27 925
Bestrijding internationaal terrorisme

nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2003

De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie hebben op 30 september 2003 overleg gevoerd met mijn ambtgenoten van Justitie en van Buitenlandse Zaken en mij over de bestrijding van het internationaal terrorisme. Bij dit overleg heb ik enkele vragen door tijdgebrek niet kunnen beantwoorden. Deze vragen beantwoord ik thans schriftelijk.

Communicatiestrategie

Mevrouw Kalsbeek (PvdA) constateerde dat het modern terrorisme een betrekkelijk nieuw fenomeen is dat zeer moeilijk valt te bestrijden. In het verlengde hiervan stelde zij de vraag hoe hier als overheid over te communiceren. Welke plannen heeft het kabinet met betrekking tot een meer op de samenleving gerichte communicatiestrategie?

Bij de door de regering voorgestane brede benadering van de problematiek van het terrorisme hoort nadrukkelijk ook een doordachte communicatiestrategie. In het recent opgerichte Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding zal dit onderwerp dan ook zeker aan de orde komen. Het is belangrijk de samenleving zo goed mogelijk te informeren over de risico's die voortvloeien uit de dreigingen van het internationale terrorisme. De risico's voor de Nederlandse samenleving moeten duidelijk voor het voetlicht gebracht worden. Een veilige samenleving begint met een bevolking die zich bewust is van de gevaren en die alert is op signalen die erop duiden dat er iets aan de hand is. Omdat evengenoemde dreiging nog jaren zal bestaan, moet bovendien worden voorkomen dat de aandacht verslapt.

Van belang is verder dat er een politiek en maatschappelijk debat plaatsvindt over terrorisme en de manier waarop dit moet worden bestreden. Gelet op de radicalisering van delen van de moslimgemeenschappen dienen vraagstukken van integratie in dat debat aan de orde te komen. De eerdere rapporten van de AIVD over islamitisch basisonderwijs en over rekrutering voor de jihad zijn een goede bijdrage aan de discussie geweest en hebben tot tastbare resultaten geleid. Binnen Nederlandse moslimgemeenschappen is mede door deze rapporten en de discussie daarover de alertheid voor en de weerstand tegen radicaliseringstendensen merkbaar gegroeid. Van groot belang in dit verband is ook de dialoog van de Nederlandse overheid met de islamitische gemeenschappen, zoals die centraal, maar ook in verschillende gemeenten inmiddels wordt gevoerd.

Radicalisering

De heer De Wit (SP) merkte op dat de minister van Justitie in zijn notitie terecht stelt dat de voedingsbodem voor terrorisme weggenomen zal moeten worden en dat integratie en participatie daarbij een belangrijke rol ten gunste kunnen spelen. Hij verzocht aan te geven aan welke andere concrete maatregelen er in dit verband wordt gedacht.

De preventieve aanpak van radicaliseringsprocessen zal niet beperkt blijven tot algemene opmerkingen over de waarde van inburgering, goed onderwijs en volwaardige arbeidsparticipatie. In zijn advisering wil de AIVD bijdragen aan het tot stand komen van concrete maatregelen vanuit de landelijke en locale overheden die gericht zijn op het indammen van radicaliseringsprocessen. Zo kunnen locale overheden of plaatselijke moslimorganisaties en moskeebesturen gewezen worden op de risico's van het samenwerken met een aantal buitenlandse islamitische niet-gouvernementele organisaties. Deze profileren zich ogenschijnlijk als humanitaire en zuiver religieuze organisaties maar houden er in werkelijkheid, vanuit een anti-democratische en intolerante ideologie, een verborgen agenda op na, die gericht is op het tot stand brengen van afkeer en verzet van de moslimgemeenschappen ten aanzien van de Nederlandse samenleving. Dit is echter geen zaak voor de AIVD alleen. Het recent opgerichte Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding zal, gevoed door de materiedeskundigen van de onderscheiden departementen, regie voeren op de strategieën om in preventieve zin radicalisering af te remmen en terrorisme te voorkomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks) vroeg wat de regering voornemens is te gaan doen met de aanbevelingen van de AIVD om bewustwording en emancipatie van binnenuit te versterken ter voorkoming van rekrutering voor de jihad.

De aanbevelingen van de AIVD vormden voor de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanleiding om in het integratiebeleid nieuwe stijl de beleidsprioriteit «verhoging weerstandsvermogen tegen radicalisering onder moslimgemeenschappen» op te nemen (Kamerstukken II 2003/04, 29 203, nr. 1). De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zal de Kamer nader informeren over het plan van aanpak, na gesprekken met betrokken organisaties en personen vanuit de moslimgemeenschappen zelf.

Mevrouw Vos stelde bovendien dat intensiever toezicht op moskeeën in Nederland van belang is. De overheid moet nagaan wat daar wordt uitgedragen en welke boodschappen er worden verkondigd.

De AIVD verricht in dat kader onderzoek naar een aantal moskeeën met een radicaal islamitische signatuur. Dit onderzoek is er op gericht zicht te krijgen op radicaliseringstendensen, het doen van ontoelaatbare uitingen, zoals opruiing en discriminatie, ronselpraktijken voor de gewelddadige jihad en mogelijke betrokkenheid bij steunverlening aan terroristische activiteiten. Lokale overheden hebben mede een taak in deze en zij hebben er blijk van gegeven hun verantwoordelijkheden op dit terrein ook te nemen.

De Takfir Wal Hijra

De heer De Wit stelde de vraag met welke criminele activiteiten de Takfir Wal Hijra (TWH) zich ter ondersteuning van terrorisme bezighoudt en wat de regering van zins is daaraan te doen.

Aanhangers van de TWH-ideologie blijken zich in de praktijk veelvuldig schuldig te maken aan kleine criminaliteit, zoals diefstal en vervalsing van identiteitspapieren, waarbij een deel van de opbrengst wordt afgestaan voor (politiek-)religieuze doeleinden. In het overleg tussen de AIVD en het Openbaar Ministerie is afgesproken dat bezien zal worden of strikte justitiële aanpak en handhaving in deze sfeer mogelijk is.

De heer Van Fessem (CDA) wilde weten of het ronselen van jongeren voor de gewapende strijd ook tot de doelen van TWH behoort.

Onder de personen die betrokken zijn bij de ondersteuning van terroristische activiteiten bevinden zich aanhangers van het gedachtegoed van de TWH. De rekruteurs die op 24 april 2002 te Eindhoven werden gearresteerd maakten deel uit van een netwerk waarin zich aanhangers van de TWH-ideologie bevonden. Ik wijs er hier overigens nogmaals op dat de TWH geen organisatie is maar een politiek-religieus gedachtegoed.

De Stichting Al Waqf al Islami

De heer De Wit vroeg mij een reactie te geven op de brief van de stichting Al Waqf al Islami waarin deze aan haar adres geuite beschuldigingen zou hebben weerlegd.

Ik heb de stichting Al Waqf op 3 oktober jongstleden per brief geantwoord op het verwijt dat de goede naam en eer van de stichting ten onrechte zou zijn aangetast door informatie die door de AIVD naar buiten is gebracht. Daarbij heb ik de stichting er op gewezen dat zij ten onrechte een relatie legt tussen de uitkomst van de terechtzittingen van de rechtbank Rotterdam en hetgeen over de stichting wordt gemeld in een tweetal openbare AIVD-rapporten. In genoemde strafzittingen heeft de dienst geen gegevens over Al Waqf al Islami ingebracht. In dezelfde brief heb ik de stichting laten weten dat ik de in sommige media doorklinkende conclusie of veronderstelling, dat deelname aan bijeenkomsten van Al Waqf leidt tot directe betrokkenheid bij de gewelddadige jihad, voorshands niet gerechtvaardigd acht. Ditzelfde heb ik ook gemeld in de brief betreffende de stichting Al Waqf al Islami die ik op 24 april 2003 aan de Kamer zond (Kamerstukken II 2002/03, 27 925, nr. 91).

De heer Van Fessem vroeg bovendien tot welke andere radicalisering dan jihadisme of terrorisme de activiteiten van de stichting Al Waqf al Islami zouden moeten leiden. Zoals ik reeds eerder opmerkte is van een directe betrokkenheid van de stichting Al Waqf al Islami bij rekruteringen voor de gewelddadige jihad of bij terrorisme geen sprake. Met het uitdragen van haar ultra-orthodoxe en sterk anti-westerse islamitische idealen kan deze stichting echter wel bijdragen aan polarisatie tussen moslims en niet-moslims in de Nederlandse samenleving. Dit belemmert de integratie en draagt bij aan een klimaat waarin isolationisme en exclusivisme gedijen.

Stichting Al Tabliq

De heer De Wit stelde tevens de vraag welke maatregelen de bewindslieden van plan zijn te nemen tegen de werving van jonge moslims voor terroristische activiteiten door leden van de stichting Al Tabliq.

In antwoord op deze vraag merk ik op dat naar de mate van betrokkenheid van Tabligi bij de radicalisering en rekrutering van jonge moslims voor de gewelddadige jihad onderzoek wordt gedaan. Of er maatregelen noodzakelijk en mogelijk zijn en zo ja welk type, zal uit dit onderzoek moeten blijken.

Informatie-uitwisseling

Mevrouw Kalsbeek merkte op dat de Regionale Inlichtingendiensten (RID'en) als ogen en oren van de AIVD zeer stevig ontwikkeld moeten worden en dat de samenwerking met de politie vorm moet krijgen. In dat verband stelde zij de vraag wat concreet de zinsnede in de notitie «Terrorisme en de bescherming van de samenleving» inhoudende dat «toezicht en controle met name in de grote steden versterkt worden en dat tips systematisch zullen worden vastgelegd en nagetrokken» betekent.

De desbetreffende zinsnede duidt op een verscherpte aandacht van de politie – in het bijzonder van de RID'en – voor verschijnselen die te relateren zijn aan terrorisme. De RID'en spelen daarbij een belangrijke rol als schakel in de informatieketen tussen de politie en de AIVD. Daarnaast fungeren zij op grond van artikel 60 WIV 2002 als «ogen en oren» van de AIVD in de lokale context. In kwantitatief opzicht heeft een versterking van alle RID'en in den lande plaatsgevonden in het kader van de terrorismebestrijding en de daarvoor beschikbaar gestelde gelden. RID'en blijven niettemin kleine eenheden binnen de politiekorpsen die voor hun functioneren mede afhankelijk zijn van de medewerking en oplettendheid van de andere onderdelen van het politieapparaat. Om die samenwerking en oplettendheid te bevorderen heeft de AIVD het afgelopen jaar onder meer een groot aantal lezingen verzorgd voor wijkagenten en andere functionarissen die bij hun taakuitoefening kunnen stuiten op informatie die van belang is voor de terrorismebestrijding.

Wat betreft tips kan ik melden dat alle tips over mogelijke terroristische activiteiten door de AIVD zorgvuldig worden geregistreerd en nagetrokken. Daartoe heeft de AIVD een speciale voorziening in het leven geroepen, het zogeheten Front Office, dat ook zorgdraagt voor de doorgeleiding en de bewaking van de afhandeling van meldingen.

Ook de heren De Wit, Van der Staaij (SGP) en Van Fessem stelden een aantal vragen met betrekking tot de informatie-uitwisseling op het gebied van terrorisme. Daarbij werd gerefereerd aan de kritiek dienaangaande in het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2002. Men wilde weten of wat betreft de koppeling van de activiteiten van de inlichtingendiensten en die van de politie op het punt van terrorisme nu het maximaal mogelijke is gedaan, danwel in voorbereiding is en of ik bereid ben de Kamer met voortgangsrapportages op de hoogte te houden van de ontwikkelingen ter zake.

Uit het bedoelde rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de informatie-uitwisseling tussen politie en AIVD nog sterk voor verbetering vatbaar is. Zoals in de kabinetsreactie op dit rapport is aangegeven, zijn daartoe inmiddels belangrijke aanzetten gegeven. Bij het Nationaal Informatie Knooppunt van het Korps Landelijke Politiediensten (de KLPD) is een AIVD-liaison geplaatst. Uit hoofde van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid zijn de RID'en kwantitatief versterkt. Verder wordt aandacht besteed aan het verbeteren van het verkrijgen door de AIVD van gegevens uit nationale gegevensbestanden. Hiertoe wordt onder meer door de AIVD, in veel gevallen in samenwerking met de RID, aan politieambtenaren kenbaar gemaakt welke aspecten een rol spelen bij het herkennen van gedragingen en omstandigheden in verband met (de ondersteuning van) terrorisme in Nederland. Met genoemde informatieoverdracht wordt beoogd de politieambtenaar in een vroegtijdig stadium in staat te stellen voor de AIVD relevante gegevens, al dan niet uit (opsporings)onderzoeken, te filteren of te herkennen en op basis van artikel 62 van de WIV 2002 – via de plaatselijke RID – deze gegevens aan de AIVD te verstrekken. Daarnaast zijn bij de Unit Terrorisme en Bijzondere Taken (de UTBT) van de KLPD twee medewerkers als artikel 60 WIV 2002 ambtenaar aangewezen die werkzaamheden verrichten voor de AIVD. Ten slotte wordt nog bezien of en in hoeverre er ook geautomatiseerde gegevensuitwisseling kan plaatsvinden. Ik zal de Kamer bij de daarvoor in aanmerking komende reguliere rapportages, zoals het AIVD-jaarverslag, op de hoogte houden van de voortgang van de verbeteringen op dit terrein.

