27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 425 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2021

Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de commissie naar aanleiding van de vergadering van 9 september 2021 inzake Procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Vormgeving arbeidsmarkttoelage

Met het Nationaal Programma Onderwijs worden scholen ondersteund bij de grote opgave om leervertragingen van leerlingen als gevolg van de coronacrisis in te halen. Op scholen met een uitdagende leerlingpopulatie is deze opdracht nog groter. Juist deze scholen staan voor nog een extra uitdaging, met name vanwege een nijpend lerarentekort. Vacatures worden moeilijker vervuld en het verloop is hoger dan op een gemiddelde school.1 Terwijl goed personeel juist daar hard nodig is. Daarom wordt het personeel op scholen met een uitdagende leerlingpopulatie gedurende de looptijd van het Nationaal Programma Onderwijs extra beloond in de vorm van een toelage.

Alle schoolsoorten ontvangen voor 15% van de vestigingen de arbeidsmarkttoelage. Dit geldt dus zowel voor het regulier onderwijs als het speciaal basisonderwijs (sbao) en (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). De selectie van vestigingen die in aanmerking komt voor de arbeidsmarkttoelage is gemaakt aan de hand van twee verschillende indicatoren. Voor het reguliere basisonderwijs en voortgezet onderwijs is dat de CBS-indicator voor het risico op onderwijsachterstanden. Voor speciale scholen voor basisonderwijs (sbao) en voor scholen in het (v)so wordt de cumi-indicator gehanteerd. Vervolgens ontvangen 15% van de vestigingen met de hoogste achterstandsscore en 15% van de vestigingen met het hoogste cumi-cijfer per leerling de extra bekostiging.

Hoewel ik nog steeds meen dat een afspraak tussen sociale partners de aangewezen route is voor toekenning van deze toelage, stel ik deze extra middelen – als gevolg van het uitblijven van een dergelijke afspraak – beschikbaar met een in de uitvoering complexere bekostigingsregeling. Vanwege de herkenbaarheid en om een snelle uitvoering te garanderen, is hierbij aangesloten bij de reguliere bekostiging en bestaande methodiek om het risico op onderwijsachterstanden in beeld te brengen. Op basis van de huidige gegevens is het niet mogelijk om de CBS-indicator ook toe te passen op het sbao en (v)so omdat er geen goede schoolresultaten/testen zijn waartegen de scores kunnen worden afgezet. Daarmee is de cumi-regeling op dit moment de beste methode die er voor handen is om het risico op onderwijsachterstanden te identificeren binnen het sbao en (v)so.

Met de beschikbare middelen kan een toelage voor een leraar van gemiddeld ruim 8% (en minimaal 5%) worden gerealiseerd ongeacht de schoolsoort. De hoogte van het exacte bedrag voor een school is afhankelijk van het aantal leerlingen. Over de precieze hoogte en verdeling van de middelen onder het personeel, maken schoolbesturen afspraken met het personeelsdeel van de medezeggenschap. Deze heeft namelijk instemmingsrecht op het toekennen van de toelage.2 De PO-Raad en de VO-raad hebben een richtlijn opgesteld voor het maken van de afspraken met de PMR of PGMR.3

Gelijke behandeling regulier en speciaal onderwijs

Het regulier onderwijs en het speciaal onderwijs worden gelijkwaardig behandeld. In alle schoolsoorten ontvangt 15% van de vestigingen de arbeidsmarkttoelage. Ook de procentuele hoogte van de toelage is gelijk over alle schoolsoorten. Het enige onderscheid betreft het verschil in de gebruikte indicatoren om te komen tot 15% van de vestigingen in het regulier en het speciaal onderwijs.

In de trendrapportage arbeidsmarkt leraren po, vo en mbo 2020 is gekeken naar de lerarentekorten in het (v)so.4 Dit geeft geen aanleiding om het speciaal onderwijs anders te behandelen dan het regulier onderwijs. In de ramingen wordt het (v)so meegenomen in het primair onderwijs. Het ramingsmodel geeft relatief iets lagere tekorten voor het (v)so dan voor de rest van het po. Dit ondanks het feit dat het (v)so groeit en de rest van het po krimpt. Het lijkt er op dat de problematiek in het (v)so de komende jaren landelijk bezien iets minder groot zal zijn dan in de rest van het po. Een mogelijke oorzaak kan liggen in de relatief grote aantallen ondersteunend personeel in het (v)so dat kan doorgroeien naar leraar en in het feit dat de beloning in het (v)so in het algemeen een schaal hoger is dan in het bao. Dit neemt niet weg dat ook in het (v)so de komende jaren toenemende krapte gevoeld gaat worden.

Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat de cumi-regeling niet in alles perfect is. Ik ga daarom met de betrokken onderwijsorganisaties op zoek naar een alternatief voor de cumi-regeling zodat die kan worden gebruikt bij de reguliere bekostiging van onderwijsachterstanden. Over de uitkomsten hiervan zal ik u nader informeren. Over de uitkomsten hiervan zal ik u nader informeren.

Voor de arbeidsmarkttoelage zelf staat de selectie van vestigingen voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 vast, zodat de vestigingen die middelen ontvangen direct zekerheid hebben dat ze dit voor twee jaar kunnen inzetten.

Daarnaast zorgt een tweejarige selectie voor een goede monitoring op de effecten.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Uit onderzoek van de inspectie blijkt ook dat er meer vacatures zijn op achterstandsscholen en deze lastiger in te vullen zijn. Uitvraag aan de G5 in februari jl. heeft laten zien dat tekorten op achterstandsscholen groter zijn.

X Noot
2

In het voortgezet onderwijs vindt dat plaats op basis van artikel 12, eerste lid, onderdeel g, van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). In het primair onderwijs is in artikel 6.15 van de cao PO vastgelegd dat voor het toekennen van een dergelijke toelage, instemming van de P(G)MR nodig is.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 27 923, nr. 413

Naar boven