27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 343 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2018

Bij brief van 13 juni 20181 heb ik u geïnformeerd over de uitvoering van de motie Van Meenen en Rog inzake de Onderwijscoöperatie (hierna: OC).2 In deze motie vragen zij mij te bevorderen dat het bestuur van de Onderwijscoöperatie wordt overgedragen aan een interim--bestuur van leraren die het vertrouwen hebben van de beroepsgroep. De OC heeft in reactie hierop besloten de eigen organisatie op te heffen. Ik heb daarna met de OC afgesproken dat de subsidierelatie tussen OCW en de OC per 1 januari 2019 beëindigd wordt. Met deze brief wil ik u informeren over de laatste ontwikkelingen.

ADR

Ik heb de ADR gevraagd mij te adviseren over de beëindiging van de subsidierelatie met de OC. U vindt dit advies bijgevoegd3. De afbouw van de subsidierelatie is met behulp van dit rapport inmiddels in de afrondende fase beland. De ADR heeft daarnaast de governance-structuur van de OC onderzocht, om zicht te krijgen op de wijze waarop (financiële) beslissingen werden genomen. De ADR plaatst enkele kritische kanttekeningen bij de structuur van de organisatie van de OC en het gebrek aan toezicht op het bestuur, en doet ook concrete verbetervoorstellen. Zo adviseert de ADR om bij volledig door OCW gesubsidieerde instellingen in een risico-afweging te bepalen of het nodig is om via specifieke subsidievoorwaarden beter te kunnen sturen op de (doelmatige) besteding van de subsidie. Bij nagenoeg volledig door OCW gesubsidieerde niet onderwijsinstellingen kan een toezichtvisie en toezichtarrangement helpen het toezicht risicogericht in te vullen. Deze aanbevelingen zal ik betrekken bij het aangaan en onderhouden van (toekomstige) subsidierelaties, en het beleid waar nodig daarop aanpassen.

OC-evaluatie

Daarnaast heb ik een evaluatie laten uitvoeren naar het functioneren van de OC sinds haar oprichting in 2011. Deze vindt u eveneens bijgevoegd bij deze brief4. Ik wilde in beeld krijgen wat er goed gegaan is, maar vooral ook wat er anders en beter aangepakt had moeten worden. Het rapport Bestuurlijke evaluatie van de OC bevat een gedegen analyse. Geconstateerd wordt dat de constructie van de OC als zodanig eigenlijk niet goed heeft kunnen functioneren. Met name op het punt van de representatie van de hele beroepsgroep leraren, zowel van de georganiseerden alsook de niet georganiseerden, was de governance van de OC niet goed vormgegeven. Zo mochten in de OC alleen leraren werken die bij een van de lidorganisaties waren aangesloten. De onderzoeker constateert voorts dat afstemming met de achterban vooral liep via de bestuurlijke route en ledenvergaderingen; aparte ledenraadpleging over wet en register vond niet plaats. De OC was daardoor onvoldoende «van, voor en door leraren». Ook wordt geconstateerd dat de organisatie niet was ingericht op de taak die ze kreeg toebedeeld, ze paste zich niet – of te laat – aan op de verandering in omgeving en in taken. De politieke versnelling op het register hielp hierbij niet, zo wordt geconstateerd.

Inmiddels zijn de meeste taken van de OC beëindigd. De OC heeft dit jaar al geen Leraar van het Jaar verkiezing meer georganiseerd, en ook het Lerarencongres is geannuleerd. De publiekrechtelijke taken van de OC, met als voornaamste de uitvoering van het Lerarenontwikkelfonds (LOF), worden overgedragen naar het CAOP per 1 januari 2019. Voor de medewerkers die nog geen andere aanstelling hebben kunnen vinden, heeft de OC een sociaal plan opgesteld. Naar verwachting is het bureau van de OC per 1 januari 2019 leeg. Het sluiten van de boeken kan echter pas plaatsvinden als ook de financiële verantwoording over 2018 is afgerond. De OC streeft ernaar dit medio 2019 te laten voltrekken.

Ik heb in mijn brief van 13 juni ook toegezegd u te informeren over de financiering van de kwartiermaker van de OC. Er waren signalen dat deze aan het einde van zijn opdracht boven de WNT-norm zou uitkomen. In de evaluatie van de OC wordt duidelijk dat de opdracht van de kwartiermaker voortijdig is afgebroken. Hij zou een transitieplan opleveren om de OC toekomstbestendig te maken. Toen de OC besloot de organisatie op te heffen, was dit niet meer nodig. Overschrijding van de WNT-norm heeft daardoor niet plaatsgevonden.

Lerarenparlement

In eerste instantie leek ook de ondersteuning van het Lerarenparlement overgezet te kunnen worden naar het CAOP. Mede op basis van adviezen die ik nu heb ontvangen, heb ik besloten dat niet te doen. Zoals ik u heb laten weten, heeft Alexander Rinnooy Kan de afgelopen maanden een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden van professionalisering en beroepsgroep-representatie onder leraren. Dit briefadvies, Verkenning Leraren, heb ik uw Kamer op 13 november 2018 toegestuurd.5 Alexander Rinnooy Kan adviseert om de beroepsgroepvorming van onderop te laten plaatsvinden, los van de bestaande organisaties, onder regie van leraren zelf. Hij schrijft in zijn advies «In de door mij voorgestelde aanpak is het Lerarenparlement geen specifieke rol toebedacht, maar het kan, net als de vakbonden, de vakverenigingen en andere belangrijke landelijke organisaties, de aangesloten leraren steunen op het niveau van de deelgebieden en bezien of zij als organisatie een nuttige rol kunnen spelen.»

Als ik in lijn met het advies van Rinnooy Kan aan de slag wil met beroepsgroepvorming, dan ligt het niet voor de hand om nu het Lerarenparlement als enige vertegenwoordiger van de beroepsgroep te beschouwen en als zodanig financieel te ondersteunen. Het draagvlak voor het Lerarenparlement is daar ook niet stevig genoeg voor. Het Lerarenparlement heeft, alhoewel legitiem gekozen, in de praktijk maar weinig mandaat. Het afgelopen jaar is bovendien een aantal leden uit het Lerarenparlement gestopt. Dit betroffen met name leraren die in het primair onderwijs werkzaam waren. Er is nu vrijwel geen vertegenwoordiging meer vanuit het primair onderwijs in het Lerarenparlement aanwezig. In een vervangingsmechanisme is niet voorzien.

Ik heb het Lerarenparlement daarom laten weten dat ik, met waardering voor hun inzet het afgelopen jaar, de financiële ondersteuning per 1 januari 2019 stopzet.

Wel zal ik er zorg voor dragen dat de verplichtingen die de leden van het Lerarenparlement dit schooljaar op arbeidsrechtelijk gebied zijn aangegaan hiervoor, kunnen worden nagekomen. Daarbij hecht ik er aan te zeggen dat het aan de persoonlijke inzet en toewijding van de betrokken leraren niet gelegen heeft. Uiteraard kunnen de leden op eigen initiatief verder met hun werk en een bijdrage leveren aan het proces van beroepsgroepvorming onder leraren. Ik vind het echter nu niet opportuun om hen als exclusieve representant van de beroepsgroep te zien en financieren.

In januari 2019 verwacht ik u verder te informeren over de reactie op het advies van Alexander Rinnooy Kan, dat ik u in november heb toegestuurd. Omdat de financiering van het Lerarenparlement al voor die tijd wordt beëindigd, hecht ik eraan uw Kamer nu al over deze stap te informeren.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 27 923, nr. 308

X Noot
2

Kamerstuk 27 923, nrs. 295

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 27 923, nr. 338.

Naar boven