Nationaal en internationaal onderzoek

De heer Van Fessem wilde weten of het nationaal en internationaal onderzoek dat nodig is om wervingsactiviteiten van terroristische groepering en schurkenstaten te onderkennen en tijdig te frustreren reeds plaatsvindt en wat de rol van Nederland daarin is.

Rekruteringspraktijken onder moslimjongeren hebben in toenemende mate de aandacht van de internationale inlichtingengemeenschap. Nederland heeft zich, na de ervaringen met de twee Eindhovense Kashmirgangers, bijzonder ingespannen om deze thematiek te agenderen binnen de internationale gremia van inlichtingen- en veiligheidsdiensten, onder meer door het organiseren van een expert-meeting en het delen van de kennis via de verspreiding van een Engelse vertaling van het rapport over rekruteringen voor de jihad. Inmiddels wordt – zeker na de betrokkenheid van in Groot-Brittannië gerekruteerde moslims bij een zelfmoordaanslag in Israël – de urgentie van deze problematiek breed onder ogen gezien en heeft het wereldwijd prioriteit in onderzoeken naar de activiteiten van terroristische netwerken.

Ten aanzien van genoemde islamitische jihadstrijders met de Britse nationaliteit vroeg de heer Nawijn (LPF) of de regering kan bevestigen dat zij in Engeland zijn gerekruteerd om deel te nemen aan een van de zelfmoordaanslagen in Israël. Dit kan ik inderdaad bevestigen. In april van dit jaar kwamen vier mensen om het leven bij een zelfmoordaanslag in Tel Aviv, onder wie de dader. De poging van een andere zelfmoordterrorist mislukte op die dag. Beide terroristen hadden de Britse nationaliteit en waren vanuit Groot-Brittannië naar Israël gereisd om aanslagen te plegen.

De heer Van Fessem stelde tevens de vraag of er een rol is weggelegd voor de AIVD bij het verkrijgen van een deugdelijker inlichtingenpositie ten aanzien van landen die de oorsprong van het terrorisme hebben, in casu islamitische landen, en zo ja, of de AIVD hiertoe wel voldoende is geëquipeerd.

De AIVD zal, zoals ook is vastgelegd in de notitie «Terrorisme en de bescherming van de samenleving» zijn inlichtingenpositie in landen waar het islamistisch terrorisme zijn oorsprong vindt verbeteren. Daarbij zal worden samengewerkt met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en overheden van de bronlanden van het terrorisme en met andere buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De heer Van Fessem vroeg zich verder af of de regering met de stelling dat gerichte aandacht nodig is voor oorzaken van terrorisme bedoelt dat de AIVD of politiediensten een en ander dienen te onderzoeken in verre landen of dat literatuurstudie wordt bedoeld.

Een effectieve en tijdige bestrijding van terrorisme is niet mogelijk zonder aandacht voor voedingsbodems en drijfveren voor terrorisme. Dit vereist niet alleen kennis van de situatie in bronlanden van het terrorisme, maar ook inzicht in processen dicht bij huis die de opmaat kunnen vormen voor radicalisering en terrorisme. De kennis hierover ontlenen terrorismebestrijders uiteraard ook aan literatuur, maar belangrijke inzichten worden tevens ontleend aan de ervaringen en informatie die zij zelf door de jaren heen hebben opgebouwd.

Overige

Mevrouw Vos gaf aan van mening te zijn dat de AIVD zijn eigen gelederen dient te versterken, zodat de AIVD zelf kan infiltreren en daarvoor geen burgers behoeft te gebruiken.

De AIVD maakt echter voor infiltratiedoeleinden vrijwel altijd gebruik van derden. Het verwerven van een positie binnen een organisatie vergt doorgaans een voorgeschiedenis en achtergrond waarover AIVD-medewerkers niet beschikken. Zoals gebruikelijk bij inlichtingen- en veiligheidsdiensten infiltreert de AIVD slechts in zeer uitzonderlijke situaties met eigen medewerkers. De opbouw van een cover voor deze medewerkers en het zich vervolgens verwerven van een goede informatiepositie in de desbetreffende organisatie kost jaren. Deze techniek wordt dan ook uitsluitend toegepast in milieus waar het werven van agenten onmogelijk blijkt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven