27 925
Terroristische aanslagen in de Verenigde Staten

nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN EN VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE, VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, VAN FINANCIËN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2001

Hierbij bieden wij, zoals aangekondigd tijdens het algemeen overleg van de vaste commissies voor Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Financiën op 17 oktober jl., de eerste voortgangsrapportage aan met betrekking tot het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid van 5 oktober jl..

In de voortgangsrapportage (bijlage 1) wordt de stand van zaken per actiepunt uitgewerkt en waar mogelijk van een tijdpad voorzien. Het kabinet zal eind november en eind december van dit jaar de Tweede Kamer over de verdere voortgang berichten. Daarna zal de frequentie van voortgangsrapportages na de jaarwisseling worden bezien.

In aanvulling op het actieplan van 5 oktober jl. is op het terrein van het mogelijke gebruik van zogenaamde NBC-middelen door terroristen in de bijgevoegde voortgangsrapportage een aantal acties toegevoegd (acties 44 tot en met 46).

Het kabinet heeft heden tevens invulling gegeven aan de budgettaire uitwerking van het actieplan. De uitkomsten daarvan zijn vermeld in de brief van heden van de minister van Financiën, die als bijlage hierbij is gevoegd.

Sinds de brief van 5 oktober jl. is in internationaal en EU-verband intensief gewerkt aan bestrijding van terrorisme. De eerstverantwoordelijke bewindslieden hebben op de gebruikelijke wijze verslag gedaan aan de Kamer van de ontwikkelingen op de onderscheiden deelterreinen. Onderstaand wordt op deze ontwikkelingen niet nader ingegaan. Er is voor gekozen internationale ontwikkelingen die direct relevant zijn voor het actieplan toe te lichten onder het betreffende actiepunt. Wanneer uit toekomstige ontwikkelingen in internationaal verband wijzigingen voortvloeien voor het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, dan zal daarop in volgende voortgangsrapportages nader worden ingegaan. In dit verband is relevant dat bij de onderhandelingen over een alomvattend verdrag ter bestrijding van internationaal terrorisme in het kader van de Verenigde Naties goede voortgang wordt geboekt.

Het militair optreden van de Verenigde Staten op 7 oktober jl. in Afghanistan heeft geen wijziging gebracht in het algemene beeld met betrekking tot de dreiging, zoals die ten aanzien van Nederland bestond. De aanvang van de Amerikaanse reactie heeft wel tot gevolg gehad dat een aantal veiligheidsmaatregelen zijn genomen. Dit mede uit zekerheidsoverwegingen.

Op 7 oktober jl., de avond van de Amerikaanse reactie, is een eerste tranche extra veiligheidsmaatregelen direct ingesteld. Deze maatregelen waren reeds vastgesteld voorafgaand aan de Amerikaanse reactie.

Er zijn direct na de eerste meldingen van verdachte post specifieke protocollen ontwikkeld. Daarnaast is op verschillende wijzen informatie verstrekt en raadpleegbaar gemaakt voor burgers en hulpverleningsinstanties.

Het algemene beeld in Nederland is dat het niveau van de hiervoor besproken maatregelen vooralsnog voldoende is en de situatie in Nederland als rustig kan worden gekenschetst.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

De Minister van Financiën,

G. Zalm

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

BIJLAGE 1 Eerste voortgangsrapportage met betrekking tot het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid van 5 oktober 2001

1. INLEIDING

Voor u ligt de eerste voortgangsrapportage van het kabinet met betrekking tot het op 5 oktober jl. gepresenteerde actieplan Terrorismebestrijding en veiligheid. Aan het actieplan zijn acties toegevoegd met betrekking tot het gebruik van NBC-middelen door terroristen.

Per actiepunt is zo veel mogelijk de stand van zaken weergegeven en het door het kabinet voorgestane tijdpad. Gezien de relatief korte tijd die is verstreken sedert 5 oktober jl. is het niet mogelijk gebleken om alle acties in extenso uit te werken en of van een tijdpad voorzien. In de volgende voortgangsrapportages zullen openstaande punten zoveel mogelijk worden ingevuld.

2. PREVENTIE

2.1. Informatiepositie

ACTIE 1: Uitbreiding inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Stand van zaken:

De gebeurtenissen van 11 september hebben terrorisme in feite een heel nieuw gezicht gegeven (martelaarschap, niet-staatgebonden netwerkachtige constructies, etnische/nationale heterogeniteit van daders, geavanceerde communicatie en wapens). Dit noopt tot versterking van de inzet van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en de Militaire Inlichtingendienst (MID) op diverse terreinen.

Voor de BVD en de MID, ieder voor zover het hen betreft, heeft deze versterking betrekking op het uitbreiden van operationele en analysecapaciteit, het ontwikkelen van nieuwe operationele technieken, het investeren in kennis van meer exotische talen en culturele achtergronden, het verder vergroten van financiële (onderzoeks-)expertise, het versterken van internationale samenwerking plus het fors investeren in ICT.

Een en ander moet leiden tot een betere informatiepositie met betrekking tot radicale, anti-westerse stromingen onder minderheden en tot (reactie-)verschijnselen als geweld tegen vreemdelingen alsmede tot bredere en diepere kennis van bronlanden en migratiebewegingen en van nieuwe minderheden in ons land. Deze betere informatiepositie werkt ook door in de kwaliteit van de beveiligingsadviesfunctie van de BVD en MID.

De BVD en MID hebben inmiddels een traject geformuleerd waarlangs gefaseerd gewerkt gaat worden aan het realiseren van deze doelstellingen. Het beoogde niveau zal in 2006 worden bereikt. De Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer zal gedurende de looptijd van dit traject op de hoogte worden gehouden van de daadwerkelijke voortgang.

Tijdpad: Najaar 2001–begin 2006.

ACTIE 2: betere wisselwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten en politie (nederlandse politie maar ook Europol)

Stand van zaken:

De BVD heeft tijdens recent overleg van hoofden van Europese veiligheidsdiensten een aanzet gegeven om te komen tot een inventarisatie van de wettelijke bevoegdheden van deze diensten op het terrein van terrorismebestrijding. De uitkomst van deze inventarisatie moet het mogelijk maken in 2002 waar nodig te komen tot stappen om op eenzelfde niveau van bevoegdheden te komen.

Tijdpad: zomer 2002

Tijdens het recente overleg van hoofden van Europese veiligheidsdiensten hebben België en Nederland het initiatief genomen om te komen tot periodiek overleg van de hoofden contra-terrorisme van deze diensten. Een eerste bijeenkomst staat gepland voor het einde van het jaar 2001.

Tijdpad: eind 2001 (1e bijeenkomst)

Om de door de JBZ-Raad van 20 september 2001 gevraagde speciale deskundigengroep bij Europol, ingesteld voor een periode van tenminste zes maanden, te versterken zijn van Nederlandse zijde inmiddels twee functionarissen bij Europol gedetacheerd. Één functionaris is afkomstig van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de andere functionaris van de zijde van de BVD. Met deze liaisons wordt mede gewaarborgd dat de belangrijkste bronnen van voor Europol relevante gegevens en informatie rechtsreeks betrokken zijn bij de werkzaamheden die Europol de komende periode zal verrichten. Ook de aanlevering van informatie vanuit Nederland aan Europol verloopt naar wens.

Tijdpad: inmiddels gerealiseerd

Recent is een aanvang gemaakt met de oprichting van een Landelijk Coördinatiepunt Openbare Orde bij het KLPD. De aanleiding hiervoor lag met name in de toegenomen anti-globaliseringstendensen in relatie tot (potentiële) openbare ordeverstoringen. Ook op breder terrein wordt een informatie- en coördinatiepunt gemist op het gebied van openbare orde. Hierbij kan gedacht worden aan (politiek gewelddadig) activisme, de kraakbeweging, het verzet tegen infrastructurele projecten e.d.. Deze vormen van activisme beperken zich niet tot lokale activiteiten. Binnen de Nederlandse politie is op bovenregionaal dan wel landelijk niveau geen voorziening die de verschillende informatiestromen op elkaar afstemt, analyseert, veredelt en weer terugkoppelt naar het lokaal bevoegd gezag. Niet alleen de globalisering van de protestbewegingen, maar ook de invloeden die lokale protesten op (inter)nationaal niveau kunnen uitwerken, maken dat nationale informatiecoördinatie op het gebied van openbare orde in betekenis toeneemt. Het Landelijk Coördinatiepunt Openbare Orde zal hierin voorzien.

Het doel van het Landelijk Coördinatiepunt Openbare Orde is het inwinnen van informatie, het opmaken van operationele- en dreigingsanalyses, het rapporteren aan en communiceren met de regiokorpsen, de BVD en het NCC.

Het Landelijk Coördinatiepunt is ondersteunend en aanvullend aan de lokale/regionale politie en nationale overheden.

Tijdpad: inmiddels gestart

2.2. Visumverlening en biometrische identificatiemogelijkheden

ACTIE 3: ontwikkeling van biometrische identificatie-mogelijkheden

Stand van zaken:

Om toezicht te kunnen houden op vreemdelingen die in Nederland verblijven is het van belang dat van deze personen voorafgaand aan de binnenkomst in Nederland gegevens worden vastgelegd. Het aanvragen van een visum, het aanvragen van asiel en overschrijden van grenzen vormen hiervoor belangrijke momenten. Door lichaamskenmerken te verbinden aan deze registratie van persoonsgegevens, blijft de registratie eenduidig en uniek en wordt een krachtig instrument verkregen bij het identificeren van personen. Bovendien wordt hiermee houvast verkregen om personen in een later stadium terug te kunnen vinden in systemen, onafhankelijk van de identiteit die de persoon zich op dat moment aanmeet.

De huidige situatie biedt onvoldoende mogelijkheden om personen die Nederland binnenreizen in een later stadium terug te kunnen vinden in systemen. Hiervoor moeten in een drietal processen toepassingen worden ingevoerd of sterk worden uitbreid. Ten eerste moet het huidige gebruik van biometrie voor ondersteuning van de asielprocedure sterk worden uitgebreid. In de tweede plaats moet het uitoefenen van (mobiel) toezicht op vreemdelingen en het uitoefenen van de buitengrensbewaking worden ondersteund met biometrie. Tenslotte moet van vreemdelingen die op een reguliere wijze Nederland binnenkomen een biometrisch kenmerk worden opgenomen in het visum. Deze week is een pilot gestart met automatische grenspassage op de luchthaven Schiphol, waarbij middels biometrie de identiteit van passagiers wordt gecontroleerd. Het komende jaar zal ervaring worden opgedaan met het gebruik van biometrie in de buitengrensbewaking.

Het toepassen van biometrie is zowel technisch als organisatorisch complex. Voor het ontwikkelen van identificatiemogelijkheden is het daarom van belang om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situatie. Op dit moment wordt hiervoor een overzicht samengesteld dat de basis vormt voor de verdere uitwerking. De nadruk ligt hierbij op de drie eerder genoemde processen maar ook lopende activiteiten die worden geraakt door het intensiveren van het gebruik van biometrie worden hierin meegenomen. Voor het uitvoeren van de te ondernemen vervolgstappen wordt een projectorganisatie opgericht.

Relevant in dit kader zijn ook de voornemens ten aanzien van het aanbrengen van biometrische kenmerken in de Nederlandse reisdocumenten. Hiervoor is een haalbaarheidsonderzoek gaande dat in 2002 tot besluitvorming moet leiden. De Nederlandse reisdocumenten die per 1 oktober 2001 zijn ingevoerd zijn reeds geschikt gemaakt om biometrische kenmerken te kunnen bevatten. Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer zal Nederland in het verband van de Europese Unie proberen tot afspraken te komen over het gebruik van biometrische kenmerken in de reisdocumenten. Activiteiten hiervoor zijn reeds in gang gezet. De ervaringen uit dit traject zullen vanzelfsprekend worden betrokken bij de uitvoering van de onderhavige actie.

ACTIE 4: geharmoniseerde uitvoering van het visumbeleid

Stand van zaken:

In Europees verband is reeds gesproken over een uniform modeldocument waarop een visum kan worden aangebracht indien het reisdocument van betrokkene niet wordt erkend. Hierbij wordt voor het eerst getracht een vorm van biometrie (opnemen van een foto op het visumsticker) te verwerken (zie ook actiepunt 3). Hierdoor wordt een verband gelegd tussen de houder van het paspoort waar het visum in aan is gebracht en het visumsticker zelf. In de toekomst zou een gedigitaliseerde versie van de foto bij alle grensovergangen beschikbaar moeten zijn. De Raad heeft de Cie gevraagd een haalbaarheidsstudie te doen naar een dergelijk bestand.

Tevens wordt in Europees verband gewerkt aan een uniform format voor verblijfsvergunningen die aan vreemdelingen die geen EU onderdaan zijn worden afgegeven.

Darnaast wordt in Europees verband uitgebreid aandacht besteed aan plaatselijke consulaire samenwerking o.a. op het gebied van:

a. Het lokaal uitwisselen van gegevens tussen de verschillende posten.

b. Uitgifte van visa door één gemeenschappelijk EU kantoor.

c. Het behandelen van aanvragen die via een reisbureau worden ingediend.

d. Tegengaan van plaatselijke fraude met documenten Het voorzitterschap wil hier een terugkerend agenda punt van maken.

3. BEWAKING, BEVEILIGING EN OPENBARE ORDE

ACTIE 5: uitbreiding capaciteit persoonsbeveiliging KLPD en Kmar

Stand van zaken:

De Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het Korps landelijke politiediensten en de BSB van de Koninklijke Marechaussee staat de laatste weken zwaar onder druk als gevolg van de sterke groei van opdrachten. Door tijdelijke interne herschikking binnen het KLPD is de beveiligingscapaciteit inmiddels tijdelijk versterkt. Om structureel in deze beveiligingsbehoefte te kunnen voorzien zal de totale formatieve capaciteit van deze diensten worden uitgebreid alsmede de daartoe behorende beveiligingsmiddelen.

ACTIE 6: uitbreiding materiële bewakingsmiddelen

Stand van zaken tot en met 23 oktober 2001

Het Logistiek Centrum Zoetermeer (LCZ) beheert diverse vormen van materieel ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. Het gaat daarbij om materieel ten behoeve van zowel bewaking, beveiliging als rampenbestrijding. Zowel kwaliteit als omvang van dit materieel is onvoldoende. In de huidige situatie is dit kwetsbaar. Uitbreiding en vervanging van het materieel is noodzakelijk. Derhalve is opdracht tot aanschaf verleend ten behoeve van bewakingscontainers en VRT-voertuigen (speciale voertuigen t.b.v. Verscherpt Rijdend Toezicht). Daarnaast zullen waterwerpers worden aangeschaft ter vervanging van de bestaande (verouderde) waterwerpers. Tot slot zijn uitrustingsmiddelen in het kader van de rampenbestrijding aan uitbreiding en vernieuwing toe. Hierbij gaat het om zoekapparatuur, radiologische apparatuur, gasmaskers, brancards, medische behandeltenten etc.

Tijdpad: inmiddels gestart

ACTIE 7: versterking buitengrenscontroles en versterking Mobiel Toezicht Vreemdelingen

Stand van zaken:

De buitengrensbewaking is gericht op het tegengaan van illegale immigratie en het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit. Aangezien iedere reiziger aan deze wereldwijde controlevorm wordt onderworpen, kan de buitengrensbewaking een belangrijk instrument zijn in de bestrijding van terrorisme. Voor wat betreft de uitvoering van de grensbewaking is Nederland gebonden aan de EU-regelgeving op dit gebied, alsmede aan de verdere besluitvorming op Europees niveau.

De JBZ-raad heeft op 20 september jl. de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verzocht de buitengrenscontrole te verscherpen en hiertoe de Task Force van politiechefs gevraagd zo spoedig mogelijk de praktische uitvoering hiervan te onderzoeken. De Task Force zal uiterlijk december dit jaar haar werkzaamheden afronden. Maatregelen die in internationaal verband thans worden onderzocht betreffen het gebruik van biometrische gegevens bij grensoverschrijding, intensivering van de samenwerking van de grenspolitiediensten van de lidstaten, versterking van de informatie-uitwisseling en intensiever toezicht in de internationale transferfaciliteiten op luchthavens, onder meer middels biometrische technieken zoals gelaatsherkenning bij de gate (zie actie 3).

Gelet op de voorziene verscherping van de buitengrenscontrole in EU-verband verdienen de twee grootste doorlaatposten van Nederland prioriteit, te weten de luchthaven Schiphol en de haven van Rotterdam.

De grenscontrole op de luchthaven Schiphol met een volume van circa veertig miljoen passagiers per jaar, dient versneld op niveau te worden gebracht. Hoewel begin dit jaar aangevangen is met het op niveau brengen van de controle, zal dit traject met het oog op de terreurbestrijding versneld en op zeer korte termijn afgerond worden. Het op niveau brengen van de grenscontrole zonder daarbij het kabinetsbeleid gericht op behoud en versterking van de mainportpositie van de nationale luchthaven te doorkruisen, vergt een personele uitbreiding van de Koninklijke Marechaussee. Naast deze investering zijdens de overheid dient de luchthaven gelijktijdig de vereiste infrastructurele aanpassingen te realiseren, dewelke naar verwachting circa twee jaren in beslag zullen nemen. Tot die tijd zal de luchthaven noodgedwongen geconfronteerd worden met lange wachtrijen. In het kader van de van de ama-notitie is dit jaar reeds besloten tot intensivering van het instrument gate controles op de luchthaven Schiphol. In 2003 zal het aantal gate controles worden verdubbeld tot 10 000 controles. Daarnaast zal op de luchthaven worden geïnvesteerd in technische hulpmiddelen – zoals optical readers – ten behoeve van het onderkennen van falsificaten.

De grenscontrole in de haven van Rotterdam, met jaarlijks circa 370 000 te controleren personen, heeft in het kader van de terrorismebestrijding in overleg met inlichtingendiensten de risicoanalyses aangepast en de bevragingen van de opsporingsregisters geïntensiveerd. Tevens is de patrouillegang langs de kade en op het water opgevoerd en is de controle van de bemanning van zeeschepen geïntensiveerd.

Er is besloten geen beroep te doen op artikel 2, tweede lid van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst (SUO). Dit artikel betreft de herinvoering van de grenscontroles langs de binnengrenzen van de lidstaten. De JBZ-raad heeft overigens wel aangekondigd dat in EU-verband zal worden nagegaan op welke wijze in geval van een buitengewoon ernstige terroristische dreiging de lidstaten op gecoördineerde wijze gebruik kunnen maken van een beroep op genoemd artikel. Door de Koninklijke Marechaussee zijn inmiddels wel verschillende scenario's voor mogelijke tijdelijk invoering van grenscontroles aan de binnengrenzen ontwikkeld.

Voorts heeft de JBZ-raad de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verzocht de in artikel 2, derde lid van de SUO bedoelde bewakingsmaatregelen te verscherpen. Voor Nederland betekent dit een verscherping en een meer recherchematige inzet van het instrument mobiel toezicht vreemdelingen (MTV). Thans is met de huidige capaciteit binnen het MTV het feitelijke toezicht verscherpt. Bij het treffen van maatregelen ter verscherping van het MTV zal naast een verhoogde patrouillegang het onderzoek naar de identiteit worden geïntensiveerd. In het bijzonder zal op termijn in de eerstelijnscontrole worden geïnvesteerd, enerzijds in de deskundigheid van de ambtenaar middels opleiding en anderzijds in de kwaliteit en beschikbaarheid van technische hulpmiddelen nodig voor het onderkennen van falsificaten. Tevens dient de eerstlijnscontrole op eenvoudige wijze toegang te hebben tot een hoogwaardige tweede- en derdelijnscontrole. Ook hierin zal worden geïnvesteerd. Naast het intensiveren van het identiteitsonderzoek zal in het belang van een effectieve controle de toegang tot de opsporingsregisters op locatie worden verbeterd.

Voor meer gerichte en effectieve binnengrenscontroles in het kader van de terrorismebestrijding wordt aanbevolen ook de controle op uitreis uit Nederland mogelijk te maken en het criterium «direct na grensoverschrijding» te verruimen. Hiertoe dient de huidige regelgeving te worden aangepast. Verruiming van deze bevoegdheid maakt tevens een nauwe samenwerking met de autoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland mogelijk.

De maatregelen langs de binnengrenzen in het kader van de bestrijding van terrorisme zullen worden meegenomen in de brief aan de Kamer die naar aanleiding van de evaluatie van het MTV door het WODC van het ministerie van Justitie nog dit jaar zal worden verzonden.

ACTIE 8: extra maatregelenpakket beveiliging burgerluchtvaart waaronder: verscherpte controles op ticket en paspoort, verscherping toegangscontroles en intensivering van controles van het vliegtuig zelf

Stand van zaken:

Hieronder staat het overzicht van de extra maatregelen die na 11 september zijn getroffen.

Controle van passagiers en handbagage

Op de 3 centrale controlepunten wordt – naast de gebruikelijke voor bedreiging geschikte voorwerpen (messen, vuurwapens en dergelijke) – naar kleine metalen voorwerpen (mesjes, nagelvijlen en dergelijke) gezocht.

Alle passagiers van vluchten die van de E- en de G-pier vertrekken (alle vluchten naar de Verenigde Staten, Israël en enkele andere bestemmingen) worden aan het begin van de pier opnieuw met metaaldetectie en x-ray-apparatuur gecontroleerd waarbij eveneens naar kleine metalen voorwerpen (mesjes, nagelvijlen en dergelijke) wordt gezocht.

Alle passagiers op vluchten naar de Verenigde Staten en hun handbagage worden bij de boarding gate steekproefsgewijs handmatig fysiek gecontroleerd. Afgelopen week is aan het verzoek van de Verenigde Staten gehoor gegeven om deze controle te intensiveren, hetgeen de inzet van het leger noodzakelijk heeft gemaakt.

De luchthaven Schiphol heeft alle sinds 11 september voor bedreiging geschikt geachte voorwerpen uit de binnen het schone gebied gelegen winkels en restaurants laten verwijderen.

Controle van ruimbagage

In aanvulling op de bestaande controle van ruimbagage wordt alle ruimbagage op vluchten naar de Verenigde Staten bij de check-in steekproefsgewijs handmatig fysiek gecontroleerd.

Controle van personeel

Op korte termijn (enige weken) zal de steekproefsgewijze fysieke controle van personeel op de doorgangen van het platform naar het schone gebied worden uitgebreid tot een volledige fysieke controle.

De steekproefsgewijze fysieke controle van personeel dat zich vanaf het publieke gebied naar air side (platform en bagagekelders) begeeft, zal op korte termijn (enige weken) worden geïntensiveerd.

Overige beveiligingsmaatregelen

Voor alle vluchten naar de Verenigde Staten vindt doorzoeking van het vliegtuig voor indienststelling plaats waarop door de Koninklijke Marechaussee toezicht wordt gehouden.

De Koninklijke Marechaussee voert haar gewapende beveiligingstaak zichtbaarder uit.

ACTIE 9: Nederland zet in op overname van de in de ECAC genomen veiligheidsmaatregelen

Stand van zaken:

De EU zal naar verwachting op korte termijn regelgeving aannemen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Zoals ook door Nederland is bepleit, zal dit aansluiten op het ECAC beleidsdocument Doc 30. De Europese Commissie heeft inmiddels een verordening ingediend. Het ECAC-pakket krijgt daarmee als een minimumpakket kracht van wet. Dit brengt met zich mee dat de Nederlandse wet- en regelgeving hierop dient te worden aangepast. De Transportraad van 16 oktober heeft afgesproken om over de strekking van die verordening reeds in december een besluit te nemen.

De ontwerpverordening laat overigens toe dat lidstaten maatregelen kunnen nemen die verder gaan dan het Europees vast te stellen minimum.

In aansluiting op de ontwerpverordening bereidt de Raad ook een werkprogramma voor verdergaande maatregelen voor. Die betreffen in het bijzonder de operationele gang van zaken aan boord, de bemanningseisen en de beheersing van het luchtverkeer (verkeersleiding). Het veiligheidsbeleid inzake de Nederlandse burgerluchtvaart zal zich ook op deze punten richten.

ACTIE 10: onder leiding van de Minister van BZK zal een samenhangend pakket van maatregelen ter bescherming van de infrastructuur van overheid en bedrijfsleven (waaronder ICT) worden ontwikkeld.

Stand van zaken:

Om uitvoering te geven aan het genomen besluit wordt de volgende structuur in het leven geroepen. Het kabinet zal een ministeriële stuurgroep instellen, die allereerst de omvang van de vitale sectoren en vervolgens de essentiële onderdelen in die sectoren zal definiëren en inventariseren. Deze stuurgroep zal vervolgens in beeld brengen welke maatregelen inmiddels genomen zijn om de beschikbaarheid van die onderdelen te waarborgen. Vervolgens zullen waar nodig aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot aanvullende maatregelen. Met het instellen van deze stuurgroep wordt tevens inhoud gegeven aan de uitvoering van de motie Wijn (Tweede Kamer, 2000–2001, 26 643, nr. 20), waarin de regering werd verzocht een sectoroverschrijdend plan op te stellen inzake de bescherming van de vitale infrastructuur. De ministeriële stuurgroep zal worden voorgezeten door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Als leden hebben zitting de ministers die direct verantwoordelijkheid dragen voor de beschikbaarheid van vitale onderdelen van overheid en bedrijfsleven. Ter ondersteuning van de stuurgroep wordt een ambtelijke werkgroep gevormd, waarin dezelfde ministeries vertegenwoordigd zijn.

De beleidsontwikkeling op de zeer korte termijn zal vooral in het teken staan van de actuele ontwikkelingen en mogelijke dreiging tegen bepaalde essentiële objecten binnen de vitale sectoren. De beleidsontwikkeling op het terrein van de vitale sectoren op wat langere termijn zal een breed karakter hebben. Niet alleen de overheid, maar nadrukkelijk ook de private sector zal betrokken worden. Daarbij zal onder meer worden voortgebouwd op de reeds lopende sectorale initiatieven, zoals KWINT voor internet, en op hetgeen geleerd is van de Millenniumwisseling. Niet alleen het inzicht in de relevante sectoren zal worden verdiept, maar ook de sectoroverschrijdende aspecten zullen worden onderzocht. Er zal de nodige aandacht gegeven worden aan de, bij de millenniumwisseling al gesignaleerde, ketenafhankelijkheid tussen de verschillende vitale sectoren. Voorts zal gekeken worden naar elders lopende trajecten waaronder in de ons omringende landen en de EU. Zo mogelijk zal aansluiting gezocht worden bij de beleidsvisie in het buitenland ten aanzien van de bescherming van de vitale infrastructuur. In een aantal gevallen vraagt een adequate bescherming van de infrastructuur bewaking en beveiliging van bepaalde objecten. Dit is een zeer arbeidsintensieve taak die onevenredig veel capaciteit vergt. Onderzoek zal worden gedaan naar nieuwe mogelijkheden op het gebied van bewaking en beveiliging van objecten, die leiden tot een reductie van personele inzet onder toepassing van geavanceerde techniek.

4. OPSPORING EN VERVOLGING VAN TERRORISTISCHE MISDRIJVEN

4.1. Uitbreiding opsporings- en vervolgingscapaciteit

ACTIE 11: uitbreiding recherche- en analysecapaciteit voor terrorismebestrijding (inclusief keteneffecten bij OM etc. en inclusief capaciteit om aan internationale verzoeken tot gemeenschappelijke acties te kunnen voldoen)

Stand van zaken tot en met 23 oktober 2001:

Het openbaar ministerie beschikt al sinds de zeventiger jaren over een officier van justitie die speciaal is belast met de bestrijding van terrorisme. Deze landelijk terreur-officier onderhoudt contacten met veel nationale en internationale partners die betrokken zijn bij de bestrijding van terrorisme. Bij het Korps Landelijke Politiediensten is de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken belast met de bestrijding van terrorisme. Deze afdeling valt onder rechtstreeks gezag van de landelijk terreur-officier.

In het Wetboek van Strafrecht zijn tal van strafbare feiten beschreven, die kunnen worden gepleegd door personen die op de één of andere manier zijn verbonden aan terroristische organisaties. Deze strafbare feiten worden dan gepleegd om terroristische activiteiten te financieren en/of te faciliteren. Als voorbeelden kunnen worden genoemd woninginbraken, diefstal en vervalsen van paspoorten en creditcards, afpersingen en drugs- en wapenhandel.

De informatie die de Nederlandse politie over deze commune delicten verzamelt, dient toegankelijker te worden gemaakt en meer te worden geanalyseerd dan thans het geval is. Vanwege de cruciale rol die de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken speelt bij het ontsluiten van informatie wordt deze uitgebreid. Het programma Documenten en Betaalmiddelen Criminaliteit, onderdeel van de dienst Nationale Recherche Informatie van het KLPD, kan eveneens een substantiële bijdrage leveren aan het maken van analyses e.d., maar dient eveneens te worden uitgebreid. Betere coördinatie en analyse zal ertoe te leiden dat, via de landelijk terreur-officier, meer opsporingsonderzoeken dan voorheen kunnen worden aangeboden aan bijvoorbeeld de kernteams van de politie.

Door de landelijk terreur-officier, de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken en Europol wordt gewerkt aan de mogelijkheid om optimaal gebruik te maken van de bij Europol beschikbare analysecapaciteit op het gebied van terrorisme. In dit verband is nog vermeldenswaardig dat ten behoeve van de samenwerking tussen Europol en de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken sinds medio oktober een medewerker van de genoemde afdeling bij Europol is gestationeerd.

Als er meer operationele onderzoeken worden opgestart en de werkzaamheden van onder andere de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken worden uitgebreid, heeft dit vanzelfsprekend ook gevolgen voor de regiokorpsen (met name voor de zogeheten infodesks), de kernteams (zie hieronder), het openbaar ministerie en de zittende magistratuur. Personele uitbreiding is ook voor deze instanties noodzakelijk. Tevens dient capaciteit te worden gereserveerd om uitvoering te kunnen geven aan rechtshulpverzoeken van buitenlandse politie- en justitie-instanties.

In het actieplan is tevens aangegeven dat er een herschikking van lopende onderzoeken bij de kernteams zal plaatsvinden.

Stand van zaken:

Het is de bedoeling om meer informatie te genereren over eventueel op handen zijnde aanslagen en vervolgens om kernteams het uit die informatie voortvloeiende strafrechtelijk onderzoek te laten verrichten. Indien ook de BVD meer informatie genereert (zie ook actiepunt 1), komt er meer informatie bij afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken terecht, hetgeen mogelijk ook leidt tot meer strafrechtelijke onderzoeken naar terrorisme. Zo dit grote onderzoeken zijn -en dat is waar het gaat om terrorisme vrijwel per definitie zo-, zullen deze worden verricht door de kernteams. Vooralsnog is herschikking van lopende onderzoeken van kernteams niet noodzakelijk gebleken. Indien ook de kernteams worden uitgebreid zal herschikking van lopende onderzoeken ook in de toekomst waarschijnlijk niet nodig zijn.

Zodra de afdeling Anti Terrorisme en Bijzondere Taken op de sterkte is zoals voorgesteld in het kader van dit actieplan, zal duidelijker worden of herschikking van lopende onderzoeken alsnog gewenst is.

ACTIE 12: opbouw quick response team bij NFI voor forensische ondersteuning bij opsporing van daders van terroristische aanslagen

Stand van zaken:

Bij het opsporen van verdachten van terroristische aanslagen maar ook in de dreigingfase is een belangrijke rol weggelegd voor forensische experts. Het gaat hier bijvoorbeeld om schriftonderzoek van dreigbrieven, om sporenonderzoek op de locatie van een aanslag maar ook om het leveren van onafhankelijke deskundigen ter zitting. Om er volledig zeker van te zijn dat Nederland in ieder geval voor aanslagen in eigen land optimaal is toegerust is het noodzakelijk een quick responseteam bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI-QRT) op te bouwen. Het NFI-QRT zal gedurende het hele jaar 7x24 uur beschikbaar zijn voor forensische ondersteuning bij de opsporing van daders van terroristische aanslagen en het verzamelen van bewijsmateriaal. Om het NFI-QRT direct inzetbaar te maken en ter plaatste snel forensisch onderzoek te laten doen is een speciaal voor dat doel toegeruste bus noodzakelijk. Deze bus moet standaard worden voorzien van bepaalde meet- en onderzoeksinstrumenten alsmede de nodige beschermingsmiddelen.

Als gevolg van de aanslagen in de VS is de piketregeling binnen het NFI al aanmerkelijk uitgebreid zodat een aantal nieuwe relevante deskundigheidsgebieden ook buiten kantooruren om raadpleegbaar zijn geworden.

Tijdpad: eind 2001 (realisatie volledig operationeel QRT)

ACTIE 13: uitbreiding van het breed samengesteld team bij de Unit Mensensmokkel

Stand van zaken:

De benodigde uitbreiding van de capaciteit bij de betrokken opsporingsinstanties en het openbaar ministerie om mensensmokkel te bestrijden wordt momenteel geïnventariseerd.

Hierbij wordt ook het Informatie en Analysecentrum Mensensmokkel (IAM) betrokken. Het IAM is onderdeel van de Taskforce Mensensmokkel en fungeert als nationaal centrum voor informatie en expertise op het gebied van mensensmokkel. Naast informatieanalyse verzorgt het IAM opsporingsonderzoeken voor politie, waaronder de UMS.

Hoewel de faciliterende rol van mensensmokkel bij terroristische activiteiten niet nieuw is, hebben de gebeurtenissen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten aangetoond dat meer aandacht voor deze samenhang nodig is. Hierbij zijn van belang:

1. de verbetering van de informatiepositie op het gebied van mensensmokkel in relatie tot mogelijke terroristische infiltratie en activiteiten alsmede de vergroting van de analysecapaciteit op deze informatie zodat deze juist kan worden beoordeeld;

2. de verbetering van de faciliteiten om de beschikbare informatie op het gebied van terrorisme in relatie tot mensensmokkel snel en voor alle betrokken instanties toegankelijk te kunnen uitwisselen.

4.2. Technologische maatregelen

ACTIE 14: uitvoering regelgeving met betrekking tot de aftapverplichtingen uit de Telecommunicatiewet afronden

Stand van zaken:

Lagere regelgeving behorende bij hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet (TW). Het betreft hier een tweetal uitvoeringsregelingen die nog tot stand dienen te worden gebracht. Allereerst een algemene maatregel van bestuur (amvb) op basis van artikel 13.5 TW, waarin onder meer de beveiligingsplicht voor aanbieders met betrekking tot de gegevens betreffende een taplast nader wordt genormeerd. Voorts dient nog een ministeriële regeling op basis van artikel 13.6 TW tot stand te worden gebracht, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling en de vergoeding van administratie- en personeelskosten, die door de aanbieders worden gemaakt bij onder meer de uitvoering van taplasten. Gestreefd wordt naar behandeling van de ontwerp-amvb begin december a.s. in de ministerraad, waarna deze voor advies naar de Raad van State zal kunnen worden gezonden. Parallel aan dit adviestraject zal de ontwerp-amvb op grond van de notificatierichtlijn bij de Europese Commissie worden aangemeld. De inwerkingtreding van de amvb is voorzien in juni 2002.

De voorbereiding van de ministeriele regeling die op basis van artikel 13.6 TW tot stand dient te worden gebracht, zal eind dit jaar ter hand worden genomen.

Onder dit actiepunt kan ook worden geschaard de handhaving van de bepalingen ten aanzien van bevoegd aftappen van hoofdstuk 13 TW. De toezichtsbevoegdheden zijn toereikend. De capaciteit voor en ervaring met toepassing daarvan is echter nog niet voldoende.

Tevens wordt gewerkt aan een structureel handhavingsbeleid dat zal worden uitgevoerd door een Handhavingsautoriteit.

ACTIE 15: het project herziening tapkamers (voorzien voor eind 2003) versnellen

Stand van zaken:

De noodzaak over de meest geavanceerde hulpmiddelen te kunnen beschikken is door «11 september» nadrukkelijk onderstreept. Terroristen communiceren bij de voorbereiding van hun daden en als deze communicatie in een vroeg stadium onderkend en onderschept kan worden, kan daarmee veel ellende worden voorkomen. Criminelen maken bij communicatie veel gebruik van de modernste technologie. Het is dus van het grootste belang dat ook de genoemde diensten kunnen beschikken over middelen om hun wettelijke bevoegdheden in deze te kunnen uitoefenen. Sedert de aanslagen in New York en Washington is het project dat reeds gestart was om aan deze situatie het hoofd te bieden in een extra versnelling gezet. Er is budget toegekend om een voortvarende start te kunnen maken in 2001 en er is voldoende geld gereserveerd om in 2002 het project nagenoeg te voltooien. Inmiddels zijn de volgende acties in gang gezet:

* Er zijn offertes gevraagd en verkregen voor een technische interceptie faciliteit, in het bijzonder ten behoeve van die politieregio's die het verste achterliepen bij de technologische ontwikkeling. Dit zal leiden tot een bestelling en levering zodat deze voorziening naar verwachting operationeel zal zijn op of rond 1 januari 2002;

* Er is nog meer druk gezet op de wettelijke verplichting die sedert 15 april van dit jaar bestaat voor bedrijven die toegang tot Internet faciliteren (Internet service providers, ISP's) om de communicatie die plaatsvindt via hun netwerken aftapbaar te maken. Het verder afstemmen van de apparatuur en programmatuur aan de kant van de overheid en van de ISP's vindt nu versneld plaats;

* Zeker is gesteld dat bepaalde vormen van communicatie die tot nu toe slechts met grote moeite en met onbetrouwbare middelen te intercepteren waren nu technisch makkelijker te volgen zijn, zodat het uitluisteren geen bijzondere technische kennis meer vereist;

* Zeker is gesteld dat de overheid er klaar voor is wanneer telecommunicatiebedrijven overstappen op nieuwe communicatieprotocollen (in het bijzonder GPRS en ETSI-NL). Daarmee zijn deze protocollen vanaf de dag dat ze in de markt beschikbaar en in gebruik zijn af te tappen;

* Er zijn voorbereidingen getroffen om op zeer korte termijn de kunnen beschikken over hulpmiddelen die het mogelijk maken binnen de wettelijke mogelijkheden van de politie (volledig draadloze) satellietcommunicatie te intercepteren;

* Er zijn belangrijke stappen gezet in het opzetten van de organisatie die het hele scala van interceptiefaciliteiten moet gaan beheren, de Landelijke Interceptie Organisatie (LIO), nu nog «in oprichting». Het besef de problemen gezamenlijk het hoofd te moeten bieden is sterk gegroeid bij de politieregio's, het Korps Landelijke Politiediensten, de Koninklijke Marechaussee, de bijzondere opsporingsdiensten zoals FIOD, AID en de in oprichting zijnde SIOD, en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten BVD en MID. Over de stand van zaken wordt regelmatig gerapporteerd door de projectorganisatie naar deze (toekomstige) partners en gebruikers van de LIO.

Tijdpad: eind 2002 i.p.v. 2003 (versnelde invoer van nieuwe geactualiseerde tapkamerfaciliteit)

ACTIE 16: versnellen van besluitvorming over rechtmatige toegang diensten en politie in cryptografische voorzieningen bij derde partijen (Trusted Third Parties) en streven naar regulering van krachtige cryptografie voor publiek gebruik

Stand van zaken:

Het project Rechtmatige Toegang is zojuist de tweede fase ingegaan. In deze fase wordt een zelfreguleringsmechanisme ontwikkeld, inclusief certificeringscriteria en -schema's, en wordt een Economische Effectenrapportage opgesteld.

Doel van het deelproject zelfreguleringsmechanisme is het door middel van een partnership approach tussen marktpartijen en overheden ontwikkelen van een in de praktijk handhaafbaar en door alle betrokkenen gedragen zelfreguleringmechanisme. In het kader hiervan kunnen gecertificeerde TTP's die vertrouwelijkheiddiensten aanbieden, rechtmatige toegang tot de klare tekst verschaffen door de encryptiesleutel te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten in het kader van opsporingsonderzoek en inlichtingenvergaring. Het deelproject heeft als eindproduct specifieke normen, criteria en een schema en de integratie hiervan in die van TTP.NL. Deze integratie dient op een zodanige wijze plaats te vinden, dat de dienstverlening en certificering van TTP-diensten voor authenticatie en integriteit onafhankelijk van TTP-diensten voor vertrouwelijkheid kunnen worden uitgevoerd.

Tijdpad:

15 januari 2002: Normen, criteria en schema voor Rechtmatige Toegang gereed, inclusief beproeving in de praktijk.

31 januari 2002: Inpassing criteria Rechtmatige Toegang in de TTP.NL-norm gereed.

Doel van het deelproject Economische Effectenrapportage is het verkrijgen van inzicht in de financiële gevolgen van rechtmatige toegang. Dit omvat de bedrijfseconomische gevolgen voor een vertrouwelijkheids-TTP die wil voldoen aan de TTP.NL normen en criteria voor vertrouwelijkheidsdiensten. Daarnaast wordt onderzocht wat de macro-economische effecten zijn van het voldoen aan de criteria voor rechtmatige toegang voor het betrokken Nederlandse marktsegment, mede in relatie tot internationale markten.

Tijdpad: 12 december 2001 (afronding rapport Economische Effectenrapportage).

Tijdens het proces zal er intensief contact zijn tussen de uitvoerders van de beide deelprojecten, omdat deze elkaar beïnvloeden.

Actiepunt 16 behelst daarnaast een onderzoek naar de vraag of naast de regeling van rechtmatige toegang tot cryptografische sleutels bij TTP's aanvullende maatregelen nodig zijn om de toegang tot versleutelde berichten door opsporingsdiensten en inlichtingendiensten te garanderen. Daarbij zullen alle alternatieven op een rijtje worden gezet, waarbij naast de belangen van de opsporings- en inlichtingendiensten, ook die van het bedrijfsleven en van de individuele burgers worden meegewogen. Na 15 januari 2002 zal een werkgroep starten die het totale cryptografie beleid in Nederland zal evalueren. Dit dient in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie, Verkeer en Waterstaat, Defensie, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken te worden uitgevoerd.

ACTIE 17: onderzoek verrichten naar de categorieën gegevens die telecomaanbieders bewaren en de belemmeringen die de opsporings- en I&V diensten ondervinden door de afwezigheid van bewaarplichten voor historische verkeersgegevens. Versterken van mogelijkheden van analyse van internationaal telefoonverkeer (afgestemd met Europese lidstaten)

Stand van zaken:

Naast het onderscheppen van de inhoud van communicatie (acties 14 tot en met 16) is het tweede hoofdpunt in de aanpak het vergaren van informatie over elektronische communicatie die heeft plaatsgevonden. Het gaat hier niet om de inhoud van de boodschap maar om de vraag wie met wie op welk moment en vanaf welke plaats heeft gecommuniceerd. Deze gegevens met betrekking tot telecommunicatieverkeer zijn van bijzonder groot belang voor de opsporingsdiensten en de inlichtingendiensten. Daarbij neemt in het kader van de terreurbestrijding het internationale telefoonverkeer een belangrijke plaats in. Er zal dan ook onderzoek worden gedaan naar de vraag of de verkeersgegevens die de diensten nodig hebben bij de telecommunicatie aanbieders ook beschikbaar zijn. Mocht uit het onderzoek blijken dat hier ernstige belemmeringen zijn, dan zal een voorstel worden gedaan voor een wettelijke bewaarplicht voor dergelijke verkeersgegevens.

Daarnaast wil het kabinet de mogelijkheden verkennen voor analyse van gegevens over internationaal telefoonverkeer dat heeft plaatsgevonden.

Het WODC van het ministerie van Justitie heeft het hier aangekondigde onderzoek in de programmering voor 2002 opgenomen. Op dit moment wordt de onderzoeksopdracht geformuleerd, waarna het onderzoek wordt aanbesteed. Het streven is erop gericht het onderzoek in de eerste helft van 2002 af te ronden.

Tijdpad: eerste helft 2002 (afronden onderzoek)

ACTIE 18: uitbreiding satelliet interceptiecapaciteit tbv terrorisme-bestrijding

Stand van zaken:

Veel communicatie verloopt via satellieten. Vooral vanuit onherbergzame gebieden met een beperkte telecommunicatie infrastructuur wordt veel gecommuniceerd via satellietverbindingen. Terroristische organisaties zoeken vaak hun toevlucht tot juist dat soort gebieden en zijn daarmee voor hun communicatie aangewezen op satellietverbindingen. Er zal daarom een grotere inspanning moeten worden gerealiseerd in het onderscheppen van berichten die via satellieten worden verzonden. Het betreft hier een onderscheiden belang van de opsporingsdiensten en de BVD en MID.

Een plan van aanpak, afgestemd tussen BVD, MID en politiediensten, voor uitbreiding van de interceptiefaciliteiten zal worden uitgewerkt.

Tijdpad: begin 2002 (plan van aanpak)

ACTIE 19: snelle uitvoering van het Nationaal Actieplan Digitaal Rechercheren

Stand van zaken:

Computers en computernetwerken zijn door hun technische mogelijkheden hét middel om al dan niet gecodeerd te communiceren. Er moet dan ook van uit worden gegaan dat het gebruik van computers door terroristische groeperingen ten behoeve van hun communicatie een gegeven is. Het opzetten van een adequate internet recherche en goed internet toezicht in Nederland zijn daarmee meer dan eens van groot belang geworden. Er worden voor de jaren 2002–2003 extra middelen vrijgemaakt om de daarvoor noodzakelijke investeringen in mensen en middelen bij de politieregio's en het KLPD te realiseren. In 2002 wordt een opleiding cyberterrorisme en opsporing opgezet. In 2002–2003 worden extra investeringen gedaan in hard- en software. In 2002 worden bij het KLPD een meldpunt cyberterrorisme en een Internet Monitoring Centre opgezet. Bij het NFI start in 2002 een project Digitale bewijsvoering. De opsporingscapaciteit zal worden uitgebreid.

5. INTEGRITEIT FINANCIËLE SECTOR EN TERRORISMEBESTRIJDING

Algemeen

De actiepunten 20 tot en met 32 van het actieplan zijn gericht op de versterking van de financiële toezichtwetgeving, van de wetgeving met betrekking tot ongebruikelijke en verdachte geldstromen en de effectieve handhaving van het geheel van deze wetgeving, daaronder begrepen verbetering van informatie-uitwisseling.

Op korte termijn (in de eerste helft van november 2001) zal daartoe de nota «Integriteit financiële sector en terrorismebestrijding» verschijnen (actie 33), met daarin een samenhangende, intensieve aanpak van deze initiatieven, geplaatst in een kader van lopende trajecten en actuele inzichten en initiatieven.

Deze nota zal in elk geval een nadere uitwerking bevatten van de acties 20 tot en met 32. Met het oog op een adequate uitwerking van deze initiatieven heeft de Minister van Financiën in de afgelopen twee weken een tiental gesprekken gevoerd met betrokken organisaties (financiële toezichthouders, branche-organisaties, opsporingsdiensten en rechtspraak). In deze gesprekken zijn de desbetreffende organisaties uiteraard ook in de gelegenheid gesteld aanvullingen aan te dragen. Ten aanzien van acties waar concrete voortgang valt te melden wordt hieronder nader ingegaan.

ACTIE 20: regeling van het toezicht op money transferkantoren

Voortgang:

Het desbetreffende wetsvoorstel is inmiddels ambtelijk afgerond en voorgelegd aan de Adviescommissie Toezicht Administratieve Lasten (ACTAL) met het verzoek om spoedig advies uit te brengen.

ACTIE 21: onder toezicht brengen van trustkantoren

Voortgang:

Onlangs heeft overleg plaatsgevonden tussen Financiën en DNB over hoe het toezicht op trustkantoren en bijzondere financiële instellingen (bfi's) vormgegeven kan worden. Momenteel wordt uitgewerkt hoe de ministeriële regeling op grond waarvan bfi's zijn uitgezonderd van de Wtk 1992 moet worden aangepast zodanig, dat op grond van de Wtk 1992 toezicht kan worden uitgeoefend. De aanpassing van de ministeriële regeling kan half november in de staatscourant gepubliceerd worden.

Parallel heeft overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van Financiën en de branchevereniging van de trustkantoren, Vereniging International Management Services (VIMS). Deze branchevereniging vertegenwoordigt de grote trustkantoren in Nederland. VIMS is voorstander van adequaat wettelijk toezicht en ondersteunt de aanpak. VIMS zal betrokken worden bij de uitwerking van de toezichtsystematiek.

ACTIE 22: versterking van het toezicht op de naleving van de Wet melding ongebruikelijke transacties, de Wet identificatie bij financiële dienstverlening (Wif) en de Sanctiewet;

Voortgang:

In de huidige Sanctiewet zijn bepalingen opgenomen over het toezicht op de naleving van (financiële) sancties. In het licht van de recente gebeurtenissen wordt gestreefd naar een verdere invulling van dit toezicht. Het ministerie is hierover momenteel in gesprek met andere departementen. Ook met de financiële toezichthouders zullen op korte termijn gesprekken worden gevoerd over de mogelijke de rol die zij kunnen spelen om naleving van financiële sancties te controleren. Er wordt naar gestreefd om een aanpassing van de Sanctiewet begin volgende jaar aan het parlement voor te leggen.

ACTIE 28: bezien moet worden of een meldplicht voor de Belastingdienst aan het MOT praktische betekenis kan hebben. Het bij de FIOD/ECD ingestelde kenniscentrum Witwassen kan hierbij ingezet worden;

Voortgang:

In het kader van het onderzoek naar de praktische betekenis die een meldplicht van de Belastingdienst aan het MOT kan hebben, vindt overleg plaats met een aantal betrokkenen, waaronder het Kenniscentrum Witwassen van de Belastingdienst. Een belangrijke vraag die beantwoord dient te worden, is of een dergelijke meldplicht een additionele en zelfstandige betekenis kan hebben naast de gevallen waarin de Belastingdienst – ook daar waar ongebruikelijke transacties een rol spelen – Justitie thans reeds inschakelt.

ACTIE 29: invoeren van de meldplicht voor vrije beroepsbeoefenaren vooruitlopend op invoering van de Europese regelgeving

Voortgang:

Tussen de ministers van Justitie en van Financiën heeft overleg plaatsgevonden over het regelen van de meldplicht voor beroepsbeoefenaars en trustkantoren in de Wet MOT.

Door middel van een Nota van Wijziging bij het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Wet MOT en de Wif 1993 met het oog op het verplichtstellen van de identificatieplicht en van de meldingsplicht van ongebruikelijke transactie door handelaren in zaken van grote waarde (Kamerstukken 28 018) zal er een wettelijke waarborg in de Wet MOT komen dat bij de meldplicht voor advocaten en notarissen op zorgvuldige wijze rekening wordt gehouden met de noodzaak voor deze beroepsgroepen om hun eigenlijke werk op behoorlijke wijze te kunnen blijven uitoefenen.

Voorts zal bij AMvB o.g.v. de Wet MOT en de Wif, de identificatie- en meldplicht voor diverse vrije beroepsbeoefenaren worden geregeld. Deze AMvB zal binnenkort worden afgerond en, nadat wetsvoorstel 28 018 door de Tweede Kamer is aanvaard, naar de Raad van State worden gestuurd.

ACTIE 32: het instrumentarium om verdachte rekeningen te bevriezen zal worden versterkt.

Voortgang:

Nederland heeft – vooruitlopend op Europese besluitvorming – via de ministeriële Sanctieregeling Taliban van Afghanistan 2001 II de VN-lijst uitgebreid met achtereenvolgens de Bush-lijst (op 8 oktober jl.) en de Treasury-lijst (op 12 oktober jl.).

Het VN Sanctiecomité Taliban heeft op 8 oktober 2001 de eigen VN-lijst aangevuld met de Bush-lijst. Daarna heeft het Sanctiecomité op 17 oktober de Treasury-lijst grotendeels overgenomen. De EU heeft als reactie op deze besluiten de bestaande EU-Verordening Taliban (467/2001) twee maal aangepast: op 11 oktober is de bestaande VN-lijst uitgebreid met de Bush-lijst en op 19 oktober met de Treasury-lijst.

Door opneming van deze lijsten in de EU-Verordening kunnen tegoeden van personen en organisaties op de Treasury-lijst direct worden bevroren. Nederland heeft derhalve de hierboven genoemde ministeriële sanctieregeling, zoals laatstelijk gewijzigd op 12 oktober jl., ingetrokken. Dit besluit tot intrekking is gepubliceerd in de Staatscourant van 26 oktober jl..

Naast het hierbovengenoemde korte termijn spoor (de zgn «quick fix solution») heeft de Europese Commissie op 2 oktober een geheel nieuwe ontwerp-verordening gepresenteerd die het mogelijk maakt om slagvaardige maatregelen te nemen om de financiering van het terrorisme wereldwijd te bestrijden. Aan de verordening is een «open» lijst gehecht die naar gelang van de dreiging kan worden gevuld met personen en organisaties waarvan de tegoeden dienen te worden bevroren. Zoals de Minister van Buitenlandse Zaken Uw Kamer op 17 oktober mededeelde (n.a.v. ondermeer vragen van Europarlementariërs van PvdA en D66) is deze verordening volgens de Regering een zeer geschikt en flexibel instrument om financieringsparagrafen uit VN VR 1373 volledig en EU-breed te implementeren. Bovendien is de EU met een dergelijke communautaire aanpak niet langer afhankelijk van besluiten van het VN Sanctiecomité Taliban. Het Europees Parlement heeft reeds op 4 oktober via een spoedprocedure zijn advies over de ontwerp-verordening uitgebracht. Tijdens o.m. de Europese Conferentie van 20 oktober heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het belang van spoedige aanname van deze verordening nogmaals benadrukt.

Naast versterking van het instrumentarium in Europees verband, wordt binnen Nederland momenteel gewerkt aan een verruiming van de wettelijke mogelijkheden om beperkende financiële maatregelen in te stellen tegen personen en organisaties.

6. OPTREDEN TEGEN TERRORISME

ACTIE 34: nadere analyse en uitbreiding van de BBE-capaciteit, zowel bij politie als bij Defensie (Kmar en Korps Mariniers)

Stand van zaken:

In de begeleidingscommissie BBE-en (Belcom-BBE) op 16 oktober jl. is de uitbreiding en taakstelling van de BBE-en aan de orde geweest. Vooralsnog zal alleen de BBE-capaciteit van Defensie op zo kort mogelijke termijn worden uitgebreid.

7. DEFENSIE

ACTIE 35: De minister van Defensie onderzoekt welke aanvullende eisen aan de rol van Defensie worden gesteld in verband met de bestrijding van terrorisme.

Stand van zaken:

De taakgroep «Defensie en Terrorisme» brengt de rol van Defensie bij de bestrijding van terrorisme in kaart, stelt maatregelen voor en doet aanbevelingen voor beleidsaanpassingen en -intensiveringen. De Taakgroep heeft inmiddels een tussenrapport opgesteld. Het bevat een aanzet tot defensiebeleid tegen terrorisme en een aantal mogelijke maatregelen in aanvulling op de overige maatregelen van het «Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid» waarbij Defensie betrokken is. De in het tussenrapport genoemde mogelijke maatregelen zullen verder moeten worden uitgewerkt. Ook zullen prioriteiten moeten worden bepaald. Begin december volgt het eindrapport. Dan zal ook de Tweede Kamer uitvoerig worden ingelicht.

8. OVERIGE WETGEVINGSASPECTEN

Ten aanzien van de onderstaande actiepunten is voortgang te melden:

Internationaal

ACTIE 37: Nederland zal aandringen op een snelle totstandkoming van de gewijzigde richtlijn witwassen, waarin opgenomen meldplichten voor bepaalde ongebruikelijke transacties van vrije beroepsbeoefenaren. De inspanningen zijn er vervolgens op gericht om deze richtlijn snel uit te voeren

Voortgang:

Tijdens de JBZ/Ecofin-raad van 16 oktober jl. is overeenstemming bereikt over de gewijzigde richtlijn witwassen, meer in het bijzonder over de meldplicht ter zake van bepaalde ongebruikelijke transacties voor vrije beroepsbeoefenaren, zoals advocaten, notarissen en belastingadviseurs. In het bijzonder is thans duidelijk welke uitzonderingen gelden op de meldplicht van vrije beroepsbeoefenaren die een geheimhoudingsplicht en een daarvan afgeleid verschoningsrecht kennen. Het ligt in de rede dat Nederland die uitzonderingen zal implementeren.

De uitvoering van de gewijzigde richtlijn, voor zover deze betreft de meldplicht van vrije beroepsbeoefenaren zal geschieden in de wet melding ongebruikelijke transacties. Daartoe wordt een nota van wijziging voorbereid bij het wetsvoorstel dat al een ander deel van deze richtlijn uitvoert, te weten de meldplicht voor handelaren in goederen van grote waarde (zie ook actie 29).

ACTIE 38: onderhandelingen afronden en invoeren Kaderbesluiten terrorisme en EU aanhoudingsbevel (eind 2001)

Voortgang:

Over de voortgang van de discussies en besluitvorming op onderdelen over beide kaderbesluiten bent u ingelicht tijdens het Algemeen Overleg van 17 oktober jl. Op 22 en 23 oktober hebben opnieuw onderhandelingen over beide besluiten plaatsgevonden in CATS. Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over de extra JBZ-raad van 16 oktober jl. heeft de Minister van Justitie de Tweede Kamer bij brief van 26 oktober geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.

Vooruitlopend op de totstandkoming van het kaderbesluit terrorismebestrijding wordt wetgeving ter uitvoering van dit besluit voorbereid. Het streven is erop gericht om, nadat het kaderbesluit op 6 of 7 december a.s. tot stand is gekomen, het wetsvoorstel aan de ministerraad aan te bieden.

Nationaal

ACTIE 39: snelle realisatie van de ratificatiewetgeving inzake de VN-verdragen over bomterrorisme en financiering van terrorisme

Voortgang:

Goedkeuring en uitvoering van de VN-Verdragen inzake bomterrorisme en financiering van terrorisme (wetsvoorstellen 28 028 tot en met 28 031)

Het is verheugend dat Uw Kamer bereid is om op zeer korte termijn een verslag over de bedoelde wetsvoorstellen vast te stellen. De regering zal er alles aan doen hierop snel te reageren, zodat de – voorziene – mondelinge behandeling van de wetsvoorstellen in de week van 12 of die van 19 november kan plaatsvinden.

Van de zijde van de regering wordt ernaar gestreefd dat de wetsvoorstellen voor het eind van het jaar tot wet verheven zijn.

ACTIE 40: Nederland zal alle inspanningen erop richten de EU-rechtshulpovereenkomst eind 2002 te ratificeren. Daarmee worden ook de joint teams mogelijk

Voortgang:

Het wetsvoorstel tot goedkeuring en uitvoering van de EU-rechtshulpovereenkomst, waarin opgenomen een regeling voor de zogenoemde joint teams, is op 19 oktober jl. voor advies aangeboden aan de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten en het openbaar ministerie. Hen is gevraagd hun advies uiterlijk 1 december a.s. uit te brengen. Het streven is er vervolgens op gericht om het wetsvoorstel voor Kerstmis van dit jaar voor advies aan de Raad van State aan te bieden.

ACTIE 41: Nederland zal in november 2001 het verrdrag Crime in Cyberspace ondertekenen en het vervolgens bij voorrang uitvoeren

Voortgang:

De planning is erop gericht om ter uitvoering van het Verdrag Crime in cyberspace volgend jaar april een wetsvoorstel gereed te hebben, dat dan voor advies aan een aantal organisaties zal worden aangeboden.

ACTIE 42: na totstandkoming van het protocol bij de EU-rechtshulpovereenkomst inzake informatieplichten van financiele instellingen zal, als voortrein op de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Mevis, regelgeving voorbereid worden. Gestreefd wordt naar totstandkoming van de uitvoeringswetgeving eind 2002

Voortgang:

Zoals hiervoor reeds opgemerkt, is dit protocol op 16 oktober 2001 door Nederland ondertekend. De uitvoering bij voorrang van dit protocol betekent dat een deel van de aanbevelingen van de commissie strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij (commissie Mevis) thans opgevolgd gaat worden. Het wetsvoorstel daartoe wordt voorbereid. Het streven is erop gericht dit wetsvoorstel voor de Kerst voor advies aan de Raad van State te zenden.

ACTIE 43: instellen werkgroep om knelpunten te inventariseren in wetgeving mbt informatieuitwisseling en vergaring

Voortgang:

De werkgroep heeft haar werkzaamheden gestart. Het streven is erop gericht voor Pasen 2002 te rapporteren.

9. AANVULLENDE ACTIES

Bij de presentatie van het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid op 5 oktober jl. is gewag gemaakt van maatregelen tegen de gevolgen van het gebruik van chemische, biologische en fysische (stralings) middelen op basis van een advies van de Gezondheidsraad van juni 2001 en interdepartementaal verricht onderzoek van vóór september 2001.

Gezien de internationale en nationale ontwikkelingen na 5 oktober jl. op dit gebied is ervoor gekozen de reeds lopende initiatieven onder te brengen bij het actieplan. Vandaar de uitbreiding van het actieplan met onderstaande acties.

ACTIE 44: preparatie op bioterrorisme

Voortgang:

Biologisch

De Gezondheidsraad heeft in juni van dit jaar advies uitgebracht over bioterrorisme, op verzoek van de Minister van VWS. In haar brief van 11 oktober jl. (Kamerstukken II, 2002–2002, 27 925, nr. 14.) heeft de minister haar standpunt op dit advies bekend gemaakt en aangegeven welke acties ondernomen worden.

De Gezondheidsraad constateert dat voor de opvang van een bioterroristische aanslag, voor een groot deel teruggevallen kan en moet worden op de bestaande infrastructuur. De extra activiteiten die de Minister van VWS in haar standpunt genoemd heeft, zijn dan ook met name gericht op het versterken van de bestaande infrastructuur. Het gaat hierbij enerzijds om het uitbreiden en verfijnen van bestaande protocollen en draaiboeken, monitoringssystemen en het versterken van specifieke kennis en menskracht. Anderzijds gaat het om het beter garanderen van de beschikbaarheid van faciliteiten voor diagnostiek en monstername en het ontwikkelen van nieuwe diagnostische methoden. Dit stelt extra veiligheidseisen aan werkomgeving en werkwijze. Hiervoor zullen faciliteiten en training beschikbaar worden gesteld.

Naast investeren in de bestaande infrastructuur acht het de Minister van VWS zich verantwoordelijk voor het anticiperen op mogelijke ziektegevallen. Daar waar nodig worden specifieke middelen voor preventie (vaccins) of behandeling op voorraad gehouden. Vooralsnog heeft de Minister van VWS opdracht gegeven om voor de korte termijn 1,3 mln bestaand pokkenvaccin voor gebruik geschikt te maken. Tevens heeft het RIVM de opdracht gekregen zo spoedig mogelijk nieuwe pokkenvaccins te produceren voor de Nederlandse bevolking. Naar verwachting zijn deze vaccins in de zomer van 2002 klaar.

Er zijn op dit moment nog geen voorraden antibiotica aangelegd. Na advies van het RIVM en de Inspectie voor de Gezondheidszorg zal hierover een besluit worden genomen. De meeste antibiotica zijn echter ruim voorradig.

Eurocommissaris Byrne heeft op 25 oktober jl. in Brussel met de ministers van Volksgezondheid overlegd over de coördinatie van maatregelen tegen bioterrorisme. Ook de World Health Organization (WHO) was bij het gesprek vertegenwoordigd. De coördinatie betreft onder andere de 7x24 uurs bereikbaarheid van een netwerk van deskundigen in alle lidstaten, die elkaar onmiddellijk kunnen waarschuwen wanneer zich ergens iets voordoet op het terrein van bioterrorisme (bijvoorbeeld een geval van Antrhax). Daarnaast zal het produceren en in voorraad houden van vaccins en antibiotica ook binnen de EU gecoördineerd worden.

Ziekenhuisopnames hebben bij reguliere infectieziektebestrijding tot op heden nooit problemen opgeleverd. In geval er diffuus in het land een groot aantal mensen ziek wordt, zoals bijvoorbeeld bij een ernstig verlopende epidemie, zullen er aanvullende maatregelen worden getroffen om voldoende ziekenhuiscapaciteit vrij te maken. Daarnaast beschikt het calamiteiten hospitaal over extra capaciteit. Zonodig zal hiervan gebruik worden gemaakt.

Naar aanleiding van de vragen van de heer Atsma (CDA) tijdens het Algemeen Overleg inzake de Landbouwraad d.d. 10 oktober 2001 en van heer Rietkerk (CDA) tijdens de Regeling van werkzaamheden d.d. 16 oktober 2001 over de beschikbaarheid van draaiboeken voor miltvuur en naar andere acties van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wordt het volgende opgemerkt:

Miltvuur

Algemene aspecten van miltvuur

Miltvuur is besmettelijk voor alle warmbloedige dieren en de mens. Miltvuur wordt het meest waargenomen bij runderen en schapen. Klinische gevallen komen in Nederland bij dieren al geruime tijd niet meer voor. Bij een uitbraak van miltvuur is bestrijding gericht op het voorkomen van besmetting van mensen via direct contact met besmette dieren of materialen en via de voedselketen en op het beperken van de omvang van de uitbraak.

Risico van een grootschalige besmetting van miltvuur onder dieren

De kans op een uitbraak van miltvuur op grote schaal is onder dieren niet groot vanwege de hoeveelheid agens die daarvoor nodig is. Bij een uitbraak kan miltvuur na de eerste gevallen snel en effectief worden behandeld. De ziekte kan bijgevolg tot een of enkele dieren op een bedrijf beperkt worden. De kans op besmetting van mensen via de voedselketen is gering door het snelle verloop van de ziekte en het specifieke ziektebeeld. De kans op besmetting van mensen door direct contact met besmette dieren is gering.

Miltvuur kan bij dieren na de eerste gevallen effectief worden voorkomen door goede controle van de dieren en behandeling met antibiotica of vaccinatie. Bacteriën of sporen van miltvuur aanwezig in gestorven dieren worden vernietigd tijdens het destructieproces.

Draaiboeken in verband met miltvuur bij dieren

LNV heeft een algemeen bestuurlijk draaiboek met een beschrijving van de interne crisisorganisatie binnen het ministerie van LNV en de bestuurlijke structuur die gaat gelden op het moment van een uitbraak van een aangifteplichtige dierziekte. Daarnaast bestaat sinds 1995 een draaiboek met de maatregelen bij een geval van miltvuur bij dieren. Dit draaiboek wordt gehanteerd in voorkomende gevallen. Het draaiboek bevat de maatregelen in geval van een uitbraak van beperkte of grotere omvang en is als zodanig ook geschikt als basis voor de aanpak bij een moedwillige verspreiding van miltvuur.

Andere acties LNV

Door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden verschillende activiteiten uitgevoerd ten aanzien van NBC-terrorisme. Daarbij werkt LNV samen met andere ministeries op dit terrein. Sommige van deze activiteiten zijn reeds geruime tijd geleden gestart. Belangrijke activiteiten in dit kader zijn:

Als lid van de interdepartementale werkgroep onder leiding van BZK bijdragen aan de iInventarisatie van risico's en de ontwikkeling van een brede aanpak voor NBC-terrorisme. De werkgroep is reeds ruim een jaar geleden gestart en heeft een analyse uitgevoerd en aanbevelingen opgesteld. Van belang in dit kader is dat blijkt dat bij een crisis veelal bestaande structuren en draaiboeken kunnen worden gebruikt. In het algemeen vormen deze structuren en draaiboeken al een goede basis voor een aanpak bij bioterroristische acties.

Door LNV is een analyse uitgevoerd van de meest belangrijke dierziektes in het kader van bioterrorisme. Zoönoses, ziektes die kunnen worden overgebracht van dier op mens, vormen in dit kader de grootste risico's. Miltvuur is een van de bekende zoönoses.

LNV ontwikkelt op dit moment een draaiboek Voedselveiligheid. Het draaiboek bevat regels voor de aanpak van een calamiteit in de voedselketen. Het draaiboek wordt versneld afgerond.

ACTIE 45: preparatie op overig nbc terrorisme

Stand van zaken:

De problematiek rond het terrorisme met gebruik van NBC-middelen is door de gebeurtenissen in de Verenigde Staten in een bijzonder licht komen te staan. Daarom wordt vooruitgelopen op de voorgenomen rapportage zoals door de Staatssecretaris van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangegeven in de brief van 7 februari 2001 (TK 2000–2001, 27 400 VII, nr. 41).

Nederland is sinds het afschaffen van de BB medio jaren tachtig via de staande organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing voorbereid op zware ongevallen en rampen. De standaard werkwijze voor crisisbeheersing en rampenbestrijding ligt vast in de Handleiding Rampenbestrijding en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (NHC). Uitgangspunt bij alle voor te stellen NBC-maatregelen is dat – waar mogelijk – wordt aangesloten bij deze bestaande structuren.

De verantwoordelijkheid voor de nucleaire component is primair bij het ministerie van VROM gelegd. In het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding (NPK) worden rampenbestrijding en de Kernenergiewet bij elkaar gebracht. Dit biedt een organisatorisch kader voor de aanpak van ongevallen waarbij stralingsgevaar aan de orde kan zijn, van ongevallen met kerncentrales tot transportongevallen en dus ook de gevolgen van terroristische aanslagen met gebruik van nucleair materiaal.

Binnen het kader van het NPK wordt door het RIVM een Nationaal Meetnet Radioactiviteit beheerd, dat uit 177 meetpunten bestaat verdeeld over Nederland. Daarnaast zijn twee meetwagens bij het RIVM gestationeerd. In geval van nucleaire aanslag zijn internationale regelingen van kracht voor de uitwisseling van informatie en de aanvraag van bijstand.

Het Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding wordt momenteel door de ministeries van VROM en BZK geactualiseerd met als doel optimale integratie in de reguliere kaders van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De belangrijkste acties worden versneld uitgevoerd. Een tussenrapportage hierover wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het toezicht en de handhaving van grote vergunninghouders voor nucleaire objecten is door de Inspectie Milieu Hygiëne (IMH) geïntensiveerd. Relevante objecten in dit kader in Nederland zijn door VROM aangemeld voor extra bewaking.

De verantwoordelijkheid voor de chemische component is primair bij het ministerie van VROM gelegd. Voor ongevallen met chemische stoffen is er net als bij nucleaire stoffen een opzet voor afstemming op rijksniveau via een Beleid Ondersteunend Team Milieu-incidenten – BOT-mi – en een organisatie binnen de regionale brandweer (Ongevallen Gevaarlijke Stoffen).

De taakstelling (technische advisering) van het BOT-mi wordt aangepast aan het optreden ingeval van terroristische acties. De regeling wordt opgenomen in de procedures van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming en de Handleiding Rampbestrijding. De minister van VROM formaliseert de regeling via een ministerieel besluit.

Maatregelen zijn getroffen om de inzet van de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM te versterken. De bestaande middelen worden uitgebreid (meetapparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen ed.) om de MOD op zeer korte termijn inzetbaar te maken voor de detectie van chemische strijdmiddelen. Met TNO/PML is een samenwerkingsovereenkomst aangegaan voor aanvulling van meetapparatuur voor monstername, metingen bij aanslagen, chemische identificatie ed.

Op korte termijn zal de deskundigheid op het gebied van chemische en biologische agentia in de drinkwaterketen bij het RIVM worden versterkt.

Nationaal is een defensie taskforce in het leven geroepen, die onderzoekt wat de gevolgen van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zijn voor het Nederlands defensiegebied. Een optie voor additionele maatregelen is het versnellen van een aantal projecten op het gebied van alarmeringsmiddelen, persoonlijke- en collectieve bescherming.

De minister van Defensie heeft tijdens de informele bijeenkomst van de NAVO-minister van Defensie (26 september jl.) het voorstel gedaan om binnen NAVO een «Taakgroep Terrorisme» te vormen.

Defensie kan op verzoek militaire steun en bijstand leveren welke in verschillende fases kunnen worden ingezet.

De maatregelen voor verbetering van de passieve verdediging houden onder meer in de verwerving van speciale ontsmettingsapparatuur en ontsmettingsmiddelen en zijn ook gericht op de bescherming van de individuele militair (bijvoorbeeld verbeterde gasmaskerfilters, nieuwe NBC-beschermende kleding). In opdracht van Defensie wordt door TNO nader onderzoek verricht ten aanzien van bovengenoemde gebieden.

Op 11 en 12 oktober jl. zijn in EU-verband de directeuren-generaal verantwoordelijk voor civiele bescherming bijeen geweest in Knokke. Tijdens deze bijeenkomst, onder meer als reactie op een verzoek van de JBZ-Raad van 20 september jl., is een actieplan aangenomen ter versterking van de coördinatie van de bijstandsverlening op het terrein van de rampenbestrijding. Ondermeer is afgesproken om een group of experts in te stellen op het terrein van Nucleair, Biologisch en Chemisch, die 24-uur per dag bereikbaar en beschikbaar zal zijn voor assistentie in één van de lidstaten. Tevens is afgesproken om informatie in de lidstaten over serums, vaccins, antibiotica en de beschikbaarheid van bedden in ziekenhuizen voor gewonden te bundelen.

Aan de lidstaten van de NAVO is verzocht om informatie over middelen ter bestrijding van een NBC-aanval te verstrekken ter opneming in de database van het Weapons of Mass Destruction Centre van de NAVO.

ACTIE 46: Waarborgen van voedselveiligheid bij NBC terrorisme

Stand van zaken:

Ook voedingsmiddelen kunnen als mogelijke transmitter gebruikt worden om grote aantallen mensen ziek te maken of te doden. Bulk producten die geen of weinig bewerking vereisen, gekenmerkt worden door een grote doorloopsnelheid en zich bevinden op plaatsen waar ze moeilijk te traceren zijn (bijv. havens) kunnen het doelwit worden van een terroristische aanslag.

Bij de te treffen maatregelen gaan we er in de eerste plaats van uit dat de producent primair verantwoordelijk is en blijft voor een veilig product en in het kader van voedselveiligheid ook rekening dient te houden met (nieuwe) gevaren.

Via de Keuringsdienst van Waren zal het gevaar van bioterrorisme bespreekbaar gemaakt worden in het georganiseerde bedrijfsleven. De Keuringsdienst van waren (KvW) zal in de eerste plaats in overleg treden met het georganiseerde bedrijfsleven en de overige keuringsinstanties (RVV, COKZ, Productschappen) over het gevaar van bioterrorisme voor voedingsmiddelen.

Daarnaast zal ze extra controles uitvoeren bij bedrijven met het oog op implementatie van het nieuwe gevaar «terrorisme».

Via het «rapid alert» systeem en via het informele circuit van Food law enforcement practicioners (FLEP) kan direct op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld.

Het gratis klachten/informatienummer voor bedrijven en consumenten 0800-0488 van de Keuringsdienst van Waren wordt nogmaals onder de aandacht van het publiek gebracht.

Door het Expertise Centrum Landbouw Natuur en Visserij (LNV) wordt een quick scan uitgevoerd naar mogelijke risicovolle plekken in de productieketen van voedsel ten aanzien van een terroristische aanslag. Op basis van deze quickscan zal worden beoordeeld of nadere maatregelen nodig zijn en of bestaande draaiboeken moeten worden geactualiseerd.

De Europese Unie legt thans de laatste hand aan de oprichting van een onafhankelijke Europese Voedselautoriteit (EVA). Deze zal per 1 januari 2002 operationeel worden en heeft tot taak te waken over de veiligheid van het voedsel. Zij brengt de expertise van de lidstaten samen, velt oordelen over risico's en informeert snel de Europese Commissie en de lidstaten over dreigingen. Deze laatste blijven verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen. De EVA kan zo een belangrijke bijdrage leveren aan het slagvaardig identificeren en beoordelen van voedselveiligheidsrisico's voor de gehele Europese Unie.

Naar boven