27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 205 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 2 februari 2015 over aanbieding van het onderzoek «Flexibele arbeid in primair en voortgezet onderwijs» (Kamerstuk 27 923, nr. 199).

De vragen en opmerkingen zijn op 9 maart 2015 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 5 juni 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoek en de brief van de Staatssecretaris over het onderzoek Flexibele arbeid in primair en voortgezet onderwijs en zien aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

Uitkomst onderzoek

De leden van de VVD-fractie constateren dat het onderzoek is uitgevoerd vòòr invoering van de nieuwe Wet werk en zekerheid (hierna: Wwz). In de brief aan de Kamer schrijft de Staatssecretaris dat als gevolg van de Wwz de balans tussen vaste- en flexibele contracten evenwichtiger wordt. De PO-Raad en de VO-raad hebben eerder gewaarschuwd voor de effecten van de Wwz voor invalleerkrachten. De leden hebben hier eerder vragen1 over gesteld en zijn benieuwd wanneer zij de beantwoording hiervan tegemoet kunnen zien.

In het onderzoek wordt toegelicht dat de meeste flexibele contracten zijn vergeven aan tijdelijke vervanging of tijdelijke werkzaamheden. Daarbij wordt opgemerkt dat er geen verschil is te zien in de kwaliteit van het werk van een leerkracht met een flexibel dan wel een vast contract. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat men in het streven naar het terugdringen van flexibele contracten niet blind moeten zijn voor het belang van tijdelijke (inval) krachten in het onderwijs? Kan het onderwijs in voldoende mate voorzien worden van tijdelijke invalskrachten onder de nieuwe Wwz?

De onderzoekers geven ook aan dat bij veel bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs nog nauwelijks bekend is wat de gevolgen zijn van de nieuwe Wwz. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat deze kennis wel voorhanden komt, zo vragen zij.

II Reactie van de Staatssecretaris

De leden van de VVD fractie van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben kennisgenomen van het onderzoek Flexibele arbeid in primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 27 923 nr. 199, door mij toegezonden bij brief van 2 februari 2015). Zij hebben enkele vragen gesteld die ik hieronder in de gestelde volgorde zal beantwoorden.

De leden van de VVD fractie hebben eerder vragen gesteld over de effecten van de (Wet werk en zekerheid) Wwz voor invalleerkrachten. Inmiddels heeft mijn ambtsgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens mij op 2 april 2015 voor de beantwoording van deze vragen zorggedragen.2

De leden van de VVD-fractie vragen of men in het streven naar het terugdringen van flexibele contracten niet blind moet zijn voor het belang van tijdelijke (inval) krachten in het onderwijs.

Ik ben het met hen eens dat we inderdaad het belang van tijdelijke arbeidskrachten in het onderwijs niet uit het oog moeten verliezen. Ik ben dan ook van mening dat de mogelijkheid om gebruik te maken van tijdelijke arbeidskrachten in het onderwijs moet blijven bestaan. Dit is noodzakelijk om docenten die afwezig zijn, bijvoorbeeld wegens ziekte, te kunnen vervangen.

De leden vragen vervolgens of het onderwijs in voldoende mate voorzien kan worden van tijdelijke invalskrachten onder de nieuwe Wwz.

Ik kan de leden hierin gerust stellen. De Wwz biedt daarvoor ruimte en die ruimte kan nog worden vergroot door met de vakorganisaties bij cao nadere afspraken te maken. De wettelijke basisregeling is dat achtereenvolgens drie tijdelijke contracten gesloten kunnen worden in twee jaar. Bij cao kan de termijn voor tijdelijke contracten worden verruimd tot zes contracten in vier jaar. Ook kan bij cao worden afgesproken dat gebruik kan worden gemaakt van min/max contracten en nul uren contracten. Daarnaast blijft de mogelijkheid van vervangingspools behouden.

Inmiddels hebben sociale partners in het primair onderwijs besloten om de cao die per 1 juli 2015 afloopt, te continueren. De werking van de Wwz wordt dan uitgesteld tot 1 juli 2016 omdat op grond van het overgangsrecht de oude cao bepalingen gehandhaafd blijven. Cao partijen willen de tussenliggende periode gebruik maken om nieuwe afspraken over flexibele contracten te maken.

Tenslotte constateren de leden van de VVD-fractie dat bij veel bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs nog nauwelijks bekend is wat de gevolgen zijn van de nieuwe Wwz. Zij vragen hoe ik ervoor ga zorgen dat deze kennis wel voorhanden komt.Allereerst kan ik hen melden dat het onderzoek feitelijk is uitgevoerd in de zomer van 2014. De rest van de tijd was benodigd voor het verwerken van de gegevens en de rapportage. Er was in de zomer van 2014 nog weinig bekend over de Wwz. Inmiddels is er meer algemene informatie beschikbaar. Specifiek aan het primair- en voortgezet onderwijs verstrek ik samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorlichting in respectievelijk het PO weeknieuws en de VO nieuwsbrief.

Indien de instellingen nog meer informatie nodig hebben zal ik hen zo goed mogelijk daarin voorzien, vanzelfsprekend ook weer samen met de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid.


X Noot
1

Vragen van de leden Straus en Anne Mulder (beiden VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de gevolgen van de nieuwe Wet werk en zekerheid (Wwz) voor het onderwijs (ingezonden 16 december 2014). Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1826.

X Noot
2

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 3 april 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1086.

Naar boven