27 925
Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2001

Inleiding

Hierbij informeer ik u mede namens de minister van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen met betrekking tot de inzet van Nederlandse militaire eenheden ter versterking van de door de Verenigde Staten geleide coalitie tegen het internationale terrorisme. In de brief van het kabinet van 9 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 24) is uiteengezet welke militaire eenheden Nederland hiervoor ter beschikking heeft gesteld.

Ons land levert daarmee een verantwoorde bijdrage aan de strijd tegen het internationale terrorisme. In die strijd wordt overigens een veelheid van middelen ingezet, beslist niet alleen militaire. De militaire acties zijn gericht tegen Afghanistan, omdat het Taliban-regime bescherming verleende aan Osama-bin-Laden en het AlQaida netwerk. Er bestaat thans geen overtuigend bewijs dat andere landen of groeperingen betrokken zijn geweest bij of bescherming bieden aan de verantwoordelijken voor de terroristische aanslagen van 11 september. De regering heeft geen aanwijzingen dat de VS voorbereidingen treffen voor een aanval op Irak. Uitbreiding van de militaire acties is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde. Als daar in een later stadium al sprake van zou zijn, zou de Nederlandse betrokkenheid daarbij afzonderlijke besluitvorming vereisen.

Na de val van het Taliban-regime is, zoals in de brief aan de Kamer van 15 november jl. uiteengezet werd, het gevaar niet geweken dat de in Afghanistan opererende terroristische groeperingen zich naar elders verplaatsen. In dit licht zijn en worden plannen uitgewerkt voor maritieme operaties in het gebied rond het Arabisch schiereiland. Overeenkomstig het sinds 11 september gevoerde beleid is het kabinet bereid daaraan een bijdrage te leveren.

Nederlandse militaire bijdrage

Inmiddels hebben de VS Nederland deze week verzocht de volgende eenheden metterdaad in te zetten: één KDC-10 voor «air-to-air refuelling», drie fregatten, vier maritieme patrouillevliegtuigen en één onderzeeboot. In totaal omvat deze bijdrage ongeveer 800 militairen. De eenheden worden naar twee verschillende regio's uitgezonden:

• naar de regio rond het Arabische schiereiland ten behoeve van operatie «Enduring Freedom» onder verantwoordelijk van «Central Command» (CENTCOM); en

• naar het Caribisch gebied onder verantwoordelijkheid van «Southern Command» (SOUTHCOM) voor de aanvulling van Amerikaanse militaire eenheden aldaar («backfill»). Zoals u in de brief van 15 november is meegedeeld (Kamerstuk 27 925, nr. 26), hebben de VS hun militaire middelen in het Caribisch gebied voor anti-drugsoperaties tijdens operatie «Enduring Freedom» sterk verminderd ten behoeve van hun «homeland defence.»

Volgens planning zal de KDC-10 vanaf vliegveld Al Udeid in Qatar opereren waar dit toestel ter aflossing van een Amerikaanse tanker wordt opgenomen in de daar opererende Amerikaanse tankervloot. De KDC-10 wordt op korte termijn ingezet, afhankelijk van het moment van toestemming van de autoriteiten in Qatar. De regering voert thans overleg met Qatar over een «status of forces agreement» (sofa). Onderwerpen die daarin onder meer aan de orde komen zijn: de rechtspositie van het personeel, de ondersteuning door de lokale instanties («host nation support»), schaderegelingen en financiële aspecten zoals douaneregelingen.

Twee van de drie fregatten zullen opereren in eerdergenoemd verantwoordelijkheidsgebied van CENTCOM. Zij zullen in de regio rond het Arabisch schiereiland naast waarneming en inlichtingenverzameling om eventuele verplaatsingen van de in Afghanistan opererende terroristische groeperingen en wapentransporten naar elders te signaleren, escorte- en beveiligingstaken uitvoeren. Als in een later stadium de Nederlandse eenheden wordt verzocht ook over te gaan tot aanhouding van schepen, dan zal een dergelijk verzoek worden beoordeeld aan de hand van de in de brief van 15 november jl. beschreven uitgangspunten. Hr.Ms. Philips van Almonde vertrekt 10 december a.s. als eerste vanuit Den Helder; zij wordt begin januari in het inzetgebied verwacht. Het tweede fregat, Hr.Ms. Van Amstel, vertrekt op 14 januari 2002 en arriveert begin februari in het operatiegebied.

Het derde fregat, Hr.Ms. Abraham van der Hulst, is bestemd voor inzet in het Caribisch gebied. Dit schip wordt vooral met anti-drugsoperaties belast. Deze eenheid vertrekt op 14 januari 2002 en ook zij is vanaf begin februari 2002 in het inzetgebied beschikbaar. Tot die tijd zal het al aanwezige stationschip hieraan meer tijd besteden. Zoals bekend levert Nederland al een bijdrage aan de strijd tegen het drugsverkeer in het Caribisch gebied. Het gaat daar dus om de uitvoering van reeds bestaande taken met extra eenheden.

Twee van de vier maritieme patrouillevliegtuigen van het type Orion zullen in het verantwoordelijkheidsgebied van CENTCOM opereren. De patrouillevliegtuigen zijn bedoeld voor waarneming en inlichtingenverzameling. Hun vertrekdatum is afhankelijk van het vliegveld waar zij worden gestationeerd. Bij de keuze hiervan spelen de VS een coördinerende rol. Zodra de besprekingen over de «sofa» zijn afgerond, kunnen beide toestellen snel ter plaatse zijn. Vanzelfsprekend is een snelle ontplooiing mede afhankelijk van de aanwezige faciliteiten op het desbetreffende vliegveld.

Verder bestaat ter aanvulling van Amerikaanse eenheden in het Caribisch gebied behoefte aan twee Orions. Hiervoor wordt een patrouillevliegtuig toegevoegd aan de twee Orions die al op het vliegveld Hato van Curaçao zijn gestationeerd. Door deze extra capaciteit en door de verhoging van het aantal vlieguren, kan aan de behoefte van de VS aan twee maritieme patrouillevliegtuigen worden voldaan zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de kustwachttaken. Deze extra Orion is inmiddels op Curaçao gearriveerd en is inzetgereed.

Tenslotte hebben de VS om de inzet verzocht van de eerder aangeboden Nederlandse onderzeeboot voor inlichtingenverzameling. Om militair-operationele redenen worden, zoals gebruikelijk, over dit deel van het verzoek geen openbare mededelingen gedaan. De Kamer wordt hierover geïnformeerd overeenkomstig de procedure van de speciale operaties (zie ook Kamerstuk 26 454, nr. 9, d.d. 23 augustus 2000).

Risico's

Voor de in de Perzische Golf en in de Arabische zee opererende Nederlandse maritieme eenheden is er thans geen indicatie van een verhoogde militaire dreiging. In verband met de situatie in Afghanistan hebben de landen in de regio hun veiligheidsinspanningen ter bescherming van vitale belangen en aanwezige westerse militairen opgevoerd. Desondanks valt het mogelijke risico van aanslagen op westerse, eventuele Nederlandse (maritieme) eenheden ter plaatse niet uit te sluiten. Voor de in het Caribisch gebied opererende schepen en vliegtuigen, die al langer bestaande taken uitvoeren, is geen bijzondere dreiging aanwezig.

Besluit

De Regering heeft besloten aan bovenstaand verzoek te voldoen en hieraan uitvoering te geven. Naar het oordeel van de CDS, die mij daarover een militair advies heeft uitgebracht, zijn de Nederlandse bijdragen verantwoord. De vertrekdata zijn in overeenstemming met de VS vastgesteld. De Nederlandse eenheden worden niet ingezet voor gevechtshandelingen. De brief van 9 november meldt dat de eenheden in beginsel voor een periode van twaalf maanden beschikbaar worden gesteld. Omdat de maximale uitzendduur van de eenheden in principe zes maanden bedraagt, houdt het kabinet rekening met een verzoek tot aflossing. In de planning is hierin voorzien.

Ook andere landen leveren eenheden ter versterking van de internationale coalitie in het gebied rond het Arabisch schiereiland. Op maritiem gebied bestaat deze coalitie naast eenheden van de VS ook uit eenheden van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Japan. De bijdragen bestaan uit vliegkampschepen, fregatten, bevoorradingsschepen en maritieme patrouillevliegtuigen. Verder hebben ook Duitsland en Spanje maritieme eenheden aangeboden, maar deze zijn nog niet in de regio aanwezig. De tankervloot waarvan de Nederlandse KDC-10 deel gaat uitmaken, is eveneens uit eenheden van verschillende landen samengesteld.

Bevelvoering en «Rules of Engagement»

Zoals u in de brief van 9 november is gemeld, houdt Nederland te allen tijde «full command.» Ik heb de Chef Defensiestaf (CDS) hiermee belast, onder mijn politieke verantwoordelijkheid. De CDS is verantwoordelijk voor de militaire planning van, de voorbereiding van en het toezicht op de Nederlandse bijdrage aan operatie «Enduring Freedom.»

Voor de hierboven beschreven operatiën houdt Nederland naast het «full command» ook het «operational command.» «Operational control» van de ter beschikking gestelde Nederlandse eenheden wordt via CENTCOM en SOUTHCOM overgedragen aan de desbetreffende onder hen ressorterende regionale commandanten. Dit houdt in dat zij gebonden zijn aan de specifieke met Nederland afgesproken operationele taken. De operationele taak kan alleen in overleg met Nederland worden gewijzigd. Een en ander is toegelicht in de Kamerbrief van 31 oktober 2000 (Kamerstuk 26 454, nr. 18). In het geval van het Caribisch gebied is de regionale commandant een Nederlander, namelijk de Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB). Voorafgaand aan de overdracht van «Operational control» worden de «Rules of Engagement» (RoE's) vastgesteld voor zover die niet al bekend zijn, zoals in het Caribisch gebied. De RoE's moeten in ieder geval zijn toegesneden op de situatie, voldoende robuust zijn en de eigen troepen moeten te allen tijde op een geloofwaardige wijze in hun zelfbescherming kunnen voorzien. Nederlandse liaison-officieren op relevante militaire niveaus dragen zorg voor de uitwisseling van informatie met Den Haag.

Financiële gevolgen

De raming van de additionele uitgaven als gevolg van de Nederlandse inzet voor «Enduring Freedom» heeft vanzelfsprekend nog een globaal en voorlopig karakter. Dit hangt samen met een aantal onzekerheden dat vooral betrekking heeft op de mate waarin (vaar- en vlieguren) de militaire eenheden worden ingezet.

De voorlopige raming is gebaseerd op aannames zoals een uitzendduur van een jaar, de volledige inzetcapaciteit van de betrokken eenheden, de toekenning aan het personeel van de vergoeding voor deelname aan humanitaire en vredesoperaties (VVHO-toelage), de gebruikmaking van bestaande faciliteiten alsmede de logistieke verzorging en transport van en naar het operatiegebied uitgevoerd met defensiemiddelen.

Op basis van aannames, zoals hierboven genoemd, verwacht ik dat de additionele uitgaven die met deze operatiën zullen zijn gemoeid tussen 175 en 225 miljoen gulden bedragen. Het kabinet zal bezien of deze uitgaven binnen HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) kunnen worden geaccommodeerd.

De Kamer wordt vanzelfsprekend zo volledig en tijdig mogelijk op de hoogte gehouden van verdere ontwikkelingen.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven