27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 225 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2016

Met deze brief ontvangt u de onderzoeksrapporten Vraag en aanbod nascholing van leerkrachten primair onderwijs van ResearchNed en Aansluiting vraag-aanbod masteropleidingen VO van Ecorys.1 Deze onderzoeken zijn tot stand gekomen in opdracht van respectievelijk de PO-Raad en het Ministerie van OCW en de VO-raad en het Ministerie van OCW. Aanleiding voor de onderzoeken is de afspraak in het Bestuursakkoord PO om vraag en aanbod van nascholing beter op elkaar af te stemmen en de afspraak in het Sectorakkoord VO om het aantal masteropgeleiden in het voortgezet onderwijs (vo) te verhogen.2 3 Dit heeft geleid tot een onderzoeksopdracht aan ResearchNed voor het po en Ecorys voor het vo.4

De school als lerende organisatie

Professionalisering van leerkrachten levert een krachtige bijdrage aan de onderwijskwaliteit. Als impuls ter verhoging van de onderwijskwaliteit is in het Bestuursakkoord PO daarom het streven opgenomen dat in 2020 dertig procent van de leerkrachten in het primair onderwijs een universitaire bachelor of een hbo- of universitaire master heeft afgerond. In het vo is het streven opgenomen dat in 2020 vijftig procent van de docenten een hbo- of universitaire masteropleiding heeft. In de bovenbouw van het vwo is de ambitie dat tachtig tot vijfentachtig procent van de leraren een universitaire masteropleiding heeft in 2020. Het gaat erom meer diversiteit in de lerarenteams te creëren en uiteindelijk te komen tot «lerende organisaties», waarin teams van goed opgeleide leerkrachten het onderwijs «maken», geleid door bekwame schoolleiders en bestuurders. Nascholing is hierbij een belangrijk middel. De lerarenagenda’s van de Vereniging Hogescholen (VH) en Vereniging van Universiteiten (VSNU) sluiten goed aan bij deze ambities.5 De VH stelt in zijn agenda onder meer dat de lerarenopleidingen in 2016 een passend voorstel zullen doen tot uitbreiding van het aantal hbo-masters. De inventarisatie van het nascholingsaanbod in de onderzoeken wordt hierbij benut. In de lerarenagenda van de VSNU onderschrijven de universiteiten het streven dat het aantal academici voor de klas «sterk moet toenemen». Een permanente professionalisering, zo constateren zij, is onderdeel van het ambacht en dat vergt een sterke dialoog tussen de vraag- en aanbodkant bij (na)scholing. Dit sluit ook aan bij de verkenning die de VSNU samen met de PO-Raad heeft gedaan naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een universitaire lerarenopleiding voor het basisonderwijs.6 Deze verkenning is in november 2015 naar uw Kamer toegestuurd (Kamerstuk 27 923, nr. 211). Op basis van de uitkomsten worden stappen gezet om een dergelijke opleiding voor het basisonderwijs te ontwikkelen.

Onderzoek Vraag en aanbod nascholing van leerkrachten primair onderwijs van ResearchNed

Uit het onderzoek komt naar voren dat leerkrachten een positieve houding hebben ten aanzien van opleiding en nascholing. Zo geeft 60% van de leerkrachten aan de ambitie te hebben om één of meer opleidingen te volgen (36% een post-hbo opleiding, 25% een hbo-master en 13% een wo-master). Zij hebben een beperkte behoefte aan nieuw opleidingsaanbod. Wel wensen leraren meer flexibiliteit en maatwerk bij de opleidingen.

Schoolleiders en bestuurders vinden het vooral wenselijk dat een herijking en herpositionering plaatsvindt van het huidige aanbod aan hbo-masteropleidingen.

Waar schoolleiders en bestuurders bij nascholing de nadruk leggen op verbetering van de kritische, reflectieve en onderzoekende vaardigheden bij leerkrachten, vinden leerkrachten zelf vooral de praktische toepasbaarheid van kennis van belang.

De hogescholen ondersteunen de herijking en herpositionering van het hbo-masteraanbod en van het voeren van de dialoog daarover. Bij de universiteiten is er draagvlak om nader te verkennen of bestaande masters en afstudeerrichtingen beter kunnen aansluiten bij de lespraktijk in het po.

Leerkrachten, schoolleiders en bestuurders onderschatten elkaars ambitie, motivatie en mogelijkheden. Er is een grotere opleidingsbereidheid bij leerkrachten dan schoolleiders en bestuurders veronderstellen. Daarbij is het van belang dat leerkrachten meer ruimte krijgen om de opgedane kennis binnen de school te kunnen toepassen. Schoolleiders en bestuurders daarentegen hebben moeite met de strategische inbedding en benutting van kennis uit opleidingen. Zij ervaren onder meer praktische belemmeringen zoals gebrek aan roosterruimte en formatiecapaciteit en middelen om innovatie te faciliteren. Het ideaalbeeld van leraren, schoolleiders en besturen is een meer innovatieve cultuur in de scholen te creëren waarbij de individuele professionele ontwikkeling aansluit bij de team- en schoolontwikkeling. Dit vraagt om een professionele dialoog op de werkvloer tussen leerkrachten, schoolleiders en bestuurders en om het slechten van de praktische belemmeringen en drempels.

