27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 103 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 november 2010

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Van Bijsterveldt-Vliegenthart, d.d. 19 juli 2010 over de stand van zaken van de omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) tot een coöperatie en over de beëindiging van het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) (Kamerstuk 27 923, nr. 98). Bij brief van 11 november 2010 heeft de staatssecretaris deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie,

Bošnjaković-van Bemmel

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

– Omvorming SBL

2

– Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO)

2

II Reactie van de staatssecretaris

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Omvorming SBL

De leden van de PvdA-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de onderhavige brief. Zij signaleren dat de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) niet krachtig geworteld is bij de man of vrouw die als professional voor de klas staat. Daarom staat of valt de waarde van een coöperatie voor onderwijspersoneel met de mate waarin de leraren zichzelf in deze organisatie herkennen. Deze leden menen dat deze organisatie niet mag verworden tot weer een extra leemlaag die zaken oplegt aan het onderwijsveld, maar dat ze moet gaan leven als een vereniging voor en door leraren, die zelf uit beroepstrots zekere bekwaamheidseisen wensen te formuleren en te handhaven. Deelt de staatssecretaris deze visie? Welke consequenties verbindt zij daaraan voor het nut en de noodzaak van de coöperatie, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot beëindiging van de werkzaamheden van het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) per 1 januari 2011. Dit besluit bevreemdt deze leden enigszins. Zij wijzen op de hoge kwaliteit van de adviezen van het LPBO, de grote waardering die het platform hiermee oogst en de toegenomen politieke aandacht voor de positie van de leraar. Waarom wordt dan toch besloten tot beëindiging? Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat de bij het LPBO aanwezige expertise niet vervliegt, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de werkzaamheden met betrekking tot de omvorming van de SBL. Zij hebben nog enkele vragen over de beëindiging van het LPBO.

Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO)

De leden van de PvdA-fractie vinden het van belang dat leraren hun vak terugkrijgen en zij waarderen het dat onderwijspersoneel zelf hecht aan de beroepskwaliteit en dat het daartoe bekwaamheidseisen expliciteert. Deze leden roepen echter de constatering van de commissie-Dijsselbloem2 in herinnering dat in het verleden de pedagogisch-didactische aspecten van het leraarschap in vergelijking met de vakinhoud een te zwaar accent kregen. Wat dat betreft, is het van belang dat de vakinhoudelijke verenigingen, die immers worden gedragen door leraren die nog in de dagelijkse lespraktijk staan, bij de formulering van de bekwaamheidseisen voldoende zeggenschap krijgen over hun vak. Op welke wijze wil de staatssecretaris een dergelijke zeggenschap waarborgen, zo vragen de leden.

Het verbaast de leden dat de staatssecretaris enerzijds het werk dat het LPBO de afgelopen jaren heeft verzet «uitstekend» noemt, maar zij anderzijds deze instelling opheft, nog zonder dat men kan weten of de beoogde coöperatie aan haar doelstellingen zal gaan voldoen en geworteld zal raken in het onderwijsveld. Kan de staatssecretaris nader toelichten welke overwegingen ten grondslag liggen aan haar voortvarendheid? Heeft zij bijvoorbeeld ook overwogen of in plaats van de SBL, het LPBO kon worden omgevormd tot een beroepsvereniging voor en door leraren? Zo neen, waarom niet, zo vragen de leden.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie van de staatssecretaris op de brief3 die het Platform voor Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (VVVO) aan u heeft gestuurd over de beëindiging van het LPBO. Hoe wordt voorkomen dat de taken van het LPBO komen te liggen bij mensen die niet zelf onderwijs geven? Hoe komt het bestuur van de nieuw te vormen coöperatie eruit te zien? Op welke manier komt deze tot stand? Kan de staatssecretaris garanderen dat een aanzienlijk deel hiervan bestaat uit leraren, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de staatssecretaris de noodzaak kan beargumenteren van het opheffen van het LPBO, aangezien zij in lovende termen spreekt over het uitstekende functioneren van het LPBO. Verdient het niet de voorkeur dit goed functionerende platform te continueren en onnodige structuurwijzigingen achterwege te laten, zo vragen zij.

De leden vragen een toelichting op de kritiek dat bij de beëindiging van het LPBO onzorgvuldig is omgesprongen met participerende personen. Zij vragen op welke wijze niet alleen de voorzitter, maar ook overige betrokkenen bij het LPBO worden ingezet bij de nieuwe coöperatie.

De leden vragen een reactie op de analyse van het platform VVVO dat binnen de nieuwe coöperatie op termijn het risico kan ontstaan dat leraren die in de dagelijkse lespraktijk staan, vervangen worden door bestuurders van onderwijsorganisaties.

