt de aansturing van het hoofdkwartier opnieuw onderzocht, mede ingegeven door het vertrek van Nederland als lead nation uit Uruzgan in 2010 en van Canada als lead nation uit Kandahar in 2011. Momenteel wordt bekeken op welke wijze het groeiend aantal Amerikaanse militairen in het zuiden tot uitdrukking kan worden gebracht in de samenstelling van het hoofdkwartier.

Op het hoofdkwartier in Kandahar werken op dit moment 75 Nederlanders. Ten tijde van de commandoperiode van Generaal-majoor De Kruif wordt de Nederlandse bijdrage verhoogd met nog eens circa 75 man. Deze militairen vervullen de functies die in het hoofdkwartier zijn gelieerd aan het hebben van het RC/South commando, waarbij kan worden gedacht aan force protection voor de commandant, adviseurs en stafmedewerkers. Ook de inlichtingenondersteuning zal worden geïntensiveerd. Deze extra personele bijdrage is het gevolg van de eerder gemaakte afspraken om te komen tot een composite headquarters waarbij het land dat de commandant levert ook een vastgesteld deel van de staf levert (circa 75).

Nadere analyse eigen vuurincidenten

In de Kamerbrief van 19 februari (Kamerstuk 27 925 nr.296) bent u geïnformeerd over de uitkomsten van het feitelijk onderzoek van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) naar de incidenten in de omgeving van Deh Rawod in de nacht van 12 op 13 januari. Hierbij zijn, als gevolg van eigen vuur, soldaat Wesley Schol en korporaal Aldert Poortema alsmede de Afghaanse soldaten Abdal Qodos en Boman Haider om het leven gekomen en is soldaat Marc van de Kuilen gewond geraakt. Dit onderzoek heeft geleid tot een stabiel beeld van de feiten. Er was echter behoefte aan een nadere analyse naar mogelijke achterliggende oorzaken die geleid hebben tot deze betreurenswaardige incidenten. Tijdens het AO van 16 april jl. is toegezegd de Kamer te informeren over de stand van zaken van deze nadere analyse.

De nadere analyse is primair gericht op het optreden van het 44ste bataljon in Uruzgan en de voorbereidingen van dit bataljon in Nederland. De analyse is nog niet afgerond. In de volgende stand van zakenbrief zal de minister van Defensie u nader informeren over de uitkomsten van deze analyse.

Opbouw politie

Ter uitwerking van de in de Art. 100 brief aangekondigde intensivering van de Nederlandse inspanning op het gebied van politieopbouw in Afghanistan, en in vervolg op de moties van Van Gennip 24 (31 200-V) en Peters 52 (31 200-V) bracht een interdepartementale ambtelijke delegatie van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Buitenlandse Zaken en Defensie in april van dit jaar een bezoek aan Afghanistan. Op basis van de aanbevelingen van de missie heeft de regering besloten tot een pakket van beleidsmaatregelen om in de resterende missieduur een significante bijdrage te leveren aan de professionalisering van de politie in Afghanistan, en in Uruzgan in het bijzonder.

De delegatie constateerde onder andere dat behoefte bestaat aan grotere civiele inbreng bij de opleiding en begeleiding van de Afghaanse politie. De huidige taken van de politie in Uruzgan hebben, mede door de veiligheidssituatie, nog een hoog paramilitair gehalte, maar dit karakter moet geleidelijk veranderen naar een meer reguliere politiemacht die zorg draagt voor openbare orde. In antwoord hierop heeft de minister van BZK besloten tot uitzending van Nederlandse politie, zowel door toevoeging van Nederlandse politie-experts aan de staf van EUPOL in Kabul, als door het toevoegen van politieadviseurs aan het PRT. De eerste politieadviseur op het gebied van drugsbestrijding kan naar verwachting al deze zomer aantreden. Een begin is gemaakt om in de loop van het jaar aanvullende politie-inzet mogelijk te maken, die uiteindelijk zal uitkomen op 5 tot 10 personen, verdeeld over Kabul en Tarin Kowt.

Deze beslissing van de minister van BZK betekent een zeer welkome inbreng van expertise op politiegebied en is tevens een concrete invulling van de inzet van de regering om de missie een meer civiel karakter te geven. In de stand van zakenbrief Afghanistan van 20 juni 2007 (Kamerstuk 27 925 nr. 254) is gesteld dat de Nederlandse bijdrage aan EUPOL initieel voor één jaar gold, met de mogelijkheid deze stilzwijgend te verlengen. In overeenstemming met de wens van de Kamer is besloten de Nederlandse bijdrage inderdaad te verlengen.

Daarnaast zal door herschikking van reeds ingezette mensen en middelen een vijftal Police Mentoring Teams (PMT’s) worden opgericht in Uruzgan. Deze teams, bestaande uit Koninklijke marechaussee en militairen, zullen met de lokale politie optrekken en hen tijdens het dagelijks werk ondersteunen en trainen. De PMT’s zullen nauw samenwerken met het Focused District Development (FDD) programma dat waarschijnlijk dit najaar door het Combined Security Transition Command – Afghanistan (CSTC-A) in Uruzgan wordt uitgevoerd. Het FDD-programma voorziet in het doorlichten, trainen en uitrusten van de politie-eenheden van de districten Tarin Kowt en Deh Rawod. Na afronding van het FDD-programma zullen de PMT’s de betrokken agenten intensief begeleiden om te verzekeren dat zij het geleerde ook in de praktijk brengen.

In de acht weken durende FDD-training wordt de Afghaanse politie onder andere nieuwe werkwijzen bijgebracht. In plaats van het huidige statische, op checkpoints gebaseerde optreden, zal de politie met patrouilles zones gaan bestrijken om zodoende meer met de bevolking in contact te treden. Samen met CSTC-A zal Nederland hiertoe de benodigde infrastructuur leveren. CSTC-A bouwt nieuwe districtspolitiekantoren, terwijl Nederland elf «wijkkantoren» zal bouwen. Deze politiekantoren zullen tevens dienen als veilige accommodatie en uitvalsbasis voor de PMT’s. Dit project, waar ruim 2 miljoen euro mee is gemoeid, zal worden gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds.

De bouw van het politietrainingscentrum (PTC) heeft enige vertraging opgelopen door discussie met CSTC-A over in welke vorm dit centrum een rol zal spelen in de uitrol van het FDD-programma. Deze kwestie is inmiddels opgelost, zodat nu met voorrang kan worden begonnen met de bouw van het centrum met financiering uit het Stabiliteitsfonds.

Met het Afghaanse ministerie van Justitie is inmiddels eveneens overeenstemming bereikt en een MoU getekend over de bouw van een nieuwe provinciale gevangenis in Tarin Kowt en bouwtekeningen zijn in goed overleg opgesteld. Ook met dit project zal op korte termijn een aanvang worden gemaakt.

Tenslotte heeft de regering tijdens het bezoek van president Karzai aan Nederland aangekondigd voor de komende vier jaar een jaarlijkse bijdrage van 10 miljoen euro te leveren aan het Law and Order Trust Fund Afghanistan (LOTFA). In het licht van deze bijdrage zal jaarlijks worden geëvalueerd of voldoende voortgang wordt gemaakt bij de snelle en volledige uitbetaling van de politiesalarissen, in het bijzonder in Uruzgan.

In april heeft het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken een herverdeling bekendgemaakt van de politiemacht over het hele land. Binnen deze reorganisatie is voor het eerst getracht op basis van factoren als bevolkingsomvang en onveiligheid tot een rationele politie-inzet te komen per provincie en per district. In deze reorganisatie is tevens de uitfasering meegenomen van de hulpagenten van de Afghan National Auxiliary Police (ANAP) die per oktober van dit jaar wordt opgeheven. Volgens de oude lijst van formatieplaatsen, de tashkeel, diende Uruzgan te beschikken over 301 Afghan Uniformed Police (AUP) agenten en 1001 ANAP-agenten. De daadwerkelijke aanwezige bezetting lag op ongeveer 700 tot 800 agenten.

In de nieuwe tashkeel is de ANAP afgeschaft en zal Uruzgan voortaan beschikken over 830 AUP-agenten. Hoewel dit kwalitatief een vooruitgang betekent, valt daarmee het totaal aantal toegewezen politieagenten voor Uruzgan fors lager uit. De minister van BZ heeft tijdens zijn bezoek aan Afghanistan in mei tegenover president Karzai zijn zorg hierover uitgesproken, waarop Karzai toezegde deze reductie te zullen herzien.

Om de uitbreiding van de AUP van 301 naar 830 te kunnen bewerkstelligen, is de TFU al geruime tijd bezig met het omscholen van veelbelovende ANAP-agenten tot volwaardige AUP-agenten. In 2008 hebben inmiddels 324 hulpagenten deze opleiding doorlopen waarmee het totaal op 631 uitkomt. De TFU verwacht dit jaar nog tot 300 ANAP-agenten om te scholen.

Nadat per maart van dit jaar alle betaalachterstanden in de politiesalarissen waren ingelopen, zijn er sindsdien weer nieuwe achterstanden opgetreden. Dit heeft onder andere te maken met de rotatie van het Amerikaanse PMT en een reductie in de Dyncorp-staf die de betalingen ondersteunden. Met het aantreden van het nieuwe PMT team en de inzet van de Nederlandse PMT’s zullen deze achterstanden naar verwachting opnieuw kunnen worden ingelopen.

EUPOL

Tijdens de RAZEB van 26 mei jl. werd het principebesluit genomen om de inzet van EUPOL in Afghanistan te versterken, met als doelstelling de omvang van deze politiemissie op termijn te verdubbelen. Een en ander wordt nu nader technisch uitgewerkt. Nederland verwelkomde dit besluit. EUPOL kan een belangrijke rol spelen om de capaciteit van de Afghaanse politie te verbeteren. De regering heeft inmiddels besloten om de bijdrage aan de training van de politie te intensiveren door de inzet van PMT’s.

Nederland is bereid om een aanvullende bijdrage te leveren. Het grootste deel van de kosten van de EUPOL-missie, inclusief dagtoelagen voor de deelnemende functionarissen, wordt gedragen door de EU. Nederland betaalt de salariskosten en de additionele uitgaven die niet door de EU worden gedragen.

Opbouw van het Afghaanse leger

Algemeen

Het Afghaanse leger (ANA) telt momenteel zo’n 58 000 man. De landstrijdkrachten tellen zo’n 39 500 man, waarvan zo’n 33 000 man inzetbaar zijn. De training, uitbreiding en uitrusting van het ANA gaan in hoog tempo door. ANA-militairen participeren in ongeveer 90 procent van alle ISAF-operaties. Ongeveer 50 procent van de operaties wordt geleid door Afghaanse militairen, en ondersteund door ISAF. In Kabul dragen Afghaanse veiligheidsorganisaties al voor 96 procent zorg voor de veiligheid, ook hier met ondersteuning van ISAF. Het streven is dat in 2010 de Afghanisering van het veiligheidssysteem zodanig zal zijn dat het ANA grotendeels zelfstandig kan opereren. Een randvoorwaarde voor deze ontwikkeling is wel dat ook de hogere hiërarchische niveaus van het ANA een vergelijkbare ontwikkeling doormaken.

Voortgang in Uruzgan

De groei van het ANA in Uruzgan gaat gestaag door. Eind februari 2008 was de sterkte van het ANA in Uruzgan vastgesteld op 2 250 man. Daarvan waren er 1 750 man ook daadwerkelijk aanwezig. De ontbrekende 500 man waren in training, op recuperatieverlof in Kabul of om andere redenen niet in Uruzgan aanwezig. Eind mei 2008 was het ANA geautoriseerd voor 2 600 man. Daarvan waren 1 850 man daadwerkelijk in Uruzgan aanwezig. Volgens planning worden op korte termijn 300 extra militairen vanaf de basisopleiding in Kabul naar Uruzgan geplaatst ter invulling van de bestaande vacatures.

De inzetbaarheid van de 4e ANA Brigade van het 201e ANA Legerkorps in Uruzgan wordt steeds beter. Recent heeft de 4e Brigade in eigen beheer, met steun van het OMLT, succesvol een zelfstandige konvooioperatie gepland en uitgevoerd, waarbij enige tientallen voertuigen vanuit Kabul, via Kandahar naar Tarin Kowt zijn verplaatst. ANA-eenheden hebben zelfstandig dit konvooi beveiligd.

De verschillende delen van de Brigade, het brigadehoofdkwartier in Tarin Kowt, de twee infanteriebataljons, het gevechtssteunbataljon en het logistieke bataljon, worden begeleid door Nederlandse OMLT’s. Daarbij is het van belang op te merken dat deze begeleiding wordt uitgevoerd ondanks het feit dat niet alle OMLT’s gevuld zijn. De brigadestaf is goed gevuld, maar heeft nog veel steun nodig bij het opzetten van juiste stafprocedures en coördinatie. Het zelfstandig plannen, coördineren, faciliteren en uitvoeren op brigadeniveau is op dit moment nog niet mogelijk. Een eerste volledige staftraining voor de brigadestaf staat gepland voor juli 2008.

De overige bataljons zijn steeds beter inzetbaar. Het 1e infanteriebataljon is operationeel inzetbaar en bevindt zich al gedeeltelijk in het westelijk deel van Uruzgan. Het 2e infanteriebataljon in het oostelijk deel van Uruzgan is operationeel nog enigszins beperkt vanwege een aantal ontbrekende voertuigen. Het gevechtssteun- en het logistiekbataljon zijn gestationeerd in Tarin Kowt naast Kamp Holland en hebben nog enige tijd nodig om operationeel inzetbaar te worden. Het gevechtssteunbataljon is in afwachting van zware wapens en treedt tot de komst daarvan op als lichte infanterie met patrouilletaken in en rond Tarin Kowt. Ook volgt het bataljon opleidingen voor verkennings- en genieactiviteiten. Het logistiekbataljon is al geruime tijd operationeel, maar leunt nog zwaar op de Nederlandse OMLT-ondersteuning. Vooruitgang is wel merkbaar aanwezig.

Tot slot zijn er indicaties dat de 4e Brigade in Uruzgan verder zal uitbreiden. Waarschijnlijk komt het garnizoensbataljon, op termijn naar Tarin Kowt. Dit bataljon bevindt zich nu nog in Jalalabad. Ook zijn er signalen dat de brigade wordt aangevuld met een derde infanteriebataljon. Dit bataljon opereert momenteel in Helmand, waar het Britse troepen ondersteunt.

Vertrek ANA-commandant Sabir

Begin mei is commandant Mohammed Sabir Dawer van de 4e Brigade op eigen verzoek van zijn taak ontheven. De nieuwe brigadecommandant, generaal-majoor Hafizuldin lijkt vooralsnog een doortastende militair die na zijn aantreden de teugels op het gebied van discipline behoorlijk heeft aangetrokken. Onder andere hierdoor en door een betere ondersteuning vanuit het ANA Aircorps (ANAAC) en vanuit ISAF, is het percentage militairen dat zonder opgaaf van redenen afwezig is afgenomen. Tevens heeft de nieuwe commandant enige sleutelfunctionarissen van de brigade, waaronder een bataljonscommandant, op grond van hun functioneren vervangen.

Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT’s)

Zoals toegezegd in het algemeen overleg Afghanistan van 16 april jl., gaat de regering hieronder nader in op de voortgang met betrekking tot de OMLT’s. De OMLT’s werken met de Afghaanse autoriteiten aan de opleiding en de uitrusting van de militairen. Deze teams geven on the job training met als doel een steeds zelfstandiger optredend Afghaans leger.

In haar publieke verklaring na de Top van Boekarest bevestigt de NAVO dat in 2010 een effectief en sterk Afghaans leger operationeel moet zijn. Momenteel zijn nog lang niet alle ANA-bataljons geheel gevuld en veel militairen zijn nog weinig ervaren in het plannen en uitvoeren van operaties. Ze beschikken ook nog niet over al het benodigde materieel. Steun door OMLT’s is essentieel om dit te verbeteren. Begeleiding zal ook na 2010 nog nodig zijn, maar niettemin moet over twee jaar een stevige basis voor het Afghaanse leger zijn gelegd.