Vervolg

Aanbevolen wordt om op verschillende niveaus (landelijk, regionaal en binnen de school) te zorgen voor meer dialoog tussen de kernspelers over opleidingsvraag- en aanbod voor leerkrachten po. De uitkomsten van het onderzoek vormen daarvoor een goede basis. De PO-Raad, VH, VSNU en OCW hebben zich tot doel gesteld de aanbevelingen van het rapport uit te werken in een vervolgtraject.

De eerste stappen hiertoe zijn reeds gezet. Op 18 mei jongstleden heeft, onder regie van de PO-Raad, een landelijke netwerkbijeenkomst nascholing plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst zijn de opbrengsten van het onderzoeksrapport gedeeld met lerarenopleidingen, scholen en schoolbesturen, is de dialoog gestart en zijn afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Over de resultaten en voortgang van dit traject wordt u geïnformeerd via de voortgangsrapportage van de lerarenagenda in november 2016.

Onderzoek Aansluiting vraag-aanbod masteropleidingen VO van Ecorys

Uit het onderzoek komt naar voren dat bestuurders en schoolleiders in het voortgezet onderwijs de meerwaarde van masteropgeleide docenten voor hun school duidelijk zien. Van masteropgeleide docenten wordt bijvoorbeeld verwacht dat ze onderzoekstaken op zich kunnen nemen en dat ze betere ondersteuning kunnen geven aan leerlingen met leerproblemen. Ruim vijfenveertig procent van de vo-docenten die deelnamen aan het onderzoek heeft een master.7 Daarnaast is bijna twintig procent van de docenten geïnteresseerd in het behalen van een master. Naarmate docenten ouder zijn, lijkt de interesse in het volgen van een master af te nemen.

Het onderzoek onderstreept eens te meer het belang van goed HRM-beleid op scholen. Docenten hebben voldoende tijd en ruimte nodig om hun werk te kunnen combineren met het volgen van een master. Daarnaast is het van belang om masteropgeleide docenten voor het onderwijs te behouden door hen interessante loopbaanperspectieven te bieden.

De interesse van docenten en schoolleiders gaat relatief vaak uit naar verdieping op het vlak van onderwijsinnovaties, het ontwerp van onderwijs en bijvoorbeeld toetsingsstrategieën. Hier zou eventueel nieuw aanbod vanuit de lerarenopleidingen welkom zijn. Daarnaast geven docenten aan dat de mate van flexibiliteit van masteropleidingen (met bijvoorbeeld modules) van invloed is op de beslissing om al dan niet een masteropleiding te gaan volgen.

Vervolg

We zijn al op de goede weg; aan bovengenoemde thema’s wordt op verschillende manieren gewerkt in het voortgezet en hoger onderwijs. HRM-beleid staat op de agenda bij verschillende projecten van de VO-raad. In het hoger onderwijs werken diverse opleidingen aan nieuw en flexibel aanbod en de VSNU en VH zijn hier actief bij betrokken. Voor tekortvakken dragen bijvoorbeeld flexibele trajecten als Nat4all (gericht op natuurkunde), mastermath (gericht op wiskunde), Chem4all (gericht op scheikunde) en Inf4all (gericht op informatica) bij aan het aantal masteropgeleide docenten dat voor de klas staat.

Maar we kunnen meer doen. Wij hebben met de VO-raad afgesproken dat zij met schoolbesturen in verschillende regio’s het gesprek voeren over schoolontwikkeling, professionalisering en HRM-beleid. Ook spreekt de VO-raad de hogescholen en universiteiten. De masterambitie maakt onderdeel uit van deze gesprekken. Schoolbesturen voortgezet onderwijs kunnen vervolgens gezamenlijk in dialoog treden met hogescholen en universiteiten over het gewenste aanbod van masteropleidingen. Wij zullen deze dialoog actief volgen en waar mogelijk bijdragen aan verbeteringen. Over de resultaten en voortgang hiervan wordt u geïnformeerd via de voortgangsrapportage van de lerarenagenda in november 2016.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

In het po betreft dit zowel post-hbo opleidingen als hbo- en wo-masters, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs, 10 juli 2014.

X Noot
3

Sectorakkoord VO 2014 – 2017, 17 april 2014.

X Noot
4

Beide onderzoeken zijn begeleid door een commissie van vertegenwoordigers van betrokken organisaties: OCW, PO-Raad, VO-raad, VH, VSNU en de Onderwijscoöperatie (OC).

X Noot
5

Vereniging Hogescholen (2015). Opleiden voor de toekomst – Lerarenopleidingen 2015–2018. Den Haag. VSNU (14 november 2013). Actieplan Lerarenagenda Nederlandse Universiteiten.

X Noot
6

VSNU en PO-Raad (juni 2015).Verkenning universitaire lerarenopleiding voor het basisonderwijs.

X Noot
7

Landelijk is dit 33%, bron: enquête Ecorys/MOOZ.

Naar boven