27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2011

Naar aanleiding van de brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 november jl., informeer ik u hierbij over het resultaat van het overleg met de onderwijssectoren over de beloningsmaxima van onderwijsbestuurders.

De staatssecretaris en ik hebben de afgelopen tijd met iedere onderwijssector overleg gevoerd. Tijdens deze overleggen zijn wederzijds argumenten gewisseld. Na een zorgvuldige afweging achten wij de beloningsmaxima zoals hierna opgenomen aanvaardbaar en verdedigbaar:

Sector

bezoldigingsmaximum

PO

€ 161 000

VO

€ 179 000

MBO/HBO

€ 194 000

WO

€ 223 666

De onderwijssectoren zijn hierover inmiddels geïnformeerd. In het overleg hebben zij zich bereid verklaard de verdere uitwerking van de sectorale bezoldigingsnorm in salarisklassen vorm te willen geven. Dit is belangrijk om een opwaartse beweging naar het sectorale maximum te voorkomen.

Ten opzichte van de oorspronkelijke bedragen zoals opgenomen in de brieven aan de onderwijssectoren van 10 juni 2011 (nrs. 298770 en 298666) zijn bij twee onderwijssectoren wijzigingen doorgevoerd.

Ten eerste is voor de sector Primair Onderwijs het bezoldigingsmaximum met 5% verhoogd van € 153 000 naar € 161 000. Hiermee is de maximale beloning van een bestuurder in de sector PO meer in evenwicht met de sector VO. Dit doet recht aan de ontwikkelingen in de sector PO. De verplichting van besturen in het basisonderwijs om te zorgen voor opvang vóór, tussen en na schooltijden, vraagt om verregaande strategische samenwerking met organisaties voor kinderopvang. Bovendien wordt van besturen in de sector PO geëist dat ze in het kader van de voorschoolse educatie samenwerken met kinderdagopvang en peuterspeelzaal om een samenhangend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie tot stand te brengen. Dit vraagt om strategische vernieuwing en ontwikkeling van de sector. Met een bezoldigingsmaximum van € 161 000 blijft een goede aansluiting met het loongebouw van de sector PO behouden.

Ten tweede is het maximum van de sector WO gebracht op het wettelijk maximum in de WNT van € 223 666. Universiteiten zijn, door hun substantiële onderzoekscomponent, qua zwaarte van de bestuursfunctie gelijkwaardig aan onderzoeksinstellingen zoals de KNAW en NWO. Ook speelt bij veel universiteiten de vergaande samenwerking met de Universitaire Medische Centra (UMC’s) een rol, waarvoor het soepeler beloningsregime van de zorgsector geldt. Om een gelijke arbeidsmarktpositie voor bestuurders van universiteiten ten opzichte van onderzoeksinstellingen te creëren wordt het bezoldigingsmaximum uit de WNT van € 223 666 voor hen als meer passend beschouwd dan de oorspronkelijk genoemde € 217 000.

Met het aanpassen van de beloningsmaxima voor de sectoren Primair Onderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs kan op meer draagvlak vanuit de sector worden gerekend. Daarnaast wordt, door het hanteren van het WNT-maximum voor de sector Wetenschappelijk Onderwijs, het opnemen van deze sector in een ministeriële regeling overbodig. De beloningsmaxima van de sectoren Voortgezet Onderwijs, Middelbaar Beroepsonderwijs en Hoger Beroepsonderwijs zijn op hetzelfde niveau gebleven als in de brieven van 10 juni jl. Ten aanzien van deze laatste sector wordt opgemerkt dat het verschil in positie ten opzichte van de sector WO is gelegen in de onderzoekscomponent; in dat opzicht zullen de ontwikkelingen in de sector HBO nauwlettend worden gevolgd, omdat deze op een later moment aanleiding kunnen zijn tot aanpassing van de bezoldigingsnorm.

In uw brief van 4 november jl. geeft u aan dat de vaste commissie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap spoedig ná de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel «normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector» (WNT), overleg wenst over de beloningsmaxima voor onderwijsbestuurders. Ik zal de ministeriële regeling, waarin de sectorale beloningsmaxima voor onderwijsbestuurders worden vastgelegd, na dit overleg opstellen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven