27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2014

Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bieden wij u hierbij een reactie aan op de notitie «Samen leren: aanbevelingen uit het onderwijs».

Context

Het Nederlandse onderwijs is volop in beweging. Leraren, schoolleiders en bestuurders zetten zich elke dag opnieuw in om het beste onderwijs aan hun leerlingen te bieden om hen voor te bereiden op hun deelname aan de maatschappij en de arbeidsmarkt. Hierdoor is het Nederlandse onderwijs al jaren van hoog niveau. Maar wij willen meer: van goed naar excellent onderwijs is ons streven. In het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA), de Lerarenagenda en de sectorakkoorden is deze ambitie nader geconcretiseerd. We zijn ook zeer verheugd dat steeds meer leraren, schoolleiders, bestuurders en lerarenopleidingen via eigen initiatieven laten zien dat zij de schouders zetten onder de ambitie om excellent onderwijs aan elke leerling te kunnen bieden. Wij voelen ons gesterkt door initiatieven als Leraren met Lef, United4Education, the Crowd, Meesterschappers en onze Kritische Vrienden van de Lerarenagenda die op grote (landelijk, regionaal) en kleine schaal (in de klas) bijdragen aan de praktische veranderingen die nodig zijn om de verbetercultuur handen en voeten te geven. We hebben alle denkkracht en ervaring nodig om deze stap te maken en gaan dan ook graag in gesprek met iedereen die hierover goede ideeën kan aandragen.

Ook de initiatiefnemers van de notitie «Samen leren: aanbevelingen uit het onderwijs» leveren een waardevolle bijdrage aan deze beweging naar excellent onderwijs. Als leraar, schoolleider en onderwijsprofessional kunnen zij vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid veranderingen in de klas realiseren of daaraan bijdragen en deze laten doorgroeien tot een landelijke verbetercultuur. Wij zijn daarom enthousiast over het door hen getoonde initiatief. De inhoud van hun notitie helpt bij de realisatie van onze ambitie. We zijn dan ook blij met de inzichten en de aanzet tot discussie die de initiatiefnemers bieden over belangrijke thema’s en zijn daarom graag met hen het gesprek aangegaan.

Strategische beleidsdoelstellingen

In de beleidsagenda bij de onderwijsbegroting 2015 hebben wij aangegeven dat wij voor het primair en voortgezet onderwijs (po en vo), het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger onderwijs (ho) werken aan vier strategische beleidsdoelstellingen. In de notitie van de initiatiefnemers herkennen wij vergelijkbare ambities, waarbij zij zich voornamelijk richten op het funderend onderwijs (po en vo). De ambities van de initiatiefnemers sluiten daarmee voor wat betreft het po en vo mooi aan op ons beleid.

1) Talentontwikkeling door uitdagend, eigentijds onderwijs

Er wordt gewerkt aan eigentijds onderwijs dat ieder kind – of het nu een toptalent is of een leerachterstand heeft – uitdaagt zich optimaal te ontwikkelen. In de sectorakkoorden po en vo is opgenomen dat scholen anticiperen op een snel veranderende en veeleisende samenleving. Dit is van belang om alle leerlingen toe te rusten voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Om dit te bereiken zijn meerdere dingen nodig. Allereerst wordt onder andere ingezet op brede vorming en talent- en vaardighedenontwikkeling van alle leerlingen, bijvoorbeeld door het volgen van (top)talent programma’s in het po en vo, maar ook door de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s op het vmbo. Daarnaast wordt gewerkt aan vernieuwing en het ambitieuzer maken van de onderwijsinhoud. Ook worden de ontwikkelingen die leerlingen doormaken op het gebied van kennis en vaardigheden transparant gemaakt. In het bestuursakkoord mbo is afgesproken dat er kwaliteitsafspraken met instellingen worden gemaakt over de integrale verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Hiermee wordt onder andere geïnvesteerd in het uitdagen van talentvolle mbo-studenten, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een eigentijdse vorm van de meester-gezel-formule.

2) Breed gedeelde ambitie om de kwaliteit van leraren te verhogen

In de voortgangsrapportage van de Lerarenagenda1 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over (de voortgang van) onze acties om de kwaliteit van leraren in het po, vo en mbo te verhogen. Hierin benadrukken wij dat wij in de sectorakkoorden po en vo hebben afgesproken dat in 2020 alle leraren de algemeen didactische en de differentiatievaardigheden beheersen. Daarnaast staat in de voortgangsrapportage dat voor de pabo met ingang van studiejaar 2015–2016 eisen worden gesteld aan de kennis van instromende studenten op het gebied van aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek. Daarnaast hebben wij dit jaar een veldraadpleging uitgezet onder lerarenopleidingen naar de wenselijkheid en mogelijkheid van instroomeisen voor tweedegraads-lerarenopleidingen en selectie op geschiktheid voor het beroep voor alle lerarenopleidingen. Daaropvolgend heeft NRO onderzoek uitgezet naar de voorspellende waarde van selectie-instrumenten. Met behulp van deze onderzoeksresultaten zullen in 2015 en 2016 pilots worden uitgevoerd op het terrein van strengere toelating tot de lerarenopleidingen. Hierbij wordt niet alleen naar cognitieve vaardigheden gekeken, maar ook naar brede geschiktheid voor het beroep en motivatie. Op de hbo-lerarenopleidingen (pabo, tweedegraads en eerstegraads) zijn sinds 2010–2011 kennisbases en kennistoetsen ingevoerd. Ook het lerarenregister komt aan bod in de voortgangsrapportage. Net als de initiatiefnemers vinden wij ook dat de beroepsgroep de belangrijke taak heeft om eisen te stellen aan de kwaliteit van het eigen beroep. In het lerarenregister, waarover de geregistreerde leraren zelf zeggenschap hebben, tonen alle leraren aan dat ze bevoegd zijn en dat ze voortdurend werken aan hun bekwaamheid, zodat ze optimaal toegerust voor de klas staan. Hiermee wordt de beroepskwaliteit zichtbaar gemaakt, wat een positieve bijdrage kan leveren aan de status van het leraarschap. Voldoet een leraar niet aan de norm die de beroepsgroep stelt dan verliest hij zijn registratie en daarmee de mogelijkheid om les te geven. Het Algemeen Overleg met uw Kamer over de voortgangsrapportage is dit najaar gepland.

3) Verbetercultuur op scholen en transparantie

In de Lerarenagenda hebben wij het belang van een lerende organisatiecultuur onderstreept. Scholen zijn verantwoordelijk voor de verbetercultuur en leggen hier tegelijkertijd ook verantwoording over af. In de sectorakkoorden po en vo is afgesproken om transparantie en de systemen en positie van horizontale verantwoording te versterken. Om ervoor te zorgen dat leraren, schoolleiding, toezichthouders en medezeggenschap de (verbeter-)cultuur op school kunnen vormgeven, is namelijk van belang dat scholen adequate informatie beschikbaar hebben. Het gaat dan niet alleen om cijfermatige leerling resultaten, maar om transparantie over de brede schoolkwaliteit en de manier waarop continu gewerkt wordt aan de verbetercultuur. De inspectie beoordeelt of deze kwaliteitszorg deugdelijk gebeurt. Deze gegevens kunnen worden gebruikt door ouders in hun keuze voor een school, maar vooral voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (scholen kunnen zichzelf met andere scholen vergelijken). Ook in het mbo willen we meer transparantie. Daarom is vanaf schooljaar 2014–2015 een studiebijsluiter beschikbaar, waarin onder meer informatie wordt opgenomen over het arbeidsmarktperspectief van de opleiding.

4) Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

In het sectorakkoord vo is opgenomen dat jongeren in alle leerwegen uitdagende programma’s wordt aangeboden die samen met bedrijfsleven, onderzoeksinstituten en vervolgonderwijs worden ontwikkeld. In lijn met de afspraken in het eerdere Bestuursakkoord en het Techniekpact blijven we de keuze voor bèta- en techniekprofielen in alle leerwegen stimuleren (de kiem voor deze belangstelling moet in het po worden gelegd). Deze profielen bieden een stevige uitgangspositie en zorgen voor ruime keuzemogelijkheden in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. Met het Regionaal investeringsfonds mbo willen we onderwijs en bedrijfsleven met elkaar verbinden, zoals dat nu al gebeurt in de Centra voor Innovatief Vakmanschap. Met het wetsvoorstel macrodoelmatigheid mbo, dat voor de zomer bij uw Kamer is ingediend, krijgt de overheid betere mogelijkheden om in te grijpen als het opleidingsaanbod onvoldoende aansluit bij de vraag van de arbeidsmarkt. In de brief over leven lang leren die uw Kamer dit najaar ontvangt, worden maatregelen aangekondigd om opleiding en scholing voor werkenden (hoger onderwijs en mbo) aantrekkelijker te maken. Daarnaast werken scholen en lerarenopleidingen in opleidingsscholen samen om de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren en steeds meer aankomende leraren in de praktijk op te leiden.

Benutten van ambities en acties van de initiatiefnemers van «Samen leren» in beleid

Wij werken in de vorming van ons beleid steeds meer samen met onze partners in het onderwijsveld. Initiatieven van leraren en andere betrokkenen uit het onderwijs worden betrokken bij onze beleidsvorming en implementatie. De totstandkoming van de Lerarenagenda is hiervan een goed voorbeeld. Wij willen dan ook graag optrekken met de initiatiefnemers van «Samen leren» in beleidsvoorbereiding. Daarnaast zien wij een rol voor hen als het gaat om de versnelling en vergroting van de beweging in de sector. Ook zien wij dat de standpunten en ideeën van de initiatiefnemers van belang zijn voor de debatten en Algemene Overleggen die we de komende periode met uw Kamer voeren.

De initiatiefnemers hebben toegezegd in elk geval een aantal van hun acties verder te concretiseren. Deze concretisering zien wij graag tegemoet. Op basis hiervan kan helder worden op welke manier de initiatiefnemers verder kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat om de volgende ambities:

1) Curriculumvernieuwing

De initiatiefnemers laten in hun notitie zien dat zij zich inzetten voor een nieuw en uitdagend curriculum. Dit sluit daarbij goed aan bij adviezen van de Onderwijsraad om een open debat te voeren over bijvoorbeeld de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het curriculum. Zij hebben aangegeven hun ambities op dit gebied, inclusief oplossingsrichtingen, verder te concretiseren. In het kader van het sectorakkoord vo onderzoeken we samen met de VO-raad waar meer ruimte en flexibiliteit nodig is in de wet- en regelgeving. Daarnaast wordt dit najaar de visiebrief over een toekomstgericht funderend onderwijs aan uw Kamer aangeboden. Deze brief is het startsein voor een koersbepaling en een herijking van het curriculum in het funderend onderwijs. Bij het verder uitwerken van de visie betrekken wij graag ook de ideeën van de initiatiefnemers in onze aanpak van de curriculumvernieuwing (beleidsvoorbereiding). Hun ervaringen in de klas en de contacten die de initiatiefnemers hebben bij leraren en schoolleiders zijn hiervoor van belang.

2) Minder vakken in het vo

De initiatiefnemers pleiten voor minder vakken in het vo, zodat leerlingen de kennis en vaardigheden op de vakken die zij wel volgen, kunnen verdiepen. We horen vanuit het onderwijsveld verschillende signalen, van de wens om nieuwe vakken toe te voegen aan het huidige palet tot aan zorg over de overladenheid van het bestaande curriculum. Wijzigingen van ofwel het aantal vakken ofwel de manier waarop vakken zijn ingericht betreft een majeure aanpassing van het stelsel. Medewerkers van het ministerie zijn in gesprek met de initiatiefnemers om te onderzoeken waar zij aan denken in dit verband en in hoeverre een experiment op dit punt mogelijk en wenselijk zou zijn en aansluit bij een breder levende wens van scholen (beleidsvoorbereiding). Wij informeren uw Kamer over de voortgang in het voorjaar van 2015.

3) Omgang met toetsing

In de notitie «Samen leren» is een gepassioneerd pleidooi opgenomen over hoe de initiatiefnemers om willen gaan met toetsing. Dit sluit goed aan bij de visie op toetsing zoals verwoord in de Kamerbrief Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs, die Staatssecretaris Dekker op 13 juni 2014 aan uw Kamer heeft gezonden.2 Ook bepleiten de initiatiefnemers onder andere het loskoppelen van het School Examen (SE) van het Centraal Examen (CE). In het Algemeen Overleg over Examens (9 oktober 2014) is op basis van deze suggestie van de initiatiefnemers toegezegd dat er in het voorjaar van 2015 een rapport verschijnt over ongewenste neveneffecten van indicatoren van de opbrengstbeoordeling van de inspectie, met aandacht voor het verschil tussen SE-CE. Dit onderzoek en de conclusies die de Staatssecretaris hieraan verbindt zullen in het voorjaar van 2015 aan uw Kamer worden toegezonden.

4) Innovatiefonds

De initiatiefnemers stellen de introductie van een innovatiefonds voor. Van dit fonds kunnen individuele leraren gebruik maken om tot innovatie van het onderwijs te komen. De initiatiefnemers willen hiermee onderwijsvernieuwing van onderaf stimuleren en individuele leraren stimuleren om zich te ontwikkelen. De initiatiefnemers van «Samen leren» worden uitgenodigd mee te denken over de indeling van een dergelijk fonds.

5) Verbetercultuur

De initiatiefnemers hebben aangegeven met de bonden en raden in gesprek te treden over de verbetercultuur op scholen. Leraren, schoolleiding, toezichthouders en medezeggenschap bepalen immers zelf de (verbeter-)cultuur op school. Wij staan open voor suggesties voortkomend uit deze gesprekken over eventuele aanvullende acties die wij kunnen ondernemen om de verbetercultuur op scholen verder te stimuleren.

Acties die de initiatiefnemers met anderen oppakken

De initiatiefnemers van «Samen leren» raken in hun notitie eveneens aan een aantal acties waar wij niet de geëigende gesprekspartner voor zijn. Zij hebben daarom over deze acties contact gelegd met directe betrokkenen en bepalen in overleg met hen hoe de ambities van «Samen leren» lopende acties kunnen versterken. Het gaat hierbij onder andere over de arbeidsvoorwaarden van leraren. Arbeidsvoorwaarden zijn gedecentraliseerd, dus sociale partners maken afspraken in de cao over zowel de primaire als de secundaire arbeidsvoorwaarden. Ook gaat het over de transformatie van de Onderwijscoöperatie tot een onafhankelijk vereniging van leraren. Voor de ontwikkeling en organisatie van de beroepsgroep zijn in de eerste plaats leraren zelf aan zet.

Realisatie van ambities

Velen houden zich iedere dag bezig met de verbetering van het onderwijs. We dragen er gezamenlijk zorg voor dat deze beweging krachtig en gericht blijft. Daarom is het van belang dat de doelen die wij voor de verbetering van het onderwijs hebben gesteld, uitgangspunt blijven voor onze ambities. Tegelijkertijd stimuleren wij leraren, schoolleiders, bestuurders en andere betrokkenen om gebruik te maken van de reeds beschikbare ruimte.

We blijven onszelf en onze partners uitdagen om te zoeken naar een vertaling van hoge ambities naar praktische implementatie. De overheid heeft hierbij een faciliterende rol. Bijvoorbeeld door pilots te organiseren, initiatiefnemers te ondersteunen in de uitvoering van hun projecten en hierover met betrokkenen in gesprek te gaan en mensen en acties met elkaar te verbinden.

Onze partners in de onderwijssectoren dagen wij uit om op zoek te gaan naar lopende acties en deze te versterken, en om de concrete knelpunten of belemmeringen voor de realisatie van afgesproken ambities bij ons aan te kaarten. De manier waarop de initiatiefnemers van «Samen leren» dit in hun notitie hebben gedaan is dan ook zeer welkom.

Wij hebben er vertrouwen in dat wij op deze manier, met elkaar de hoge ambities kunnen waarmaken en de beweging naar excellent onderwijs effectief kunnen sterken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 27 923, nr. 188

X Noot
2

Kamerstuk 31 293, nr. 204

Naar boven