Mede door de snelle groei van het ANA is de volledige behoeftestelling van ISAF aan mentoringteams nog niet gevuld. ISAF heeft berekend dat de huidige behoefte voor heel Afghanistan 86 trainingsteams bedraagt. Hiervan leveren de Verenigde Staten 28 teams, die bekend staan als Embedded Training Teams. Er is daarnaast behoefte aan 58 aanvullende ISAF OMLT’s, waarvan er momenteel 36 zijn gevuld. Het aantal beschikbare OMLT’s neemt echter gestaag toe. Alle partners zijn het eens over het belang van de inzet van voldoende OMLT’s en er is een duidelijke bereidheid om, waar mogelijk, een bijdrage te leveren. 23 landen dragen inmiddels bij aan het OMLT-programma of gaan dat op korte termijn doen. Hieronder vallen ook enkele niet-NAVO landen zoals Australië en Zweden. De verwachting is dat de behoefte aan OMLT’s het komende jaar verder zal stijgen. Dit komt doordat de Afghaanse regering in februari van dit jaar tijdens de Joint Coordination and Monitoring Board in Tokio heeft aangekondigd het plafond voor het ANA te verhogen van 70 000 naar 82 000. Daarnaast ronden steeds meer Afghaanse militairen hun basistrainingen af, waardoor zij beschikbaar komen om, onder OMLT-begeleiding, operaties uit te voeren. Dit thema blijft dan ook onderwerp van overleg binnen de NAVO.

Voor Uruzgan is het noodzakelijke aantal OMLT’s grotendeels gevuld. De Nederlandse bijdrage aan de begeleiding van de 4e Brigade bestaat momenteel uit vier OMLT’s: één OMLT voor het brigadehoofdkwartier, twee OMLT’s voor de infanteriebataljons en één voor het logistiek bataljon. Het OMLT voor het gevechtssteunbataljon is thans niet gevuld. De begeleiding van het gevechtssteunbataljon wordt echter wel ter hand genomen binnen de beschikbare capaciteit. De Nederlandse eenheden zijn ondergebracht in een apart OMLT detachement binnen de TFU. De commandant van de TFU is daarmee eindverantwoordelijke voor de inzet van de OMLT’s. Als gevolg van de komst van nieuwe partners zal Nederland vanaf de zomer het personeel uit twee OMLT’s terugtrekken (zie hierboven: kopje Inzet nieuwe partners).

Voor de OMLT’s die worden geleverd, is het van belang dat deze goed zijn opgeleid en toegerust voor het vervullen van hun mentoringwerkzaamheden. Een betere opleiding op dit gebied kan het succes van de NAVO bij het trainen van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie vergroten. Voordat een OMLT zelfstandig kan gaan werken, moet het dan ook worden gecertificeerd volgens de daarvoor opgestelde NAVO-criteria, die ervoor zorgen dat alle OMLT’s voldoen aan bepaalde eisen en hun trainingen geven volgens de gewenste NAVO-standaard. Zoals u gemeld door de minister van Defensie in de brief van 20 maart jl. over de nazorg voor militairen en het Amerikaanse aanbod voor counter insurgency opleidingen (Kamerstuk 27 925 nr. 298) bestaan er verschillende nationale en internationale programma’s voor landen om hun OMLT’s goed voor te bereiden op hun taak en hun NAVO-certificering te verwerven. Het Nederlands OMLT-personeel volgt, na de gebruikelijke nationale trainingen, een drieweekse predeployment training op het Amerikaanse Joint Multinational Readiness Centre in Hohenfels. Veel NAVO-landen en partners als Australië maken gebruik van dit trainingscentrum. Na afronding van de training in Hohenfels vertrekt het OMLT-personeel naar Afghanistan, waar het een driedaagse introductiecursus volgt op een militair trainingscentrum in Kabul.

Civiele dienstverlening

De regering heeft toegezegd uw Kamer in de periodieke stand van zakenbrieven te informeren over belangrijke ontwikkelingen of wijzigingen aangaande de inhuur van civiele dienstverleners tijdens lopende operaties. In de afgelopen maanden zijn er geen significante ontwikkelingen geweest aangaande de inhuur van civiele dienstverleners door Nederland in Afghanistan. Op 25 april 2008 heeft de regering haar reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) aangaande de inhuur van civiele dienstverleners in operatiegebieden, aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 31 200 X nr. 116). De antwoorden op de vragen van de Vaste Commissie voor Defensie naar aanleiding van de regeringsreactie worden gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer aangeboden.

Drugs

Op het gebied van drugsbestrijding is lichte vooruitgang geboekt. Op provinciaal niveau toonde de gouverneur zich betrokken bij de voorbereiding van de verdelgingsactiviteiten. Tevens werd al in een vroeg stadium door de centrale autoriteiten en de provinciale overheid samen met de TFU gesproken over de plannen voor verdelging.

De verdelgingsplannen hebben uiteindelijk in Uruzgan tot weinig resultaat geleid. De laatste cijfers gepubliceerd door het UN Office on Drugs and Crime (UNODC) in mei, geven weer dat in totaal in Afghanistan 5 000 hectare is vernietigd. Het aandeel van Uruzgan daarin zou volgens UNODC 113 ha bedragen. Eradicatie vond in Uruzgan plaats onder aansturing van de gouverneur (Governor Led Eradication; GLE). Deze 113 ha zijn vernietigd in 21 dorpen (in de districten Tarin Kowt en Deh Rawod). Uit onderzoek kwam naar voren dat hiermee 15% van de totale papaverproductie in deze dorpen is vernietigd.

Voor een effectievere bestrijding van de drugshandel moeten de activiteiten op het gebied van interdictie worden geïntensiveerd. Alleen een gebalanceerde aanpak waarin aandacht wordt besteed aan alle elementen heeft kans de papaverproblematiek in Uruzgan effectief op te lossen. De Afghaanse drugspolitie en het Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA) onderzoeken de mogelijkheden om op korte termijn enkele agenten in Uruzgan te ontplooien. Nederland verwelkomt dit initiatief. Zoals hierboven gemeld zal een Nederlandse counter narcotics expert van het ministerie van Binnenlandse Zaken vanaf juli 2008 aan de TFU worden toegevoegd ten einde de Nederlandse informatiepositie te versterken.

Met UNODC is in 2007 een projectovereenkomst gesloten voor de bouw van een kantoor voor de Afghaanse Counter Narcotics Police (CNPA). Dit project is echter ingehaald door het Amerikaanse besluit om een grote nieuwe politiecompound te bouwen in Tarin Kowt, waarin ook faciliteiten voor de CNPA zijn voorzien. Met UNODC wordt nu in overleg bezien of het project wordt afgesloten, dan wel in gewijzigde vorm zal worden uitgevoerd.

In de NAVO wordt momenteel gesproken over een mogelijk grotere rol die ISAF zou kunnen spelen ter ondersteuning van het anti-drugsbeleid van de Afghaanse autoriteiten. De militaire autoriteiten binnen de NAVO onderzoeken in welke mate de drugsproblematiek de ISAF-missie negatief beïnvloedt. Zij zullen adviseren of het huidige operatieplan moet worden aangepast om betere ondersteuning te kunnen bieden aan de Afghaanse autoriteiten. Nederland acht het wenselijk om de bestaande ruimte binnen het huidige operatieplan optimaal te benutten en hecht eraan dat ook met de VN en andere organisaties wordt besproken hoe zij een sterkere rol kunnen spelen bij de tenuitvoerlegging van de Afghaanse nationale drugsstrategie.

Alternative livelihoods

De centrale overheid toonde interesse in de provincie door middel van het bezoek van minister Zia van het ministerie van Rehabilitatie en Rurale Ontwikkeling (MRRD) in maart aan Uruzgan. Tijdens zijn bezoek werd een grote shura georganiseerd, waaraan ongeveer 80 leiders uit het gehele gebied deelnamen. De minister had contracten meegenomen ter ondertekening ter waarde van 850 000 dollar ten behoeve van het district Deh Rawod. Het gaat om kleinere irrigatieprojecten en de aanleg van een asfaltweg door Deh Rawod. Minister Zia heeft verder toegezegd dat een team van MRRD ingenieurs klaar staat om naar Deh Rawod af te reizen en in samenspraak met de bevolking en het districtsbestuur projecten te ontwerpen.

Van begin mei tot half juni vindt in Uruzgan het oogstseizoen plaats voor de papaverteelt. De voorspelling van UNODC is dat de papaveroogst in Uruzgan groter zal zijn dan in voorgaande jaren, ondanks het extreme winterweer waardoor 20 – 30 % van de oogst waarschijnlijk is vernietigd. Een eventuele stijging van de papaverteelt geeft aan dat de huidige aanpak nog niet tot de gewenste resultaten leidt. Het bestrijden van de drugsproblematiek vergt geduld. Het is een proces van de lange adem.

In de afgelopen maanden lag de nadruk met name op de provinciale aanpak, hetgeen in Uruzgan heeft geleid tot meer betrokkenheid van de gouverneur en het begin van een dialoog met lokale religieuze leiders en boeren over het telen van papaver.

De centrale overheid toonde dit jaar meer betrokkenheid bij de aanpak in de provincies (o.a. via het Onafhankelijke Directoraat voor Lokaal Bestuur (IDLG) en het ministerie van Binnenlandse Zaken). Harde politieke boodschappen van de regering naar de bevolking bleven echter uit (bijv. t.a.v. grote landeigenaren). Er werden weinig vorderingen gemaakt bij het arresteren van politici die betrokken zijn bij de drugshandel, een van de actiepunten van de bijeenkomst van de vorige Joint Coordinating and Monitoring Board (JCMB) in Tokio in februari.

In de komende maanden, voorafgaand aan het nieuwe plantseizoen dient de geïntegreerde aanpak in Uruzgan te worden gecontinueerd, om zo boeren ertoe te bewegen over te stappen op een alternatieve bestaansmogelijkheid. Op het gebied van rurale ontwikkeling werden in de afgelopen maanden reeds meerdere activiteiten gestart.

In de zomer van 2007 werd ongeveer 107 ton saffraanbollen naar Tarin Kowt getransporteerd en verdeeld onder 128 boeren in de provincie Uruzgan. In totaal werd ruim 26 ha. saffraan geplant en in november 2007 werd de eerste bescheiden (nog niet commercieel rendabele) oogst binnengehaald. In de afgelopen maanden hebben de boeren en de NGO’s geoefend met het machinaal drogen van de oogst. Gelet op de prijsvorming van saffraan is alleen goede kwaliteit saffraan winstgevend. Daartoe dienen de boeren voldoende te worden onderricht. De percelen die recent zijn bezocht stonden er goed bij. In 2008 wordt een volwaardige oogst verwacht die een verkoopbare hoeveelheid zal betreffen. Daarnaast zijn in de afgelopen maanden 100 000 fruitbomen verstrekt aan 10 000 huishoudens en 500 tot 600 ondernemers. Controle in het veld heeft duidelijk gemaakt dat het fruitteeltproject succesvol verloopt. Ondanks het extreme winterweer heeft meer dan 95% van de bomen de winter overleefd.

Momenteel wordt het trainingsprogramma rondom de groenteteelt afgerond. Bij dit programma zijn een honderdtal vrouwen betrokken en getraind. Bij de uitvoering van dit project zijn een tweetal «vrouwenorganisaties» betrokken. In samenwerking met lokale NGO’s en het provinciale departement van Landbouw wordt de distributie van zaden georganiseerd. Tevens worden op dit moment vrouwen getraind voor het houden van pluimvee. Op het gebied van rurale ontwikkeling zijn nog meer stappen gezet, zoals de aan het begin van deze brief gemelde aanwezigheid van GTZ, FAO en WOCCU in de provincie.

Financiën

De additionele uitgaven van de huidige missie tot 1 augustus 2008, inclusief F-16 inzet, zijn geraamd op 580 miljoen euro. In de artikel 100-brief van 30 november 2007 inzake de nieuwe bijdrage aan de Nederlandse bijdrage aan ISAF is gemeld dat de additionele uitgaven, die zijn gemoeid met de verlenging van de Nederlandse inzet van militaire eenheden en middelen, van 1 augustus 2008 tot 1 augustus 2010, zijn geraamd op 540 miljoen euro, inclusief F-16 inzet. Deze raming bevatte verder een opwaartse bijstelling van € 20 miljoen per jaar voor extra reservedelen als gevolg van de extra slijtage aan materieel. De uitgaven die verband houden met de redeployment in 2010 worden geraamd op 115 miljoen euro. De additionele uitgaven komen ten laste van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

Besparingen als gevolg van nieuwe partners

In de raming van 540 miljoen euro voor de nieuwe missie zijn de besparingen als gevolg van bijdragen door partners niet meegenomen. Deze besparing werd in de artikel-100 brief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage voorzichtig geraamd op 15 tot 20 miljoen euro. Het is nog niet duidelijk hoeveel de besparingen zullen bedragen, aangezien de onderhandelingen met enkele partners nog lopen. Het ziet er echter naar uit dat de geschatte 15 tot 20 miljoen euro niet geheel zal worden gehaald. Sommige partners hebben namelijk ondersteuning nodig en kunnen niet alle benodigde middelen zelf leveren.

Appreciatie 3D beleid

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 april jl. vroeg uw Kamer om een appreciatie van het gevoerde 3D-beleid in Afghanistan (diplomacy, defense, development). Het onderstaande is een aanvulling op de brede terugblik over het gevoerde 3D-beleid sinds 1 augustus 2006 zoals beschreven in de Artikel 100-brief van 30 november 2007 (Kamernummer 27 925 nr. 279). Op 3 juni voerde de regering een debat met de Eerste Kamer over het 3-D beleid.

Algemeen

De regering is er vast van overtuigd dat het voeren van geïntegreerd buitenlands beleid in Afghanistan de enige weg is om de Afghaanse regering met succes te kunnen assisteren om stabiliteit en welvaart te bieden aan haar bevolking. Het (militaire) optreden van ISAF kan slechts ten dele en niet in isolement bijdragen aan het verbeteren van de situatie in Afghanistan. Een langdurige inspanning van de internationale gemeenschap is nodig om structurele verbetering te kunnen bieden. Veiligheidsproblemen, bestuurlijke uitdagingen, de tribale problematiek, het specifieke vraagstuk van de papaver alsmede economische- en ontwikkelingsvraagstukken zijn in Afghanistan immers zeer nauw met elkaar vervlochten. Daar komt nog de regionale dimensie bij (grensstreken in Pakistan; invloed vanuit Iran en de Centraal-Aziatische republieken) die van grote invloed is op de ontwikkelingen in Afghanistan.

Centraal in de Nederlandse strategie voor de ontwikkeling van Afghanistan en Uruzgan staat «Afghanisering». Uitgangspunt is dat de inzet van de internationale gemeenschap en van Nederland alleen succesvol kan zijn indien de Afghaanse autoriteiten op alle fronten hun effectiviteit en betrouwbaarheid vergroten, en in toenemende mate zelfstandig kunnen optreden op basis van eigen Afghaans beleid. Afghanisering betekent dat werkmethoden moeten worden aangepast aan de Afghaanse context. Soms kan dit ten koste gaan van de snelheid. Maar Afghaanse eigenaarschap staat borg voor duurzaamheid. De internationale gemeenschap moet dan ook de neiging weerstaan om ontwikkelingsprocessen geheel zelfstandig over te nemen.

Vanwege deze vervlechting van problemen is een 3-D aanpak geboden. Deze benadering geldt voor drie niveaus:

– binnenlands-bestuurlijk (Den Haag)

– buitenlandspolitiek (internationale niveau)

– operationeel (Uruzgan)

Binnenlands-bestuurlijk: interdepartementaal beleid

Bij nationaal beleid (bij voorbeeld in de sociaal-economische zeshoek) is interministeriële strategiebepaling, afstemming en uitvoering gemeengoed. Sinds een aantal jaren, zeker sinds de grootschalige Nederlandse bijdrage aan ISAF in Zuid-Afghanistan, geldt dat ook voor het beleid ten aanzien van de Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties. Nederland pleegt daarvoor de term 3D te gebruiken, dan wel de «geïntegreerde benadering». Binnen de NAVO en de VN is de term «comprehensive approach» in zwang; Canada en de OESO geven de voorkeur aan «whole of government approach». Al deze definities komen op hetzelfde neer: zij zijn uitdrukking van de gedachte van een multidisciplinaire en interministeriële aanpak, waarbij een regering op geïntegreerde wijze meerdere doelstellingen nastreeft en verschillende instrumenten op dusdanige wijze worden ingezet dat zij elkaars effect versterken. De Nederlandse overheid heeft ten behoeve van haar inspanningen in Afghanistan een NGO-platform opgericht om de particuliere ontwikkelingsorganisaties te betrekken bij consultaties en afstemming en samenwerking waar mogelijk/gewenst te bevorderen. De overheid is ook actief betrokken bij de eerder genoemde Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan.

Gedrieën hebben wij een gezamenlijke politieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de missie. Artikel 100-brieven en voortgangsrapportages schrijven wij gezamenlijk en Algemene Overleggen met uw Kamer worden – in principe – gedrieën gevoerd. Vorig jaar zijn wij samen in Afghanistan geweest. Maar ook andere ministeries (Binnenlandse Zaken, Economische Zaken, Landbouw) zijn betrokken bij de ontwikkeling van Afghanistan. In dat opzichte is Nederland verder dan andere landen.

Naast de gezamenlijke politieke strategiebepaling is ook de (ambtelijke) uitvoering afgestemd en geïntegreerd. Het is een gegeven dat «commandostructuren» verschillen (militairen staan onder NAVO-commandolijn; diplomaten onder «nationale commandolijn»). Juist daarom bespreken onze naaste ambtelijke adviseurs (Commandant der Strijdkrachten, Directeuren-generaal) in de Stuurgroep Militaire Operaties wekelijks de voortgang van de missie. Ook de Stuurgroep Veiligheidssamenwerking en Wederopbouw zorgt voor aansturing van het 3D-beleid. Bovendien hebben wij een ontwikkelingsadviseur en een militair adviseur gedetacheerd bij elkaars ministeries.

Bedrijfscultuur, wijze van optreden, wijze van Haagse aansturing, personeelsbeleid, planningsprocessen alsmede evaluatie en rapportageprocessen zijn tussen de ministeries verschillend. We zijn er evenwel van overtuigd dat geïntegreerd optreden tot succes leidt en leren al gaande elkaars specifieke opvattingen en werkwijzen waarderen.

Buitenlandspolitiek niveau: multilaterale en bilaterale inzet

Een geïntegreerde aanpak bij diplomatie, ontwikkeling en defensie vraagt om coördinatie en afstemming tussen andere landen en met gouvernementele en non-gouvernementele organisaties. Wij hebben in dat kader geleerd dat een voortdurende wisselwerking tussen het operatiegebied en Den Haag, Kabul, Kandahar, Brussel, New York en de belangrijkste hoofdsteden van NAVO-bondgenoten is vereist om onze missie in Uruzgan te doen slagen.

Voortgang op het gebied van veiligheid en ontwikkeling in Uruzgan vereist vooreerst veel politieke en diplomatieke inspanningen in Kabul. In Afghanistan beslist immers nog het centrale niveau over de inzet van per definitie schaarse capaciteiten (militairen, politiemensen, administratieve capaciteit) in de provincies. De feitelijke uitrol door de Afghaanse regering van ontwikkelingsprogramma’s en veiligheidstroepen (leger en politie) naar de provincies wordt in Kabul voorbereid. Dat geldt ook voor de activiteiten van internationale (niet-)gouvernementele partnerinstellingen. De politieke randvoorwaarden voor succesvol optreden in Uruzgan, en veel van onze specifieke wensen, worden op nationaal niveau bepaald (men denke aan de Afghaanse Ontwikkelingsstrategie, provinciale benoemingen, justitiële hervormingen waaronder het detentiedossier, verzoening, geïntegreerd counter-narcotics beleid etc.).

Uitrol van programma’s naar Uruzgan is niet alleen van belang voor de wederopbouw in dat gebied, maar daaraan gerelateerd ook voor het vergroten van de acceptatie van de lokale autoriteiten en het werk van de TFU.

Naast het multilaterale aspect van de Nederlandse inzet, strategiebepaling in Brussel en New York (beïnvloeding UNAMA en VN-ontwikkelingsorganisaties), is bilaterale (ontwikkelings)diplomatie een essentieel instrument. Wij hebben qualitate qua zitting in de RC/South caucus. En met de nieuwe partners in Uruzgan (Frankrijk, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Singapore) worden de banden inzake Afghanistan aangehaald. Op verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken heeft zijn Slowaakse collega hem vergezeld bij zijn laatste bezoek aan Afghanistan (mei 2008). De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft in april en marge van de Wereldbankvergadering het initiatief genomen om de donorcoördinatie in Zuid-Afghanistan te verbeteren. De minister van Defensie heeft verschillende malen het initiatief genomen om zijn RC/South collega’s bijeen te brengen voor strategiebepaling.

Operationeel niveau: samenwerking in het veld

Ook in het inzetgebied wordt geïntegreerd gewerkt, en wordt de militaire bijdrage in toenemende mate aangevuld met politieke-, ontwikkelings-, tribale- en culturele adviseurs, functioneel specialisten en civiele politie- en drugsdeskundigen. Deze zomer zal Buitenlandse Zaken 12 medewerkers (inclusief tolken) in Tarin Kowt hebben gestationeerd: dat is de omvang van een middelgrote ambassade. Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal personeel in Uruzgan plaatsen. Een belangrijke nieuwe stap is dat nu ook in de planning, voorbereiding en gereedstelling van de missie meer aandacht wordt gegeven aan 3-D samenwerking. De eerste stappen zijn gezet om de civiele staf te laten deelnemen aan de integratieoefeningen voorafgaand aan uitzending. Daarvoor is het van belang gestandaardiseerde voorbereidingsprogramma’s te ontwikkelen, die worden gedragen en uitgevoerd door verschillende ministeries, en waarmee zowel militairen als civiele medewerkers een optimale voorbereiding kennen. Hieraan wordt momenteel gewerkt.

– Civiel-militaire samenwerking

De Commandant van de Taakgroep Uruzgan (C-TFU) en de Civiele en ontwikkelingsvertegenwoordiger (CIVREP) vormen sinds 1 maart 2008 de «management board» van de Taakgroep Uruzgan. Dit coördinatieoverleg is verantwoordelijk voor de afstemming van militaire en civiele activiteiten, waarbij C-TFU eindverantwoordelijke blijft voor de aan veiligheid gerelateerde onderwerpen en het reilen en zeilen van de TFU. De CIVREP is, als vertegenwoordiger ter plaatse van de Nederlandse ambassadeur, verantwoordelijk voor de uitvoering van de niet-militaire activiteiten in Uruzgan van ons land, inclusief de belangrijke contacten met het lokale Afghaanse bestuur en de niet-gouvernementele organisaties.

Naast de hierboven genoemde personele samenwerking, wordt ook projectmatig nauw opgetrokken. De «hearts and minds»-projecten die Defensie in het kader van CIMIC in Uruzgan uitvoert, worden gefinancierd met middelen van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Buitenlandse Zaken en Defensie beslissen gezamenlijk over de inzet van middelen uit het Stabiliteitsfonds. Uitvoering van Security Sector Reform projecten in Uruzgan (zoals de bouw van politiecheckpoints) geschiedt onder supervisie van een Project Monitoring Committee waarin zowel militairen als vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zitting hebben. De civiele staf in Uruzgan wordt nauw betrokken bij de planning van veiligheidsoperaties, mede om adequate «niet-militaire» opvolging te kunnen realiseren ter stabilisering van een gebied dat net onder het gezag van de Afghaanse regering is gebracht.

– Benutten van positieve resultaten

Een belangrijke geleerde les in de praktijk is de wijze waarop resultaten na operaties worden bereikt en voortgezet. Op het gebied van de civiel-militaire samenwerking na operaties hebben we de afgelopen tijd goede stappen gezet. In een gebied begint de inbreng vaak met een operatie door militairen van de Battle Group van de TFU en het ANA. Deze operaties hebben als doel de invloed van de Taliban in Uruzgan terug te dringen. Dit alles gebeurt in nauw overleg met de Afghaanse provinciale autoriteiten.

Naast deze operaties voert het Nederlandse PRT kleinschalige projecten uit ter ondersteuning van de militaire missie. Dit zijn vooral projecten op het gebied van plattelandsontwikkeling, duurzame elektriciteitsvoorziening en infrastructuur: de zogeheten CIMIC-projecten, die zijn bedoeld om de hearts and minds van de Afghaanse bevolking te winnen. Aansluitend op de CIMIC-projecten volgt een structurele (weder)opbouwfase, die de situatie in het gebied blijvend moet verbeteren. Als gevolg van de verbetering van de situatie kan de vaak gevluchte bevolking in een gebied terugkeren en zijn leven weer oppakken, zoals ondermeer in Deh Rawod is gebeurd na Operatie Pathan Ghar in februari 2008.

Een belangrijke les die we in dit kader hebben geïmplementeerd, is dat de, meer reguliere, OS-projecten die in de opbouwfase worden uitgevoerd, al ruim van tevoren in kaart worden gebracht in samenwerking met de Afghaanse autoriteiten. Op deze manier wordt voorkomen dat een gat valt tussen de fase waarin de Taliban worden verdreven en de opbouw die daarop volgt. Goede programma’s om mee te beginnen zijn de aanleg van elektriciteitsvoorziening en irrigatiekanalen en het herstel van politieposten. Ook projecten als de bouw en verbetering van scholen en de bouw van bruggen hebben snel een grote en positieve impact op de bevolking.

Tegelijkertijd werken Nederlandse OMLT’s – en binnenkort ook Nederlandse Police Mentoring Teams – aan de training en begeleiding van de Afghaanse veiligheidsorganisaties, die de Afghaanse autoriteiten moeten kunnen ondersteunen bij het nemen van verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Afghanistan. Ook worden leger- en politiecheckpoints gebouwd, van waaruit de Afghaanse veiligheidsorganisaties het gebied kunnen bewaken en voorkomen dat de Taliban terugkeren. Al deze activiteiten vullen elkaar aan en zijn onderling afhankelijk. Militair optreden en wederopbouwactiviteiten beïnvloeden elkaar voortdurend en worden daarom in samenhang uitgevoerd.

Conclusies/3D in de praktijk

De intensieve samenwerking in Uruzgan vanuit de verschillende disciplines is een continu leerproces. Zo vergt het afstemmen van de verschillende tijdschalen waarop wordt gewerkt bijzondere aandacht. Militaire operaties worden voorbereid en uitgevoerd op een aanmerkelijk kortere termijn dan ontwikkelingsprocessen zich afspelen. Voortdurend wordt dan ook gezocht naar de juiste mix van instrumenten om enerzijds op korte termijn zichtbare resultaten te boeken en anderzijds duurzame Afghaanse ontwikkeling te ondersteunen. Er is een duidelijk besef dat veiligheid en wederopbouw hand in hand gaan, en beide nodig zijn om de Afghaanse bevolking perspectief te bieden op een betere toekomst. Alleen door een geïntegreerde aanpak zal het mogelijk zijn de Taliban irrelevant te maken.

Tevens is gebleken dat een grotere civiele presentie en intensievere samenwerking vergt dat het voorbereidingstraject voor de uitgezonden staf in grotere mate wordt geïntegreerd. Civiele en militaire staf moeten elkaar en elkaars werkwijze leren kennen in de aanloop naar de missie, zodat zij eenmaal ter plaatse naadloos aan de slag kunnen.

Tenslotte is de 3D-benadering vooral een kwestie van mensenwerk. De verschillende invalshoeken zorgen voor een gezonde spanning waarbij vraagstukken van verschillende kanten worden belicht. Met de opeenvolgende rotaties heeft een aanzienlijk aantal civiele en militaire medewerkers ervaring opgedaan met de intensieve samenwerking in het veld. Daarmee wordt binnen de betrokken ministeries een reservoir opgebouwd aan wederzijdse kennis, ervaring en waardering waaruit nog jaren zal worden geput.

Naar boven