Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2017
Met deze brief informeer ik u over de nieuwe pachtnormen die op 1 juli 2017 van kracht
worden.
Pachtnormen 2017
Jaarlijks worden de maximale pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische
gebouwen en agrarische woningen vastgesteld. De nieuwe pachtnormen vindt u in de bijlage1. De hoogst toelaatbare pachtprijzen voor 2017 zijn door het Wageningen Economic Research
(WECR), voorheen het Landbouw Economisch Instituut Wageningen UR (LEI), berekend conform
de uitgangspunten van het Pachtprijzenbesluit 2007.
In tabel 1 zijn per pachtprijsgebied de nieuwe regionorm, de oude regionorm en het
veranderpercentage voor los bouw- en grasland vermeld. De pachtnormen zijn gebaseerd
op de bedrijfsresultaten van middelgrote en grote akkerbouw- en melkveebedrijven in
de periode 2011–2015. De pachtnormen 2017 dalen in alle pachtprijsgebieden ten opzichte
van de pachtnormen 2016 (Kamerstuk 27 924, nr. 66).
-
• De lagere pachtnormen in de pachtprijsgebieden met overwegend melkveehouderij zijn
te verklaren door de slechte bedrijfsresultaten in het jaar 2015. Dit slechte jaar
is aan de berekening van de pachtnormen toegevoegd, terwijl het jaar 2010, met gemiddelde
bedrijfsresultaten, uit de berekening is weggevallen.
-
• Voor de akkerbouw valt een zeer goed jaar voor het inkomen (2010) uit de berekening
en komt er een gemiddeld inkomensjaar (2015) voor in de plaats. Vooral het Zuidwestelijk
akkerbouwgebied scoort ten opzichte van andere akkerbouwgebieden vrij laag, en laat
veel grotere schommelingen in de grondbeloning zien. Dit komt omdat het gebied een
van de meest «zuivere» akkerbouwgebieden is.
-
• De inkomensschommelingen in de akkerbouw zijn over het algemeen groter dan in de melkveehouderij.
De jaren 2011 en 2014 waren qua inkomen slechte jaren voor de akkerbouw, maar voor
de melkveehouderij vrij goede jaren. In meer gemengde gebieden hebben de inkomensfluctuaties
in de akkerbouw en melkveehouderij elkaar soms «opgevangen». Verschillen in de inkomensontwikkelingen
tussen de akkerbouwgebieden kunnen ook voortvloeien uit verschillen in bouwplan.
In tabel 2 van de bijlage staan de pachtnormen voor de twee pachtprijsgebieden van
los tuinland vermeld. In het gebied «Westelijk Holland» is het goede inkomensjaar
2010 ingewisseld voor een ander goed jaar (2015), waardoor de pachtnorm bijna gelijk
blijft. In het gebied «Rest van Nederland» stijgt de regionorm sterk (+58%) door de
vervanging van een slecht jaar (2010) door een goed jaar (2015). De samenstelling
van de tuinbouwsector in beide gebieden verschilt sterk en de pachtnormen (gebaseerd
op de bedrijfsresultaten) hierdoor ook. In «Westelijk Holland» is het merendeel bloembollenbedrijf.
In «Rest van Nederland» spelen bloembollenbedrijven nauwelijks een rol en zijn de
boomkwekerijen in de meerderheid.
De hoogst toelaatbare pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen en de pachtprijs
voor bestaande overeenkomsten (artikel 20) worden verhoogd met 1,30%, de gemiddelde
bouwkostenindex over 2012–2016 (zie tabel 3).
De maximale pachtverhoging voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten van voor
1 september 2007 bedraagt 2,8% (inflatie van 0,6% plus 2,5%). Dat is gelijk aan het
basishuurverhogingspercentage volgens het huurprijzenbeleid woonruimte en dat per
1 januari 2017 is gewijzigd van 1,5% naar 2,5% (wijziging van de maximale huursomstijging
voor zelfstandige woningen van woningcorporaties, zoals aangegeven in de brief van
3 juli 2015, Kamerstuk 27 926, nr. 247).
De hoogst toelaatbare pachtprijs voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten
aangegaan op of na 1 september 2007, wordt bepaald aan de hand van het puntenstelsel
uit het woningwaarderingsstelsel (WWS). Per 1 juli 2016 stijgen de huurprijsgrenzen
met 0,3% (inflatie over 2016). De tabel van het puntenstelsel is overeenkomstig de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte verhoogd met 0,3% (inflatiepercentage over 2016).
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
M.H.P. van Dam