27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 118 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2011

Dank voor het toesturen van het plan «Een betere leraar voor hetzelfde geld» van de SP-fractie bij brief van 8 september 2011. Het is goed dat de fractie zich bezighoudt met deze thematiek. De vier voorstellen uit het plan zijn thema’s die ik belangrijk vind en daarom alle aandacht krijgen. In deze brief ga ik nader in op de vier punten die genoemd worden in de notitie.

1. Elke leraar binnen twee jaar bevoegd

Ik deel de zorgen van de SP over het feit dat onbevoegde leraren soms langdurig voor de klas kunnen staan. Dit wil ik veranderen via een wetswijziging. Die garandeert voldoende flexibiliteit voor de echte noodsituaties, maar maakt een einde aan het jaar na jaar verlengen van de benoemingen van onbevoegde docenten. Binnenkort kan een onbevoegde docent maximaal een jaar worden ingezet of benoemd. Wanneer na dat jaar verlenging nodig of gewenst is, dan moet de docent binnen twee jaar de bevoegdheid halen. Na het verstrijken van deze termijn kan de docent alleen opnieuw benoemd worden indien hij de bevoegdheid heeft gehaald. In bijzondere gevallen kan die termijn voor het behalen van de bevoegdheid worden verlengd met maximaal twee jaar, net als bij de termijnen voor zij-instroom. De streefdatum voor inwerkingtreding van de wetswijziging is 2012. De Inspectie van het Onderwijs zal bovendien scherper gaan toezien op bevoegdheden van leraren en het onderhouden van de bekwaamheid van leraren.1

2. Geld voor lerarensalarissen wordt apart uitgekeerd

Er is weloverwogen gekozen voor lumpsumfinanciering. Dit geeft scholen ruimte om hun beleid op de eigen, specifieke situatie af te stemmen. Beleidsruimte voor scholen is van groot belang voor goede onderwijsprestaties, zo blijkt uit internationale vergelijkend onderzoek.2 De evaluatie van de lump sum in het primair onderwijs geeft geen aanleiding hierop terug te komen.3 Er is ook geen indicatie dat scholen bezuinigen op lerarensalarissen om bijvoorbeeld leermiddelen te kunnen betalen.4 Het risico dat scholen geld voor lerarensalarissen besteden aan andere zaken lijkt daarmee op grond van de praktijk onwaarschijnlijk. Zoals ik in een eerdere brief aan de Tweede kamer meldde, onderneem ik acties om scholen beter in staat te stellen een integrale afweging te maken tussen middelen en onderwijsdoelen.5

3. Drastisch verminderen van bestuurssalarissen en kosten voor bureaucratie

Momenteel ligt het wetsvoorstel «Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector» ter behandeling bij de Tweede Kamer. Daarnaast wordt in de onderwijssectoren een lager maximum toegepast dan de wettelijke norm; op basis van de zwaarte van de diverse bestuursfuncties zijn bezoldigingsmaxima per sector berekend. In juni 2011 heeft de Tweede Kamer hierover ook een brief ontvangen.6 Ten aanzien van interim-bestuurders verwijzen wij graag naar eerdere beantwoording van Kamervragen.7

Naast regelgeving ten aanzien van beloningen krijgt vereenvoudiging en vermindering van subsidies aandacht. Vereenvoudiging van bekostiging draagt bij aan vermindering van administratieve lasten en te maken kosten hiervoor. Het vergroot bovendien de transparantie van bekostigingsstromen. In de recent verzonden Prinsjesdagbrief is uitgebreid toegelicht hoe wordt gewerkt aan een eenvoudiger en transparanter bekostigingssysteem voor scholen. Alleen in uitzonderingsgevallen zal een specifieke subsidie het aangewezen instrument zijn.8

4. Fors minder subsidie naar adviesclubs en lobby

Zoals u kunt lezen in het regeerakkoord is een efficiencykorting aangekondigd van € 20 miljoen op de raden en instituten.9 Daarnaast geldt voor de sectorraden dat dit verenigingen zijn waar onderwijsinstellingen zich vrijwillig bij kunnen aansluiten. Bovendien vervullen deze raden een nuttige functie, onder meer als gesprekspartners en als belangenbehartigers.

Voldoende en bovenal goed opgeleide en deskundige leraren zijn onontbeerlijk. Om dit te realiseren zijn diverse maatregelen in gang gezet, die tezamen blijvend mijn aandacht hebben.10

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


X Noot
1

Zie hierover: Ministerie van OCW, Nota Werken in het Onderwijs 2012, p. 14.

X Noot
2

OECD, Strong performers and successful reformers in education, 2010; McKinsey & Company, How the world’s most improved school systems keep getting better, 2010; CPB, Wat is bekend over de effecten van kenmerken van onderwijsstelsels? Een literatuurstudie, 2009.

X Noot
3

Zie Brief aan de Tweede Kamer, dd 9-12-2010, Kamerstuk 31 293, nr. 84

X Noot
4

Zie Brief aan de Tweede Kamer, dd 26-04-2011, Kamerstuk 31 293, nr. 100.

X Noot
5

Zie Brief aan Tweede kamer, dd 28 maart 2011, Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 152.

X Noot
6

Zie brief aan Tweede Kamer dd 15 juni 2011, Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 183.

X Noot
7

Zie ook de vragen van het lid Smits (SP) over interim-bestuurders in het onderwijs en het antwoord hierop (ontvangen 1 september 2011), aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 3480.

X Noot
8

Zie brief aan Tweede Kamer dd 20 september 2011, Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 214 en brief aan Tweede Kamer dd 8 april 2011, Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 160.

X Noot
9

Zie ook de brief aan de Tweede Kamer over de herziening van het subsidiebeleid onderwijssubsidies, Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 160.

X Noot
10

Zie: Ministerie van OCW, Nota Werken in het Onderwijs 2012.

Naar boven