27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 295
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2008

Overeenkomstig het verzoek van de Kamer om regelmatig te worden geïnformeerd over de voortgang van de missie in Afghanistan, doen wij u hierbij de periodieke stand van zakenbrief toekomen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Op 30 november jl. ontving u de artikel 100-brief over de Nederlandse bijdragen aan ISAF na 1 augustus 2008 (kenmerk 27 925, nr. 279). Op 17 december jl. voerde de regering met de Kamer een Algemeen Overleg over Afghanistan, gevolgd door een plenaire afronding op 18 december.

Onderstaande brief gaat in op ontwikkelingen in de laatste twee maanden op het gebied van opbouw, politieke actualiteit, militaire zaken en drugs. In deze brief zijn de verzoeken verwerkt van de Kamerleden Pechtold (inzake informatie over Canada, uw kenmerk 208-036) en Peters (inzake het Strategisch Politiek-Militair Plan van de NAVO, referte de Regeling van Werkzaamheden van de Tweede Kamer op 5 februari). Daarnaast wordt ingegaan op onze toezeggingen over een aantal onderwerpen zoals gedaan tijdens het AO van 17 december en het AO van 6 februari ter voorbereiding op de NAVO-ministeriële in Vilnius.

Over de resultaten van het onderzoek van de Commandant der Strijdkrachten naar de gebeurtenissen tijdens operatie Kapcha As – waarbij in de nacht van 12 op 13 januari jl. twee Nederlandse en twee Afghaanse militairen om het leven kwamen, en waarbij een Nederlandse militair ernstig gewond raakte – wordt u op korte termijn separaat geïnformeerd.

Opbouw en ontwikkeling

De programmatische benadering van de ontwikkeling van de provincie Uruzgan krijgt vorm. Sinds augustus 2006 heeft Nederland voor € 73 miljoen gecommitteerd aan opbouwactiviteiten in de provincie. Deze middelen zijn zowel aangewend voor de uitrol van Afghaanse nationale programma’s in Uruzgan, als voor directe Nederlandse steun aan niet-gouvernementele organisaties. De komst van zowel de Duitse ontwikkelingsorganisatie Gesellschaft für technische Zusammenarbeit (GTZ) als de Food and Agriculture Organization (FAO) van de VN speelt in dit opzicht een belangrijke rol. De reeds in gang gezette personele versterking van zowel de Ambassade in Kabul als de civiele staf van het PRT zullen verder bijdragen aan ondersteuning van de Afghaanse autoriteiten bij de opbouw van de provincie.

Naar aanleiding van het verzoek van de heer Wilders (PVV) tijdens het AO met de Kamer op 17 december 2007, is overleg gevoerd met Cordaid over de effectiviteit van de door haar in Afghanistan bestede gelden (Cordaid gaf in 2007 bij benadering € 2 miljoen uit in Afghanistan). Niet alle projecten behalen de tevoren gestelde doelen volledig. Dit is gedeeltelijk terug te voeren op de precaire veiligheidssituatie, die monitoring door Cordaid-medewerkers bemoeilijkt. Maar Cordaid is tevreden over de resultaten en is van mening dat het geld goed is besteed.

GTZ is voortvarend begonnen met het rekruteren van internationale en nationale deskundigen voor het team in Tarin Kowt. Het team zal naar verwachting binnen zes weken operationeel worden.

Bedrijfsleven

Ook het Nederlandse bedrijfsleven spant zich in om een bijdrage te leveren aan de opbouw van de provincie Uruzgan. Het bedrijfsleven heeft zich verenigd in de Werkgroep Economische Wederopbouw Afghanistan (Wewa). De werkgroep onderzoekt hoe het Nederlandse bedrijfsleven kennis en kunde kan inzetten ten behoeve van Afghanistan in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder.

Onderwijs

Het Afghaanse onderwijsprogramma EQUIP wordt in Uruzgan voortvarend uitgerold, dankzij Nederlandse financiering. Inmiddels zijn 66 school management comités opgericht in dorpen. In het district Tarin Kowt zijn 17 scholen in aanbouw en in het District Khas Uruzgan 10. Er wordt naar gestreefd de scholen voor het begin van het nieuwe schooljaar (op 21 maart) gereed te hebben. Het EQUIP-team heeft nu vertegenwoordigers in Chora en Deh Rawood om met de dorpen hun school management comités op te richten. Daarna zullen spoedig contracten worden gesloten voor de bouw van scholen.

Op nationaal niveau is onderwijsminister Atmar een belangrijke pleitbezorger voor de ontwikkeling van het onderwijs van Uruzgan: zeer recent heeft hij plannen met de Ambassade gedeeld die onder meer de aanstelling behelzen van een supercoördinator te Tarin Kowt om het EQUIP-team daar aan te sturen en te adviseren. Ook wil minister Atmar 25 hoofddocenten voor de lerarenopleiding en de middelbare school en 30 vrouwelijke leerkrachten voor meisjesonderwijs plaatsen in de provincie Uruzgan. Tot slot wil hij een programma opzetten voor huisvesting van leerkrachten in rurale gebieden van Uruzgan. Deze voorstellen zullen naar verwachting bijdragen aan een kwaliteitsslag in Uruzgan. Nederland moedigt deze initiatieven aan.

Gezondheidszorg

Het Basic Package of Health Services programma (BPHS) is nu actief in alle vijf districten van Uruzgan met 1 districtsziekenhuis, 5 gemeenschapsgezondheidscentra, 1 basis gezondheidscentrum en 120 gezondheidsposten (bemenst door 31 vrouwelijke en 140 mannelijke gezondheidswerkers). 70% van de centra beschikt over opgeleide vroedvrouwen.

De diensten die nu voor een groot gedeelte van de bevolking in Uruzgan bereikbaar zijn, omvatten onder meer: spoedverloskundige hulp, kindergezondheidszorg, beschikbaarheid van benodigde geneesmiddelen, prenatale en postnatale zorg, vaccinatie, behandeling tegen tuberculose en voorlichting over gezondheidszorg.

Voor het eerst sinds decennia functioneert de chirurgische afdeling van het ziekenhuis in Tarin Kowt: er werken twee chirurgen die in het laatste kwartaal van het vorige jaar 70 operaties hebben verricht.

De resultaten van het nationale BPHS-programma in Uruzgan zijn bemoedigend. Zo kunnen nu meer vrouwen in het ziekenhuis bevallen, geniet de helft van de vrouwen in Uruzgan postnatale zorg en wordt de groei van de overgrote meerderheid van kinderen onder de vijf gevolgd. Daarnaast is er een sterke groei van het aantal vaccinaties voor vrouwen en kinderen.

Rurale ontwikkeling

Rurale economische ontwikkeling is één van de prioriteiten van de Nederlandse regering in Uruzgan. Zoals hierboven vermeld, is GTZ van start gegaan. Ook het Nederlandse tuinbouwbedrijf Growing Sales Exchange (GSE) heeft de afgelopen periode een eerste aanzet gegeven tot de uitbreiding van zijn activiteiten in Urzugan: net voor het invallen van de winter in Uruzgan zijn door GSE in samenwerking met lokale Afghaanse NGO’s en de provinciale overheid 100 000 fruitbomen beschikbaar gesteld aan boeren in Tarin Kowt en Deh Rawood. Dit sluit goed aan bij het voornemen de traditionele teelt van noten en gedroogd fruit nieuw leven in te blazen. Verdere activiteiten voor het uitreiken van groentezaden en het introduceren van kleinvee bij armere gezinnen en weduwen zijn in voorbereiding en zullen vanaf het voorjaar van 2008 worden uitgevoerd.

Met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Universiteit Wageningen wordt bekeken op welke wijze aan training en institutionele capaciteitsopbouw voor de landbouwsector (onder meer landbouwonderzoek, -onderwijs envoorlichting) kan worden bijgedragen.

Traditioneel speelt de veeteelt een rol van belang in Uruzgan. Onder leiding van de Nederlandse Ambassade in Kabul is een werkgroep opgericht, de Technical Working Group (TWG) voor veeteeltontwikkeling in Uruzgan. Deze werkgroep bestaat uit een vertegenwoordiger van de provinciale directeur landbouw en veeteelt in Tarin Kowt, Afghaanse en internationale NGO’s die actief zijn in Uruzgan (o.a. Cordaid, Dutch Committee for Afghanistan en ZOA-vluchtelingenzorg) internationale expertise op het terrein van veeteeltontwikkeling, deskundigen van het Afghaanse ministerie van Landbouw en de FAO. Deze werkgroep zal met de provinciale overheid een geïntegreerd plan opstellen voor veeteeltontwikkeling.

Ondersteuning van het bestuur

Essentieel voor de stabiliteit in Uruzgan is de opbouw van effectief bestuur op provinciaal en districtsniveau dat legitimiteit geniet in de ogen van de bevolking. Sinds de formatie van het Onafhankelijke Directoraat voor Lokaal Bestuur (IDLG) onder leiding van Jailani Popal en de benoeming van gouverneur Hamdam in Uruzgan afgelopen najaar, is de planningscapaciteit in de provincie verbeterd. De bestuursondersteuning is erop gericht de ontwikkelingsplanning door het Afghaanse bestuur te verbeteren, evenals de (coördinatie van de) uitvoering. Het IDLG trekt Afghaanse experts aan ter ondersteuning van de gouverneur. Dit geschiedt met Nederlandse financiële steun voor de Asia Foundation en het Afghan National Subnational Governance Programme (in samenwerking met UNDP). Daarnaast zal GTZ trainingen gaan verzorgen en districtsoverheden gaan ondersteunen.

Quick and Visible Projects (QVP’s)

De afgelopen periode is de reikwijdte van de Quick and Visible Projects (QVPs) verder uitgebreid: ook in een vijfde district zijn nu activiteiten van start gegaan. De projecten betreffen onder meer het opzetten van drie kwekerijen voor fruitbomen, het aanplanten van 400 boomgaarden, de bouw van een aantal hangbruggen voor voetgangers en motorfietsen alsmede zes bruggen voor gemotoriseerd verkeer. Naar schatting 30 000 mensen zullen profiteren van deze basisinfrastructuur die onder meer markten ontsluit en sociale voorzieningen naderbij brengt.

Internationale partners

USAID financiert de detachering van Afghaanse adviseurs – thans acht – bij de provinciale branches van de belangrijkste ministeries. Ook wordt de burgemeester van Tarin Kowt bestuurlijk ondersteund. In januari 2008 is een vertegenwoordiger van het Australische ontwikkelingsagentschap (AUSAID) in Uruzgan aangetreden.

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie blijft zorgelijk in grote delen van Afghanistan. Afghanistan kampt met een van de zwaarste winters in 30 jaar. Extreme vorst en zware sneeuwval hebben sinds begin dit jaar geleid tot 483 doden in de meest getroffen provincies in het westen van Afghanistan en in centraal Afghanistan. In totaal zou reeds sprake zijn van meer dan 800 doden sinds december 2007 als gevolg van de hevige kou. Een groot deel van de huishoudens in Afghanistan komt bovendien in de problemen vanwege de sterke stijging van de graanprijzen. De gemiddelde prijsstijging in Afghanistan bedraagt 58% en kan in sommige delen van het land zelfs oplopen tot 80%. Zelfs kleine prijsstijgingen leiden al tot voedselonzekerheid, niet alleen in veraf gelegen gebieden maar ook in de steden.

Op 24 januari 2008 heeft de Afghaanse regering, in samenwerking met WFP, WHO en Unicef een noodoproep voor voedselhulp gedaan aan de internationale gemeenschap. De gezamenlijke oproep kent een totaalbedrag van $ 81,3 miljoen. Het grootste deel van dit bedrag zal worden besteed door WFP, dat tijdelijke voedselhulp zal verzorgen voor 235 000 kwetsbare huishoudens in plattelandsgebieden en 190 000 huishoudens in stedelijke gebieden. Naar schatting worden hiermee ruim 2,5 miljoen personen bereikt. Nederland zal € 2 miljoen bijdragen aan deze gezamenlijke noodoproep van de Afghaanse regering, WFP, WHO en Unicef.

In november 2007 heeft Nederland – ook met het oog op de komende winterperiode – nog een extra bijdrage verleend van € 1 miljoen aan het Afghanistan-programma van het Internationale Rode Kruis (ICRC). Het ICRC werkt intensief samen met de Afghaanse Rode Halve Maan, vooral in gebieden die voor veel hulpverleners ontoegankelijk zijn vanwege de onveiligheid. De Afghaanse Rode Halve Maan is ook betrokken bij het verlenen van noodhulp aan kwetsbare groepen in de samenleving, die door de zware winter in de problemen zijn gekomen.

Politieke ontwikkelingen

Verkiezingen

Het jaar 2008 zal in toenemende mate in het teken staan van de presidentsverkiezingen, die volgens de grondwet in 2009 plaats moeten vinden. Gezien de kosten van verkiezingen wordt onderzocht of de presidentsverkiezingen gecombineerd kunnen worden met de parlementsverkiezingen, die een jaar later moeten plaatsvinden. Verwacht wordt dat president Karzai zich voor een tweede termijn kandidaat zal stellen. De kans bestaat dat dit keer ook serieuze uitdagers uit de Pashtun-gelederen zich kandidaat zullen stellen. Naar verwachting zullen in de loop van dit jaar uitdagers van de huidige president naar voren treden.

Benoeming Vertegenwoordiger van de SG VN

Op 27 januari werd bekend dat de heer Ashdown zich heeft teruggetrokken als kandidaat voor de positie van Speciale Vertegenwoordiger van de SG VN in Afghanistan. Nederland is voorstander van sterkere internationale coördinatie in Afghanistan en een grote rol van de VN. De heer Ashdown had de juiste kwalificaties voor deze belangrijke functie, maar er zijn ook andere goede kandidaten beschikbaar. De aanstelling van de Speciale Vertegenwoordiger is een zaak tussen SGVN, de Afghaanse regering en de betrokken kandidaat. De regering spreekt het vertrouwen uit dat de VN spoedig een Speciale Vertegenwoordiger benoemt.

Joint Coordination and Monitoring Board

Op 5 en 6 februari jl. werd te Tokio de zevende bijeenkomst van de Joint Coordination and Monitoring Board (JCMB) gehouden, het coördinatieorgaan tussen de Afghaanse overheid en de internationale gemeenschap. De betrokken Afghaanse ministers presenteerden voortgangsrapportages over onder andere de Afghan National Development Strategy, de Afghaanse politie, drugsbestrijding, en het National Justice Programme. De vergadering concludeerde dat een hernieuwde gezamenlijke inspanning nodig is om de illegale productie en handel van drugs tegen te gaan. De Afghaanse regering werd opgeroepen concrete en zichtbare maatregelen te nemen op het gebied van corruptiebestrijding. De Afghanistan National Development Strategy zal tijdens een volgende bijeenkomst in juni te Parijs aan donoren worden gepresenteerd en zal vervolgens leidend zijn voor de Afghaanse inspanningen op het gebied van wederopbouw.

Van Nederlandse zijde werd gevraagd om een evaluatie van de voortgang binnen het kader van het Afghanistan Compact. Daarnaast werd opgeroepen tot sterker Afghaans leiderschap en inzet van gekwalificeerd personeel in de provincies om zichtbare ontwikkeling en versnelde opbouw van de Afghaanse politie mogelijk te maken. Tot slot werd in herinnering gebracht dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking tijdens de Law and Order Conference te Rome van juli vorig jaar een bijdrage van 15 miljoen euro had toegezegd op voorwaarde dat het Transitional Justice Action Plan zou worden geïmplementeerd.

Pakistan/Afghanistan

Pakistan bevindt zich in een precaire situatie na de turbulente gebeurtenissen in de tweede helft van 2007. Aan de ene kant verlangt een aanzienlijk deel van de Pakistaanse bevolking naar democratisering en een terugdringing van het «militair» bestuur, aan de andere kant is met name in zuidelijk Waziristan en enkele andere tribale gebieden sprake van een consolidering van al-Qaida en een daarmee verbonden toename van een radicaal-extremistische beweging van lokale Pashtun, die zich keren tegen Pakistaanse overheidsorganen. De voortschrijdende «Talibanisering» in de Federally Administered Tribal Area’s (FATA), Baluchistan en North West Frontier Province (NWFP) is ook van invloed op de veiligheid in Oosten Zuid-Afghanistan. De bezetting van de Rode Moskee en de sterke toename van zelfmoordaanslagen, culminerend in de moord op Benazir Bhutto, zijn uitingen daarvan. Tegelijkertijd heeft het uitroepen van de noodtoestand en de daarmee gepaard gaande maatregelen tegen de onafhankelijke rechtspraak het wantrouwen tegen de regering aangewakkerd. Eerlijke parlementsverkiezingen op 18 februari 2008 zijn van groot belang. Nederland draagt bij aan de EU-waarnemersmissie die in Pakistan aanwezig is.

Positief is dat in 2007 vooruitgang is geboekt in het verbeteren van de gespannen sfeer tussen Pakistan en Afghanistan. Voor het eerst erkende president Musharraf dat de Afghaanse Taliban steun geniet in de Pakistaanse stamgebieden. Het bezoek dat president Karzai op 26 en 27 december 2007 aan Pakistan bracht, zorgde voor een verbetering van de persoonlijke relatie met president Musharraf. Musharraf en Karzai besloten meer te zullen samenwerken op het gebied van inlichtingen en spraken hun steun uit voor het regionale jirga-proces (een serie vredesbijeenkomsten tussen stamhoofden aan beide zijden van de grens). Daarnaast accepteerde president Karzai het Pakistaanse aanbod van 1000 studiebeurzen voor Afghaanse studenten.

Verzoening

Op politiek niveau is in Afghanistan meer aandacht voor het vinden van een politieke oplossing voor de weerstand in Zuid-Afghanistan. Daarbij probeert de Afghaanse regering in te spelen op verdeeldheid binnen de Taliban, waarvan recentelijk in sterkere mate sprake lijkt te zijn. De Afghaanse regering onderneemt pogingen om de extremistische elementen binnen de Taliban te isoleren van de meer politiek en tribaal gemotiveerde tegenstanders. De internationale gemeenschap moedigt dit proces aan.

Een duidelijk signaal voor de bereidheid tot het opstarten van een politiek proces was de benoeming door de regering van een voormalige Taliban-commandant tot districtsgouverneur van Musa Qala in de provincie Helmand op 7 januari jl., nadat dit district door Afghaanse en internationale troepen in december op de Taliban was terugveroverd. Het bezoek van de Amerikaanse ambassadeur aan Musa Qala en zijn ontmoeting met de betreffende districtsgouverneur, onderstreepte de internationale steun voor de gedifferentieerde politiek jegens de Taliban-beweging. De situatie in Musa Qala blijft overigens nog zeer fragiel.

Mediavrijheid

In de afgelopen periode hebben zich enkele ontwikkelingen op het gebied van mediavrijheid voorgedaan die nauwgezet door de internationale gemeenschap worden gevolgd. President Karzai stuurde eind december de ontwerp mediawet terug naar de Wolesi Jirga (Lagerhuis). Het wetsvoorstel zou in strijd zijn met de grondwet en een aantal technische mankementen vertonen. De ontwerp mediawet gaf de media een zekere waarborg voor onafhankelijkheid.

Voorts riep de Council of Religious Scholars tijdens een grote bijeenkomst van 31 december tot 5 januari jl. op tot een restrictief mediabeleid en riep de minister van Informatie en Cultuur de media op geen programma’s uit te zenden die immoreel en in strijd met Islamitische waarden zijn. Hierbij werd gewaarschuwd dat omroeporganisaties die zich hier niet aan houden, vervolgd zullen worden.

Doodstraf

Op instructie van minister Verhagen heeft de Nederlandse ambassadeur te Kabul op 24 januari jongstleden bij de Afghaanse autoriteiten protest aangetekend tegen de terdoodveroordeling van een 23-jarige Afghaanse journalist en student. Daarbij heeft hij tevens zijn zorg uitgesproken over het ontbreken van juridische bijstand in het proces en de behandeling achter gesloten deuren. Er staat nog hoger beroep open tegen dit vonnis. Indien het vonnis ook in hoger beroep wordt bevestigd, zal het Hooggerechtshof zich er nog over buigen. Tot slot dient de zaak nog te worden voorgelegd aan een presidentiële commissie, alvorens de doodstraf ter bekrachtiging aan de president wordt voorgelegd.

Minister-president Balkenende heeft tijdens een bilateraal onderhoud met president Karzai zijn zorgen ten aanzien van het doodvonnis van de journalist overgebracht. Karzai zegde toe zich persoonlijk in de zaak te zullen verdiepen. Ook minister Van Middelkoop sprak zijn Afghaanse ambtgenoot, minister Wardak, aan op deze kwestie tijdens de NAVO-ministeriële in Vilnius.

Detentie

Op verzoek van de Vaste Kamercommissie van Defensie is de Kamer op 29 januari 2008 de regeringsreactie toegegaan op het besluit van de Canadese regering om tijdelijk de overdracht aan de Afghaanse autoriteiten van gevangenen op te schorten (Kamerstuk 27 925, nr. 293). De Canadese regering heeft benadrukt dat het een tijdelijk operationeel besluit betreft naar aanleiding van een vermoedelijk geval van mishandeling van één van de aan de Afghaanse autoriteiten overgedragen gevangenen in Kandahar. Canada wil de overdracht hervatten zodra het vertrouwen is hersteld in de gang van zaken in de gevangenis in Kandahar.

Zoals ook gesteld in de regeringsreactie van 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 288) op het rapport van Amnesty International «Afghanistan: Detainees transferred to torture: ISAF complicity», ziet de Nederlandse regering geen aanleiding een moratorium in te stellen op de overdracht van door Nederland gemaakte gevangenen aan de Afghaanse autoriteiten. Afghanistan is een soevereine staat en draagt zelf verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving op zijn grondgebied. Dat wil en kan de internationale gemeenschap niet overnemen. Geen van de 40 landen met troepen in Afghanistan heeft gesteld het Canadese voorbeeld te zullen volgen. De regering constateert dat Amnesty International in zijn rapport onderkent dat de procedurele afspraken in de Britse en Nederlandse Memoranda of Understanding inzake detentie beter lijken te functioneren dan die van sommige andere landen.

Nederland en Australië hebben samen in totaal 104 personen gevangen genomen sinds 1 augustus 2006. De meerderheid is kort na gevangenneming weer vrijgelaten. Op dit moment bevinden zich vijf door Nederland overgedragen gevangenen in Afghaanse hechtenis in Kabul, en drie in Tarin Kowt. Noch het Internationale Rode Kruis noch de AIHRC of het Nederlands ambassadepersoneel ondervindt beperkingen bij het bezoeken van deze personen. Nederlandse vertegenwoordigers hebben medio december 2007 en in januari 2008 de gevangenen bezocht in de gevangenissen in respectievelijk Kabul en Tarin Kowt. Er zijn daarbij geen ernstige misstanden geconstateerd en de schaarse individuele klachten (de wens tot beter voedsel, frequentere dokter- en familiebezoeken) worden systematisch onderzocht en met de Afghaanse overheid besproken. In het kader van deze monitoring zei één van de gevangenen dat hij in 2007 was geslagen tijdens ondervraging door de Task Force Uruzgan (TFU). Deze aantijging is gemeld aan het Openbaar Ministerie en is thans onderwerp van onderzoek door de Koninklijke marechaussee.

Canada

Op 22 januari verscheen het rapport van het «Onafhankelijk Panel voor Canada’s toekomstige rol in Afghanistan» (Manley-panel) dat opdracht had gekregen de Canadese regering van advies te voorzien over de Canadese betrokkenheid in Afghanistan na 1 februari 2009, de einddatum van het huidige Canadese mandaat. Het rapport van het Panel is genuanceerd, benoemt de dilemma’s in Afghanistan op kritische wijze en komt in grote lijnen overeen met de visie van de Nederlandse regering op de situatie in Afghanistan, zoals ook neergelegd in de Artikel 100-brief. Het Panel onderstreept ondermeer het belang van versnelde Afghanisering van de veiligheidssector en het belang van sterkere internationale coördinatie en bepleit intensivering, waar mogelijk, van de wederopbouwinspanning. Volgens het Panel zou Canada geen «tijdgebonden commitment» dienen aan te gaan, maar een «vraaggebonden commitment». Rond 2011, wanneer het huidige Afghanistan Compact afloopt, zou de transitie van ISAF van gevechtstaken naar training vorm moeten hebben gekregen. Meer mentoring en training door Canadese troepen, en minder gevechtstaken. Het Panel beveelt aan dat indien Canada lead nation zou blijven in Kandahar, de NAVO een extra battle group van 1000 man ter beschikking dient te stellen voor de provincie.

De regering volgt de discussie in Canada nauwgezet. Kandahar grenst aan Uruzgan. Onze samenwerking met Canada in Zuid-Afghanistan is zeer intensief, zowel op militair vlak als op het gebied van wederopbouw. Nederland zou de samenwerking graag willen continueren.

Tegelijkertijd onderkent de regering dat Canada eigenstandig besluit over eventuele verlenging. Daar zal de regering niet in treden. Het is wel bemoedigend dat premier Harper op 29 januari jl. heeft aangekondigd dat de Canadese regering de intentie heeft in Afghanistan betrokken te blijven, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (o.m. de 1000 extra man). Het is nu aan de NAVO om te bezien hoe deze voorwaarden zich verhouden tot de lange termijnontwikkeling van de ISAF-missie in Afghanistan. Het spreekt voor zich dat Nederland deze additionele behoeftestelling niet zal vullen, maar de regering steunt Canada en roept overige partners op gehoor te geven aan het Canadese verzoek, dat in overeenstemming is met de behoeftestelling die SACEUR voor Zuid-Afghanistan heeft geformuleerd (de zogeheten Combined Joint Statement of Requirements).

Afghaanse politie

Tijdens de recente bijeenkomst van de Joint Coordination and Monitoring Board (JCMB) te Tokio, op 5 en 6 februari jl., presenteerde de Afghaanse vice-minister van Binnenlandse Zaken de uitkomsten van de evaluatie van een gezamenlijke Police Task Force. Een van de uitkomsten is een eerste aanzet voor een geïntegreerde nationale politiestrategie, die onder aansturing van de International Police Coordination Board zal worden opgesteld. Nederland heeft dit voorstel van harte ondersteund. Een dergelijke strategie zal meer coherentie en eenheid brengen in de internationale en Afghaanse inspanningen op het gebied van politieopbouw.

Van Nederlandse zijde wordt binnen deze kaders eveneens een plan uitgewerkt om de inspanningen op het gebied van politieopbouw voor de komende periode nader vorm te geven. Daarbij wordt onder andere bezien in hoeverre de capaciteit voor training en mentoring van de Afghaanse politie kan worden vergroot. Een en ander zal plaatsvinden in nauwe samenwerking en goede afstemming met de Afghaanse en internationale partners.

In Uruzgan hebben op 31 januari jl. 94 agenten van deAfghanistan National Auxiliary Police (ANAP) hun bijscholing voltooid tot volwaardige Afghanistan National Police (ANP) (dit met het oog op het uitfaseren van de ANAP per oktober 2008). Inmiddels hebben rond de 200 ANAP-agenten de opleiding succesvol doorlopen en zullen voor eind oktober dit jaar naar verwachting nog 480 agenten hen volgen. Daarnaast hebben in Deh Rawod onlangs 74 nieuwe politierekruten hun basistraining afgerond en zijn zij inmiddels als ANP-agenten in het gebied ingezet. Half februari begint een volgende groep van 120 ANAP-agenten aan hun bijscholing naar ANP-agent. Begin maart sluit hierbij in Tarin Kowt nog een 50-tal ANAP-agenten aan.

Het Focused District Development programma, dat door het Amerikaanse Combined Security Transition Command-Afghanistan (CSTC-A) wordt geïmplementeerd, zal volgens de huidige planning in de tweede helft van 2008 ook in een tweetal districten in Uruzgan worden uitgerold. Dit programma beoogt het politieapparaat districtsgewijs door te lichten en te verbeteren. Er zal worden bezien welke activiteiten kunnen worden ondernomen om te verzekeren dat dit programma maximaal effect sorteert.

Een verkennende missie van de Australian Federal Police heeft onlangs een bezoek gebracht aan Nederland en aan de TFU. Australië overweegt opties voor aanvullende politie-inzet, waaronder in Uruzgan en andere provincies. Dit is van Nederlandse zijde verwelkomd.

De achterstanden bij de betaling van politiesalarissen zijn in de afgelopen maanden ingelopen (motie Van Gennip, 24 (31 200-V)), ook al blijven vertragingen bij de uitbetaling van vergoedingen voor levensonderhoud zich voordoen. Dit onderwerp blijft een punt van aandacht, zowel in Uruzgan als in Kabul waar aan structurele oplossingen wordt gewerkt voor deze problematiek. Zo worden zowel binnen het kader van het Law and Order Trustfund Afghanistan (LOTFA), als door het Amerikaanse CSTC-A voorbereidingen getroffen voor een verbeterd monitoringsysteem voor de politiesalarissen en de maandelijkse interne betalingen door het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. Tevens presenteerde CSTC-A onlangs een plan voor de implementatie in 2008 van het Electronic Funds Transfer (EFT), waarmee politieagenten automatisch en elektronisch hun salaris overgemaakt krijgen. Implementatie van het EFT in Uruzgan is thans voorzien in de zomer van 2008.

EUPOL

De Europese politiemissie in Afghanistan (EUPOL) heeft een moeizame start gekend, maar onder de nieuwe Head of Mission, Generaal Juergen Scholz, is vooruitgang geboekt met het operationaliseren van de missie. Zo is een twintigtal EUPOL-adviseurs toegevoegd aan het secretariaat van de International Police Coordination Board, het belangrijkste coördinatieforum op politiegebied tussen de Afghaanse overheid en de internationale partners. Het coördineren van de inspanningen van verschillende actoren is een gecompliceerd maar essentieel proces, waarin EUPOL toegevoegde waarde heeft.

Van de beoogde 160 personeelsleden is inmiddels ruim de helft in de missie ontplooid, met daarnaast een Afghaanse ondersteuning van 71 personen. Naast het hoofdkwartier in Kabul heeft EUPOL manschappen ontplooid in Mazar-e-Sharif, Kunduz, Feyzabad, Chagcharan en Takhar. Nederland neemt momenteel met twee mensen deel op het hoofdkwartier: een financieel expert en een genderexpert. Zoals reeds eerder gemeld zal de EUPOL-missie naar verwachting eind maart volledig operationeel zijn. Nederland heeft in Brussel aangedrongen dat lering wordt getrokken uit de opstartproblemen.

Op 29 januari jl. ondertekenden Nederland en EUPOL een Technical Arrangement, waarin is vastgelegd welke logistieke ondersteuning de TFU zal verlenen aan EUPOL in Uruzgan. In januari 2008 heeft tevens een eerste EUPOL-assessment missie een bezoek gebracht aan Uruzgan, in voorbereiding op de ontplooiing van EUPOL in de provincie. Met EUPOL zijn besprekingen gaande over de samenwerking in Uruzgan en de activiteiten die de drie aan EUPOL toegezegde leden van de Koninklijke marechaussee kunnen uitvoeren zodra zij formeel onder EUPOL-gezag zijn geplaatst.

Vluchtelingen

Thans verblijven nog circa 2,1 miljoen Afghanen in Pakistan en circa 915 000 Afghanen in Iran. De helft van de geregistreerde Afghaanse vluchtelingen in deze twee landen is buiten Afghanistan geboren. UNHCR houdt rekening met de terugkeer van in totaal 540 000 Afghaanse vluchtelingen uit Pakistan en Iran in 2008 (220 000 terugkeerders) en 2009 (320 000 terugkeerders).

In Pakistan zouden in 2007 vier vluchtelingenkampen worden gesloten. Sluiting van een eerste kamp is in 2007 vreedzaam verlopen. De Pakistaanse autoriteiten hebben ingestemd met uitstel van sluiting van een tweede kamp tot eind maart 2008 vanwege dreigende humanitaire problemen bij terugkeer in de winterperiode. Sluiting van twee andere kampen staat nog gepland in 2008. Eventuele sluiting van meerdere kampen kan leiden tot een hoger aantal terugkeerders dan thans door UNHCR wordt geschat. Nederland zal zich consequent blijven uitspreken voor het belang van vrijwillige terugkeer.

Iran heeft gedurende vele jaren grote aantallen Afghaanse vluchtelingen opgevangen. De meerderheid van de 915 000 geregistreerde Afghaanse vluchtelingen in Iran verblijft in steden en dorpen, terwijl naar schatting 25 000 vluchtelingen in zes vluchtelingenkampen verblijven. Iran heeft in oktober 2007 aangekondigd over te willen gaan tot uitzetting van buitenlanders zonder registratie, die in de grensgebieden met Afghanistan wonen.

In 2007 zijn naar schatting enkele honderdduizenden Afghanen teruggestuurd uit Iran. Dit betrof vooral Afghanen, die geen vluchtelingenstatus hebben maar worden aangeduid als «illegale migranten». Iran heeft de eerste helft van januari 2008 meer dan 10 000 Afghanen teruggestuurd (dit betrof opnieuw vooral Afghanen die niet officieel als vluchteling waren geregistreerd). Vervolgens heeft de Iraanse regering de uitzetting enige dagen opgeschort, om humanitaire redenen en op verzoek van de Afghaanse regering en religieuze- en burgergroeperingen (civil society) in Iran. Niettemin zijn vervolgens opnieuw meer dan tweeduizend Afghanen uitgezet. In totaal zijn sinds begin 2008 meer dan 17 000 Afghanen teruggestuurd. Vanwege de strenge winter moest UNHCR, in samenwerking met het Afghaanse ministerie voor Vluchtelingen en Repatriëring, noodhulp bieden aan de uitgezette Afghanen.

De kans is aanwezig dat Iran de druk verder opvoert en opnieuw overgaat tot uitzetting van grote groepen Afghanen uit Iran naar Afghanistan. Dit zou leiden tot een humanitaire noodsituatie vanwege de beperkte mogelijkheden in Afghanistan om deze groepen op te vangen. UNHCR heeft zijn zorg uitgesproken tegenover de regering van Iran ten aanzien van de gedwongen uitzetting. UNHCR heeft tevens aangegeven dat terugkeer in waardigheid en veiligheid dient te geschieden en niet naar gebieden waar geen mogelijkheid is tot opvang.

In de periode 2001–2007 heeft Nederland in totaal ruim € 34 miljoen bijgedragen aan het Afghanistan-programma van UNHCR. Daarnaast verleent Nederland jaarlijks een aanzienlijke, ongeoormerkte «core-bijdrage» aan UNHCR (€ 40,9 miljoen in 2007), die UNHCR wereldwijd kan inzetten waar zij de noden het hoogst acht. In 2008 zal Nederland in eerste instantie € 2 miljoen bijdragen aan het Afghanistan-programma van UNHCR. Afhankelijk van verdere ontwikkelingen zal worden bezien of deze bijdrage kan worden verhoogd.

Militaire ontwikkelingen

Veiligheidssituatie (Zuid-)Afghanistan

Ondanks het uitblijven van grootschalige Taliban-offensieven in 2007, is het aantal geweldsincidenten en het aantal slachtoffers in geheel Afghanistan toegenomen. De aanslag op het Serena hotel in Kabul op 14 januari jl. vormt een opvallende en zorgelijke gerichte actie tegen de aanwezigheid van de internationale gemeenschap. De situatie in Zuid-Afghanistan blijft ondanks alle inspanningen van de Afghaanse veiligheidsorganisaties en de internationale gemeenschap kwetsbaar. De dreiging van de Taliban blijft hoog. Hun voornaamste wapen blijft het plegen van aanslagen met geïmproviseerde explosieven, al dan niet door zelfmoordenaars. Eerdere winterperioden lieten een duidelijke daling van de Taliban-activiteiten zien als gevolg van de slechte weersomstandigheden. Het aantal gevechtscontacten is deze winterperiode echter opmerkelijk hoog gebleven. Dit heeft enerzijds te maken met het hoge operationele tempo dat het Afghan National Army (ANA) en ISAF hebben vastgehouden – actie leidt tot reactie – en anderzijds zeer waarschijnlijk door de opgedragen voortzetting van activiteiten vanuit het Taliban-hoofdkwartier in het Pakistaanse Quetta. De Verenigde Staten hebben mede hierom aangekondigd dat zij dit voorjaar een extra mariniersbrigade ter grootte van zo’n 3200 militairen zullen ontplooien naar Zuid-Afghanistan. Naar verwachting zal een substantieel deel van deze eenheid worden ingezet voor politie-mentoringteams in het Zuiden, en een deel voor de bewaking van de grens met Pakistan.

Veiligheidssituatie Uruzgan

De veiligheidssituatie in Uruzgan kenmerkt zich nog steeds door een hoge dreiging, waarbij de Taliban een belangrijke factor in de provincie blijven. Hierbij staat het optreden van de Taliban nog steeds voornamelijk in het kader van het behoud van hun communicatielijnen en uitbreiding van kerngebieden. De Taliban trachten daarbij continu de TFU in een zo hoog mogelijke graad van zelfbescherming te dwingen, door onder andere de inzet van geïmproviseerde explosieven en het leggen van hinderlagen. Na de operatie Spin Ghar in Chora, de Baluchivallei en ten noorden van Tarin Kowt in het Dehrafshangebied zijn de Taliban in dit gebied grotendeels verdreven, doch terugkeer is niet uitgesloten. Ondanks de successen van deze operatie konden de Taliban in 2007 echter niet geheel uit Centraal-Uruzgan worden verdreven. Zij hebben nu sterke posities in het noorden van de Afghan Development Zone (ADZ) bij Deh Rawod en ten westen van de Helmand-rivier. Vanwege de onrust in Deh Rawod is een deel van de lokale bevolking een tijd geleden weggetrokken uit het gebied ten noorden van de rivier de Teri, en neergestreken in de Deh Rawod Bazar. Inmiddels is meer dan de helft van de bevolking weer teruggekeerd naar hun huizen. Nederland overlegt met een NGO om de ontheemden steun te geven.

In de gebieden waar de Afghaanse en Nederlandse militairen actief zijn, is het van belang een aanwezigheid van Afghaanse veiligheidsorganisaties (ANSF) te behouden. Daarom bouwt de Australische genie-eenheid momenteel samen met Australische aannemers een basis voor het ANA nabij Chora. Op korte termijn wordt tevens gestart met de bouw van een nieuwe basis voor het ANA nabij Deh Rawod. Het ANA gebruikt dit soort patrouillebases intensief, daarbij begeleid door Nederlandse Operational Mentoring and Liaison Teams (OMLT’s).

Extra pelotons

In september vormde het optreden van de Taliban in Deh Rawod aanleiding om twee extra pelotons naar Uruzgan te sturen (zie Kamerbrief 27 925, nr. 273 van 28 september 2007). Deze inzet werd in december verlengd met twee maanden, zoals gemeld in een brief aan de Kamer van 14 december jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 287). Inmiddels is duidelijk dat de situatie in Deh Rawod ook de komende tijd nog nadrukkelijk de aandacht en inzet zal vragen van de Afghaanse autoriteiten en ISAF. De druk van de Taliban op de Afghaanse autoriteiten, de ANSF en de TFU blijft hoog, en gevechtsacties blijven waarschijnlijk. Gedurende de komende weken wordt het terughalen van de tijdelijk extra uitgezonden wachtcapaciteit van twee pelotons dan ook nog niet opportuun geacht. Continuering van deze inzet zal de commandant van de TFU voldoende in staat stellen de nodige voorbereidingen te treffen ter verbetering van de situatie in Deh Rawod. De twee wachtpelotons zijn daarom opnieuw afgelost. De pelotons keren uiterlijk eind maart terug naar Nederland.

Commando-overdrachten

Op 30 januari jl. heeft op Kamp Holland in Tarin Kowt de commando-overdracht van de TFU plaatsgevonden, waarbij kolonel Nico Geerts het commando heeft overgedragen aan kolonel Richard van Harskamp. De diplomaat Roelof Buffinga is de nieuwe Civiele Vertegenwoordiger (CIVREP) in Tarin Kowt. Het Regional Command South (RC(S)) heeft op 1 februari jl. eveneens een nieuwe commandant gekregen; de Britse generaal-majoor Jacko Page is opgevolgd door de Canadese generaal-majoor Marc Lessard. Binnen de commandogroep van generaal Lessard vervult de Nederlandse brigadegeneraal Harm de Jonge de functie van plaatsvervangend commandant. Ook heeft Nederland een Politiek Adviseur gedetacheerd in het regionale hoofdkwartier. Het commando van generaal Lessard loopt tot 1 november 2008, waarna de Nederlandse brigadegeneraal Mart de Kruif eveneens voor een periode van negen maanden de leiding zal krijgen over RC(S).

Met de overdracht aan generaal Lessard is tevens de personele structuur van het hoofdkwartier gewijzigd en is de staf uitgebreid vanwege de hoge werkdruk die volgt uit het grote aantal operationele activiteiten in het Zuiden. Tot op heden was sprake van een lead nation-structuur waarbij het land dat de commandant leverde zorgde voor 50% van de personele vulling. Per 1 februari 2007 is overgegaan op een Composite Headquarters-structuur, waarin een groter aantal functies vast is toebedeeld aan de deelnemende landen. De grotere deelnemende landen, het Verenigd Koninkrijk, Canada en Nederland, leveren in de nieuwe structuur circa 25% van het aantal functies. De resterende 25% wordt gevuld door derde landen, met daarbij een extra bijdrage door het land dat de commandant levert in de vorm van een persoonlijke staf van deze commandant. Deze nieuwe verdeling biedt een efficiëntere voorbereiding, een betere continuïteit van het hoofdkwartier en voorkomt piekbelastingen op het moment dat een land de commandant levert. Als gevolg van deze uitbreiding en de nieuwe structuur is de Nederlandse bijdrage aan het hoofdkwartier per 1 februari verhoogd van 40 naar circa 75 mensen. De nieuwe structuur biedt voordeel op het moment dat Nederland de commandant levert: omdat de andere landen nu samen een groot deel van de staf leveren, kan Nederland zijn bijdrage dan beperken. Ook is het niet langer nodig in deze periode zorg te dragen voor een reservecomponent, omdat de Britten deze structureel leveren.

Planning nieuwe missie/partners

Het technisch overleg met de nieuwe partners voor Uruzgan is in volle gang. Momenteel worden met de verschillende landen de militair-technische details uitgewerkt van hun bijdrage, en wordt bekeken hoe de bijdragen kunnen worden ingepast in de bestaande structuur. Met Australië, Frankrijk, Hongarije en Slowakije wordt gesproken over de bijdrage aan de OMLT’s, die het ANA begeleiden tijdens operaties. Met Slowakije en Tsjechië wordt een bijdrage aan de bewaking van de kampementen in Tarin Kowt en Deh Rawod uitgewerkt. Met Slowakije wordt daarnaast nog gesproken over een bijdrage aan het PRT. De onderhandelingen lopen in grote lijnen voorspoedig. Ook met Georgië worden technische besprekingen gevoerd.

Zoals gemeld in de artikel 100-brief van 30 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 279) heeft de NAVO ten tijde van het Nederlandse besluitvormingsproces over de bijdrage in Uruzgan intensief overleg gevoerd met enkele partners die bereid zouden zijn additionele jachtvliegtuigcapaciteit ter beschikking te stellen. Nederland is in dit kader verheugd over de Belgische aankondiging op 1 februari jl. om vanaf september 2008 voor minimaal vier maanden een F-16 detachement (vier F-16s en circa 140 militairen) te stationeren op Kandahar in Zuid-Afghanistan. Nederland zal België behulpzaam zijn bij de ontplooiing en stationering van de F-16s. De Belgische F-16s kunnen worden ingezet in geheel Zuid-Afghanistan. Het aantal partners dat in Zuid-Afghanistan actief is, blijft hiermee toenemen.

Civiele dienstverlening

De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie werken in Afghanistan samen met verschillende civiele dienstverleners, waaronder particuliere beveiligingsbedrijven. Voor de beveiliging van de ambassade in Kabul wordt een particulier beveiligingsbedrijf ingehuurd. Bij de selectie van beveiligingsbedrijven worden zeer hoge kwaliteitseisen gesteld, en de taakuitoefening is aan nauwgezette instructies gebonden. De activiteiten van de door het ministerie van Buitenlandse Zaken ingehuurde beveiligingsbedrijven zijn onder te verdelen in uitvoerende, adviserende en controlerende taken gericht op de beveiliging van personeel, werkprocessen en goederen. Uit het oogpunt van concurrentiegevoeligheid en bescherming van particuliere gegevens kan geen informatie gegeven worden over de kosten die aan deze inzet verbonden zijn. Voor de beveiliging van de Nederlandse kampementen in Uruzgan maakt de TFU gebruik van een lokale Afghaanse beveiligingsorganisatie, de Afghan Security Guard (ASG). Door Nederland worden ongeveer 250 ASG’s ingehuurd, die worden ingezet voor het bemannen van statische posten en het lopen van patrouilles. De voorwaarden waaronder de ASG wordt ingehuurd zijn vastgelegd in contracten met de individuele leden en de commandant van de ASG.

Op Kamp Holland werken civiele monteurs voor het onderhoud van de Bushmasters. De Bushmaster is aan het begin van de missie in Afghanistan aangeschaft, waardoor bij de krijgsmacht nog onvoldoende capaciteit is voor het onderhoud. In Nederland wordt gewerkt aan het opleiden van monteurs voor de Bushmasters, maar voorlopig blijft het noodzakelijk om deze ook civiel in te huren. Daarnaast wordt incidenteel civiel personeel ingehuurd voor het verrichten van specifieke activiteiten op de diverse Nederlandse locaties in Afghanistan, veelal op het gebied van onderhoud. Voor het onderhoud van de landingsbaan op Tarin Kowt wordt de firma Dyncorps ingehuurd. Dit contract is na aanvang van de missie in augustus 2006 overgenomen van de Verenigde Staten. Op dit moment wordt geen onderhoudspersoneel ingehuurd voor de in Kandahar en Tarin Kowt gestationeerde helikopters. Mogelijk zal dit in de loop van de missie wel weer noodzakelijk blijken. Het onderhoudspersoneel wordt niet buiten de bases ingezet. Ook wordt voor de kampen in Uruzgan lokaal personeel ingehuurd voor het uitvoeren van diverse, veelal huishoudelijke, taken.

Het ministerie van Defensie maakt gebruik van civiel luchttransport. Voor het transport van goederen wordt sinds juli 2006 een MI-26 HALO helikopter voor bevoorrading Tarin Kowt en Deh Rawod ingehuurd. Tevens worden voor luchttransport in Afghanistan sinds augustus respectievelijk september 2007 een Zuid-Afrikaanse L-100 (voor vracht) en een Canadese Dash 7 (voor personen) ingehuurd.

De catering van de Nederlandse eenheden in Uruzgan is in handen van het bedrijf Supreme. Het hieraan verbonden (lucht)transport is in de overeenkomst opgenomen. Voor het brandstoftransport van Kandahar naar Uruzgan is een overeenkomst gesloten tussen de NAVO en het Deense Nordic Camp Supplies. Door Nordic Camp Supplies wordt lokaal personeel ingehuurd voor het uitvoeren van het transport.

Op 23 mei 2007 heeft de regering de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) advies gevraagd over de inhuur van civiele dienstverleners in operatiegebieden. Op 18 januari heeft de AIV zijn advies aan de minister van Defensie aangeboden. De regering zal binnen drie maanden een inhoudelijke reactie op het advies aan de Kamer sturen.

CIMIC

De afgelopen periode heeft een toenemende belangstelling van NGO’s en andere hulporganisaties voor Uruzgan laten zien, al is er nog wel terughoudendheid om activiteiten op te starten (zie ook kopje «Opbouw en ontwikkeling»). Het PRT onderhoudt namens de militairen contacten met NGO’s om ervoor te zorgen dat de afstemming tussen militaire en civiele activiteiten zo goed mogelijk verloopt. In het grootste deel van de gevallen wordt hierbij gewerkt via het UNAMA kantoor in Kandahar en via lokale contacten.

Naast directe ondersteuning aan militaire operaties heeft het PRT gecoördineerd tussen de provinciale- en districtsoverheden en civiele hulporganisaties zoals het World Food Programme (WFP), om humanitaire assistentie van ontheemden in en rond Deh Rawod mogelijk te maken. Hiermee heeft de overheid van Uruzgan zich positief kunnen profileren tegenover de lokale bevolking, hetgeen bijdraagt aan de uitbreiding van haar gezag.

Opbouw en inzetbaarheid Afghan National Security Forces (ANSF)

Robuuste, goed getrainde en betrouwbare ANSF stellen het civiele bestuur in staat om openbare orde en (interne en externe) veiligheid te garanderen zonder dat daar buitenlandse steun voor noodzakelijk is. Nederland steekt samen met anderen veel energie in het opleiden, trainen en monitoren van de ANSF. Ook gouverneur Hamdam is doordrongen van het belang van goed getrainde en op elkaar ingespeelde ANSF. Hamdam streeft een betere samenwerking na tussen de verschillende eenheden van de ANSF, waaronder de ANP. Dit is een steun voor de TFU, die al langere tijd investeert in een zogenaamd provinciaal coördinatiecentrum. Dit centrum moet op termijn een provinciale «meldkamer» worden voor de aanwezige veiligheidsdiensten. Momenteel functioneert dit coördinatiecentrum nog niet op een 24/7-basis, maar wordt in ieder geval dagelijks overleg gevoerd en worden activiteiten enigszins afgestemd. De afstemming en samenwerking moet echter verder verbeteren, door kennisopbouw en technische uitrusting (communicatiemiddelen) van het centrum. In Deh Rawod is onlangs een dergelijk coördinatiecentrum op districtsniveau opgericht.

Afghan National Army (ANA)

Het ANA telt momenteel zo’n 50 000 man. De landstrijdkrachten tellen zo’n 35 000 man, waarvan zo’n 25 000 man inzetbaar zijn. Het streven is om in de loop van volgend jaar het aantal landstrijdkrachten te hebben verdubbeld. Tijdens de JCMB in Tokio kondigde de Afghaanse regering aan het plafond te zullen verhogen tot 82 000 militairen. Momenteel wordt het ANA in versneld tempo uitgebreid en materieel versterkt. Het streven is dat in 2010 de Afghanisering van het veiligheidssysteem zodanig zal zijn dat het ANA, met uitzondering van de luchtmacht, grotendeels zelfstandig kan opereren. Onlangs is een begin gemaakt met de formatie van de Afghaanse luchtmacht.

De 4e ANA Brigade van het 201e ANA Legerkorps is nu nagenoeg in Uruzgan ontplooid (ruim 1700 man). De Australische genie-eenheid bouwt zoals gezegd momenteel in samenwerking met Afghaanse aannemers een grote basis voor het ANA nabij Chora. Eind december bezocht minister Van Middelkoop deze basis, die er reeds zeer goed uitziet. De ANA brigade bestaat uit een brigadehoofdkwartier en vijf subeenheden van bataljonsgrootte (Kandak). Dit zijn drie Infanteriebataljons (waarvanéén is ontplooid in Helmand bij de eenheden van het Verenigd Koninkrijk), een gevechtssteunbataljon en een logistiek bataljon. De twee infanteriekandaks en het logistieke kandak zijn inmiddels operationeel inzetbaar, maar kunnen nog niet geheel zelfstandig optreden. Zij worden begeleid door het Nederlandse OMLT. Het OMLT begeleidt ook het personeel van het brigadehoofdkwartier intensief. Ofschoon sommige militairen nog onervaren zijn, is de Afghaanse brigadecommandant wel zeer ervaren. Hij kent de huidige gouverneur van Uruzgan goed en ziet zijn eenheid als een onderdeel van de veiligheidsstructuur in de provincie.

Defensie-ministeriële bijeenkomst in Vilnius

Op 7 en 8 februari kwamen de ministers van Defensie van de NAVO-landen bijeen in Vilnius. Bij de bijeenkomst over Afghanistan waren de Afghaanse minister van Defensie Wardak, de defensieministers van de niet-NAVO-landen die aan ISAF bijdragen en vertegenwoordigers van de VN, Wereldbank en de EU aanwezig. Dit alles om voortgang te bereiken met de geïntegreerde benadering. Verschillende ministers, waaronder minister Van Middelkoop, pleitten sterk voor een toenemende Afghaanse verantwoordelijkheid bij het brengen van ontwikkeling en stabiliteit in Afghanistan. Daarvoor is in toenemende mate ondersteuning nodig voor de Afghaanse regering op het gebied van veiligheid, bestuursversterking en opbouw, hetgeen vraagt om een verbeterde coördinatie tussen de verschillende internationale organisaties. De NAVO zal zich nog meer dan voorheen toeleggen op de training en begeleiding van de Afghaanse veiligheidsorganisaties. De inzet van voldoende en goed getrainde OMLT’s is hierbij essentieel. Van andere organisaties wordt nadrukkelijk een bijdrage gevraagd op de andere terreinen, waarbij het belang werd onderstreept van het spoedig benoemen van een Speciale Vertegenwoordiger in Afghanistan van de SG VN.

Tijdens de bijeenkomst met alleen NAVO-bondgenoten is gesproken over de contouren van het nieuwe politiek-militair strategisch plan voor ISAF, waarin de hierboven genoemde elementen terugkomen. Zoals ook gesteld in de artikel 100-brief van 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279) zal dit document worden vastgesteld tijdens de NAVO-top in Boekarest en zal het dienen als richtlijn voor de inspanningen van ISAF de komende jaren. Centraal in de strategie staat het vergroten van de capaciteit en de effectiviteit van de Afghaanse veiligheidsdiensten, zodat deze geleidelijk de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Afghanistan kunnen overnemen. Daarnaast moet het document heldere, doch realistische, doelstellingen formuleren op het gebied van veiligheidsbeleid en aandacht besteden aan de complementariteit tussen de verschillende organisaties. Succes op het gebied van veiligheid hangt immers samen met voortgang op andere terreinen. Aan de hand van de conclusies van Vilnius wordt verder gewerkt aan het document dat op 6/7 maart zal voorliggen bij de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO, ter voorbereiding op de Top van Boekarest.

Op 16 januari verscheen een bericht in de LA Times dat de Amerikaanse minister van Defensie Gates kritiek zou hebben uitgeoefend op de NAVO-troepen in het zuiden van Afghanistan. In een telefonisch gesprek met de minister van Defensie op 17 januari jl. heeft minister Gates laten weten dat hij geenszins kritiek had willen leveren op individuele landen, maar had bedoeld dat de NAVO geen historie heeft in het uitvoeren van zogeheten counter insurgency-operaties. Ook verwees hij naar zijn eerdere pleidooien voor extra OMLT’s voor Afghanistan. De regering steunt dit pleidooi van minister Gates. Het vullen van de behoefte aan OMLT’s verdient de hoogste prioriteit, aangezien alleen door het intensief trainen en begeleiden van het ANA deze op termijn zelfstandig zal kunnen opereren. Hoewel er voor Uruzgan voldoende OMLT’s zijn toegezegd, blijft het wenselijk om voor Afghanistan als geheel te blijven pleiten voor meer OMLT’s. Minister Gates pleitte ook voor een betere benutting van het ANA bij het uitvoeren van operaties. Nederland ondersteunt deze zienswijze. Nu er meer dan 1700 ANA-militairen in Uruzgan aanwezig zijn, kan de TFU op een volwaardiger manier met het ANA gaan opereren. Ook in andere provincies treden ISAF-militairen steeds meer zij aan zij met ANA-militairen op.

Enkele dagen voor de NAVO-bijeenkomst in Vilnius verstuurde minister Gates een brief aan de bondgenoten, waarin hij pleitte voor een meer evenredige lastenverdeling tussen bondgenoten in Afghanistan. Gates vroeg enkele landen daarbij specifiek om meer troepen te leveren voor Zuid-Afghanistan. Nederland heeft een dergelijk verzoek niet gekregen. In Vilnius is minister Gates nader ingegaan op zijn oproep. De VS stuurt binnenkort 3200 extra militairen voor een periode van zeven maanden naar Helmand. Minister Gates heeft daarop andere landen gevraagd wat zíj konden leveren en onderstreept dat extra impulsen zeer welkom zijn. Hij heeft ook begrip getoond voor het soms complexe binnenlandspolitieke krachtenveld in sommige landen, maar daarbij gezegd dat landen andere bijdragen kunnen overwegen indien zij geen troepen kunnen sturen. Daarbij kan worden gedacht aan helikopters, waaraan nog een tekort bestaat, of het overnemen van bewakingstaken.

De oproep van minister Gates is ondersteund door minister Van Middelkoop en andere collega’s. De Noorse minister van Defensie liet in Vilnius weten dat Noorwegen bereid is extra troepen te sturen. Ook werd duidelijk dat Frankrijk overweegt een bijdrage te gaan leveren in Kandahar.

Voorafgaand aan de NAVO-bijeenkomst in Vilnius suggereerde Commandant ISAF, generaal McNeill, om het hoofdkwartier van RC(S) onder permanent bevel van één land te plaatsen. Generaal McNeill deed deze uitspraak in navolging van de kritiek van minister Gates over het feit dat de Navo onvoldoende is toegerust voor het uitvoeren van counter insurgency-operaties, waarbij hij het Zuiden noemde als voorbeeld van een regio waar extra aandacht en meer troepen nodig zijn. Ook het aantal beperkingen dat landen stellen aan de inzet van hun troepen is bezwaarlijk. Generaal McNeill heeft deze uitspraken betrokken op de aansturing van het RC(S) hoofdkwartier en gepleit voor een «unity of command» in het Zuiden, die de aansturing van operaties zou moeten verbeteren.

De uitspraken van generaal McNeill zijn besproken in de separate RC(S) bijeenkomst en marge van de defensieministeriële bijeenkomst in Vilnius. De regering steunt de oproepen van minister Gates voor extra troepen in het Zuiden, die aansluiten op het pleidooi van SACEUR om de geformuleerde behoeftestelling voor Zuid-Afghanistan (de zogeheten Combined Joint Statement of Requirements) te vullen. De regering is echter van mening dat het rotatiemechanisme van het RC(S) hoofdkwartier uitstekend werkt. Canada en het Verenigd Koninkrijk steunen dit standpunt. Ook minister Gates heeft in Vilnius onderstreept dat hij geen reden ziet deze werkwijze te veranderen. De nieuwe commandant RC (S) Lessard voert het commando voor negen maanden, waardoor de continuïteit wordt gegarandeerd. Door de nieuwe structuur van het hoofdkwartier én de gezamenlijke planning en voorbereiding van het betreffende personeel, is ook sprake van een grote continuïteit in de ondersteunende staf.

ASG, AC en AEI rapporten

Zoals toegezegd aan de Kamer tijdens het algemeen overleg over de NAVO defensieministeriële bijeenkomst in Vilnius op 6 februari jl., zal de regering hieronder ingaan op een aantal rapporten die de afgelopen weken zijn verschenen over Afghanistan. Het gaat om twee rapporten van de Amerikaanse denktanks Afghanistan Study Group («Revitalizing our efforts, Rethinking our strategies») en de Atlantic Council («Saving Afghanistan: an appeal and plan for urgent action»). Tevens verscheen een rapport van de NGO Oxfam («Afghanistan: Development and Humanitarian Priorities»). Tenslotte werd in de pers melding gemaakt van een rapport van het American Enterprise Institute dat binnenkort zal uitkomen.

De rapporten van de Afghanistan Study Group en de Atlantic Council trekken in grote lijnen dezelfde conclusies: op een aantal punten dient het beleid van de internationale gemeenschap in Afghanistan op korte termijn te worden aangepast. Daartoe worden de volgende drie hoofdaanbevelingen gedaan:

1. Noodzaak van een alomvattende strategie («A Comprehensive Campaign Plan and Strategy») waarin inspanningen op het gebied van veiligheid, wederopbouw en bestuur samen worden gebracht;

2. Benoeming door de VN van een High Commissioner, die verantwoordelijk zal zijn voor betere coördinatie en integratie van de internationale inspanningen en voor samenwerking met de Afghaanse regering;

3. Een regionale aanpak (India, Iran en vooral Pakistan) waarbij een betere strategie voor de grensgebieden met Pakistan cruciaal is.

Daarnaast wordt gepleit voor betere internationale militaire coördinatie binnen de NAVO en voor meer internationale troepen in Afghanistan; betere samenwerking tussen VS/internationale gemeenschap en de Afghaanse regering; capaciteitsopbouw bij de Afghaanse overheid; training van de Afghaanse politie en het leger en de hervorming van het Afghaans juridisch apparaat.

Oxfam pleit in zijn rapport voor betere internationale coördinatie onder leiding van de VN, afstemming van de hulp op nationale en lokale prioriteiten, terughoudende opstelling van PRTs (faciliteren, niet zelf doen), geen agressieve eradicatie maar een gebalanceerde uitvoering van de geïntegreerde drugsstrategie, een gecoördineerde en coherente strategie voor de ontwikkeling van de rurale sector en meer aandacht voor onderwijs en gezondheidsvoorzieningen.

Het rapport van het American Enterprise Institute zal naar verwachting pas over een maand verschijnen, maar kreeg nu al aanzienlijke media-aandacht. Het rapport zou pleiten voor een toename van internationale troepen in Afghanistan («surge»), vergelijkbaar met Irak.

De analyse in de rapporten is vaak pertinent, maar de bevindingen gaan soms erg snel voorbij aan de positieve ontwikkelingen in Afghanistan sinds 2001, met name op het gebied van democratisering, onderwijs, economische groei en toegang tot de gezondheidszorg. De conclusies en aanbevelingen in de rapporten worden gepresenteerd als een radicale ommezwaai in de internationale aanpak ten aanzien van Afghanistan. Nauwgezette bestudering toont echter aan dat veel aanbevelingen al zijn geïncorporeerd in het denken van de internationale gemeenschap. De aanbevelingen van de JCMB komen grotendeels overeen met de aanbevelingen uit de rapporten. Ook het Nederlandse beleid en uitgangspunten, zoals uiteengezet in de Artikel 100-brief (Afghanisering, civilisering, meer aandacht voor politie, centraal stellen van plattelandsontwikkeling, sterkere internationale coördinatie), zijn in grote lijnen in overeenstemming met de analyses in de rapporten. Het is daarbij vermeldenswaard dat de aanbevelingen in de twee Amerikaanse rapporten ten aanzien van drugsbestrijding vrijwel geheel overeenkomen met het Nederlandse beleid terzake: een gebalanceerde, geïntegreerde aanpak, waarbij de Afghaanse regering een leidende rol op zich moet nemen en waarbij eradicatie van papaver niet in isolatie plaatsvindt, maar gepaard moet gaan met programma’s voor alternatieve inkomstenbronnen.

Drugsbestrijding

In zijn rapport van 6 februari 2008 geeft het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) aan te verwachten dat de teelt van papaver in Afghanistan in 2008 zal stabiliseren of zelfs iets zal dalen. Mogelijk zal het aantal provincies in het noorden en in centraal Afghanistan dat papavervrij is iets toenemen (tot 14 à 15 van de totaal 34 provincies). UNODC verwacht dat deze trend zich echter niet zal vertalen naar een dalende teelt in provincies in het zuiden en westen. Dit zal echter mede afhankelijk zijn van klimatologische omstandigheden. Uruzgan kende vorig jaar een onverwacht lagere oogst als gevolg van overstromingen. Het extreme winterweer zou ook van invloed kunnen zijn op de oogst van dit jaar.

Het bestrijden van de papaverteelt en het aanpakken van de handel in opium is een prioriteit van zowel de Afghaanse overheid als de internationale gemeenschap. Het duidelijke verband tussen enerzijds de teelt van papaver en anderzijds de veiligheidssituatie en corruptie binnen de overheid geeft het belang aan van het intensiveren van activiteiten (conform de nationale drugsstrategie) ten behoeve van de drugsbestrijding. Tijdens de bijeenkomst van de JCMB in Tokio op 5 en 6 februari jl., stelden de internationale gemeenschap en de Afghaanse regering gezamenlijk vast dat de Afghaanse geïntegreerde drugsstrategie tot op heden nog niet de gewenste resultaten heeft opgeleverd. De komende periode zal meer aandacht moeten worden gegeven aan de daadwerkelijke implementatie hiervan. Concreet zal dat inhouden dat provinciale gouverneurs een grotere verantwoordelijkheid zullen krijgen ten aanzien van counter narcotica-activiteiten.

Op het gebied van voorlichting en rurale ontwikkeling is in de afgelopen maanden in Uruzgan vooruitgang geboekt. Radio Nawa zendt sinds januari twee programma’s uit die de bevolking voorlichten over de negatieve gevolgen van de verbouw van papaver en van drugsgebruik. Radio Nawa, dat met Nederlandse financiering tot stand is gekomen, wordt door een groot gedeelte van de bevolking van Uruzgan beluisterd. In maart zal een campagne van start gaan waarin deze thema’s extra aandacht krijgen door middel van posters, radio-uitzendingen en debatten. De Poppy Eradication Forces (PEF) ondersteunen in geheel Afghanistan de nationale voorlichtingscampagne. Eind vorig jaar bracht de PEF een bezoek aan Uruzgan. Tijdens het bezoek werden door gouverneur Hamdam een aantal shura’s georganiseerd met mullah’s en stamoudsten. De gouverneur riep de boeren op vrijwillig de papavervelden te eradiceren in ruil voor graan en kunstmest. Verwacht wordt dat de PEF in het voorjaar ook in Uruzgan zal gaan verdelgen.

De afgelopen maanden is daarnaast voortgang gemaakt op het gebied van rurale ontwikkeling met name gericht op het herstel van irrigatiekanalen, het aanleggen of het herstellen van toegangswegen tot dorpen, bruggen en waterputten alsmede het uitdelen van zaden en kunstmest en het planten van fruitbomen. De in de zomer 2007 gestarte pilot saffraan, waaraan ongeveer 130 boeren deelnemen, geniet grote belangstelling onder de boeren. De bij de pilot betrokken boeren hebben in november van het afgelopen jaar een kleine eerste oogst van de velden gehaald. Pas in het tweede jaar zal de productie goed op gang komen.

De elf instructeurs, afkomstig van lokale NGO’s en de provinciale overheid, die reeds waren getraind in het planten van de saffraan, doorlopen nu de rest van het trainingsprogramma gericht op de verwerking van de saffraan. (Voor een uitgebreider overzicht van de stand van zaken op het gebied van rurale ontwikkeling zie onder het kopje opbouw).

ISAF-eenheden voeren zelf geen counter-narcotics operaties uit. De mogelijkheden om activiteiten op het gebied van interdictie te intensiveren worden verkend, conform de toezeggingen tijdens de discussie met de Kamer in december 2007. Recent heeft SACEUR aanvullende richtlijnen verstrekt aan ISAF om de bestaande key supporting task ten aanzien van counter-narcoticsoperaties nader te verduidelijken. Naar aanleiding van deze richtlijnen wordt binnen ISAF gewerkt aan een betere invulling van de ondersteuning bij CN-activiteiten. Mogelijkheden hierin kunnen onder andere zijn het uitwisselen van informatie, betere coördinatie en afstemming tussen de belangrijkste spelers op dit gebied, het beschikbaar stellen van transport en het versneld opleiden en trainen van de Counter Narcotics Police Afghanistan.

Op korte termijn zal de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Justitie) een verkenningsmissie in Uruzgan uitvoeren ter ondersteuning van de Afghaanse overheid. De Afghaanse regering en DEA willen mogelijk enkele Afghaanse en DEA-agenten in Uruzgan ontplooien en zouden deze mogelijk bij Kamp Holland willen vestigen. De primaire taak van dit team wordt het verzamelen van informatie, met name ter ondersteuning van de Afghaanse autoriteiten bij het identificeren van regionaal invloedrijke leiders van drugskartels. Het team zal geen taken hebben op het gebied van verdelging. De regering staat positief tegenover deze samenwerking, mits die goed wordt ingebed in de structuren.

CNPA-kantoor Uruzgan

De bouw van een kantoor voor de Counter Narcotics Police Afghanistan in Uruzgan, waartoe Nederland financiering beschikbaar heeft gesteld aan het (UNODC), ligt achter op schema. In december 2007 kon een UNODC assessment missie naar Uruzgan door de slechte weersomstandigheden geen doorgang vinden. Deze missie is thans voorzien voor deze maand. Naar aanleiding van de assessment missie zal met UNODC worden gesproken over hoe dit project nu met voortvarendheid kan worden opgepakt.

Naar boven