II Reactie van de staatssecretaris

Een aantal vragen is door meerdere fracties gesteld. Deze vragen beantwoord ik in gezamenlijkheid. Ik zal uw vragen hiernavolgend beantwoorden, waarbij ik zoveel mogelijk de volgorde van de gestelde vragen aanhoud.

De leden van de PvdA-fractie menen dat de nieuwe coöperatie voor onderwijspersoneel niet mag verworden tot een extra leemlaag die zaken oplegt aan het onderwijsveld, maar dat ze moet gaan leven als een vereniging voor en door leraren, die zelf uit beroepstrots zekere bekwaamheidseisen wensen te formuleren en te handhaven. Ik deel de visie van deze leden dat de coöperatie niet een extra leemlaag moet zijn. Deze leden vragen welke consequenties ik daaraan verbind voor het nut en de noodzaak van de coöperatie. De omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) tot een coöperatie beoogt het tot stand komen van een netwerkorganisatie voor en door leraren. De leden van de in de coöperatie verenigde beroepsorganisaties geven gezamenlijk uitvoering aan de ambities om de kwaliteit van de leraar te verbeteren en de waardering, erkenning en inspiratie voor de leraar te vergroten. Uitgangspunt is wat mij betreft dat de coöperatie mij voorstellen doet voor het ontwikkelen en herijken van de bekwaamheidseisen voor leraren in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs.

De leden van de PvdA-, SP- en SGP-fractie vragen of ik het besluit tot beëindiging van het LPBO nader wil toelichten, gezien de hoge kwaliteit van het werk van het LPBO en de waardering die het LPBO geniet. De leden van de SGP-fractie vragen of het niet de voorkeur verdient dit goed functionerende platform te continueren en onnodige structuurwijzigingen achterwege te laten. Het LPBO heeft in de afgelopen jaren een krachtige impuls gegeven aan de kwalificatiestructuur van onderwijsberoepen in Nederland. Het LPBO heeft inzichtelijk gemaakt welke onderwijsberoepen er te onderscheiden zijn en welke competentieprofielen daarbij horen. Tevens heeft het LPBO zich uitgesproken over de onderwijsberoepen waarvoor bekwaamheidseisen moeten worden vastgelegd en heeft hij criteria opgesteld waaraan (herijking van) bekwaamheidseisen zou(den) moeten voldoen die, als het gaat om leraren, door het LPBO op voorstel van SBL aan mij worden aangeboden. Daarmee heeft het LPBO zijn belangrijkste taak volbracht. Een van de andere taken van het LPBO was om op verzoek van de minister uitspraken te doen over actuele onderwerpen over onderwijsberoepen, de competentieprofielen en de bekwaamheidseisen. Het LPBO heeft daaraan gevolg gegeven. Er is thans geen behoefte meer aan een permanente functie voor het LPBO. Zoals in de brief van 19 juli jl.4 is aangegeven kan incidenteel advies gevraagd worden aan de coöperatie van leraren (de huidige SBL), de Stichting van het Onderwijs of de Onderwijsraad.

De leden van de SP-fractie vragen hoe voorkomen kan worden dat expertise van het LPBO niet vervliegt. De opgebouwde expertise van het LPBO heeft zijn weerslag gekregen in een aantal rapporten van het LPBO. Deze zijn en blijven op papier en digitaal (op de website van de Rijksoverheid) toegankelijk.

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze ik de zeggenschap van vakinhoudelijke verenigingen bij de formulering van de bekwaamheidseisen kan waarborgen. Vanzelfsprekend deel ik het standpunt dat de leraren binnen de aangesloten beroepsverenigingen zelf betrokken dienen te zijn bij de formulering van de bekwaamheidseisen. Het is aan de coöperatie met de daarin samenwerkende lidorganisaties (o.a. de vakinhoudelijke verenigingen) om daaraan handen en voeten te geven. Zoals in mijn brief van 19 juli jl.4 aangegeven zijn er twee onafhankelijke wegbereiders aangesteld om deze taak uit te voeren. Zij zijn daarmee voortvarend aan de slag. Het uiteindelijk vastleggen van de bekwaamheidseisen is een taak van de regering. De bekwaamheidseisen moeten adequaat zijn en bij de leraren een breed draagvlak hebben. Bovendien moet uit het voorstel dat de beroepsgroep doet, blijken dat er ook draagvlak is bij andere relevante partijen zoals bevoegde gezagsorganen, ouders en deelnemers.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik heb overwogen of het LPBO kan worden omgevormd tot een beroepsvereniging voor en door leraren in plaats van de SBL. Ik heb dat om twee redenen niet overwogen. De eerste reden is dat de SBL nu en na omvorming tot de coöperatie een (netwerk)organisatie voor leraren is. Het LPBO is een geheel andere organisatie, waarin niet enkel leraren zitting hebben. De tweede en doorslaggevende reden is dat het niet aan mij is om in de omvorming tot een beroepsvereniging voor en door leraren handelend op te treden. Organisaties van leraren zijn vertegenwoordigd in het bestuur van SBL. Zij moeten zelf het initiatief hebben op dit punt en de omvorming dragen. Ik kan daarbij alleen steun verlenen, niet meer en niet minder.

Zoals verzocht door de leden van de SP-fractie ontvangt u6 mijn reactie op de brief van het Platform voor Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (Platform VVVO) over de beëindiging van het LPBO. De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de kritiek dat bij beëindiging van het LPBO onzorgvuldig is omgesprongen met participerende personen. De benoemingstermijn van de platformleden eindigde op 31 december 2009. In 2009 is aan de daartoe aangewezen organisaties gevraagd nieuwe platformleden voor te dragen. Dat lag voor de hand. Er was immers op dat moment geen besluit genomen dat het LPBO zo spoedig zou eindigen. Deze werving heeft in 2010 niet kunnen leiden tot definitieve selectie van nieuwe platformleden, omdat inmiddels wel de vraag aan de orde was of het LPBO zou moeten voortbestaan. De zittende en kandidaat platformleden zijn zodra dat kon op de hoogte gesteld van de inhoud van de gesprekken die met de voorzitter van het platform zijn gevoerd over het voortbestaan. Toen eenmaal besloten was tot beëindiging van het LPBO en ik uw Kamer daarover heb bericht, hebben alle zittende en kandidaat platformleden een brief ontvangen waarin hen dat besluit is meegedeeld en waarin zij worden bedankt voor hun inzet dan wel belangstelling.

De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze niet alleen de voorzitter, maar ook overige betrokkenen bij het LPBO worden ingezet bij de nieuwe coöperatie. De wegbereiders werken de omvorming van SBL tot een coöperatie nu uit. Of en, zo ja, op welke wijze zij platformleden bij die nieuwe coöperatie willen inzetten, is mij niet bekend. Het is aan de coöperatie zelf om hierover te beslissen.

De doorlopende taak van het LPBO, de ontwikkeling en herijking van de bekwaamheidseisen, zal door de beroepsgroep ter hand worden genomen. Het LPBO heeft daarvoor een goede basis gelegd. Door de wegbereiders voor de coöperatie voor leraren wordt nu gewerkt aan een structuur waarin leraren volop zullen participeren en zorgen voor draagvlak. In afwachting van de resultaten van het omvormingstraject kan ik nu nog geen antwoord geven op de vragen van de SP over de samenstelling van het bestuur van de nieuwe coöperatie en de manier waarop deze samengesteld wordt. Bovendien wil ik wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de nieuw te vormen coöperatie. De coöperatie is er zelf voor verantwoordelijk dat leraren direct en indirect (via hun organisaties) heel nadrukkelijk betrokken zijn bij het werk van de coöperatie en het resultaat ervan en zich daarin zullen herkennen. Ik ga ervan uit dat de wegbereiders dan ook bezien wat dat betekent voor de samenstelling van het bestuur en de betrokkenheid bij dat bestuur. Ik heb er het volste vertrouwen in dat zij op dat punt goede voorstellen zullen doen. Hiermee is tevens de vraag van de SGP-fractie over het risico dat leraren worden vervangen door bestuurders beantwoord. In de vraag van de SP-fractie hoe voorkomen wordt dat taken van het LPBO komen te liggen bij mensen die niet zelf onderwijs geven lijkt een zorg besloten te liggen. Deze zorg deel ik gezien geschetste ontwikkelingen niet.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rouwe, S. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. Van , CDA), Voorzitter, Miltenburg, A. van (VVD), Bosma, M. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Dijk, J.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Wolbert, A.G. (PvdA), Ondervoorzitter, Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Braakhuis, B.A.M. (GL), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Lucas, A.W. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Klaver, J.F. (GL) en Liefde, B.C. de (VVD).

Plv. leden: Bijleveld-Schouten, A.T.B. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ferrier, K.G. (CDA), Boer, B.G. de (VVD), Dille, W.R. (PVV), Rouvoet, A. (CU), Kooiman, C.J.E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Gent, W. van (GL), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Gerbrands, K. (PVV), Peters, M. (GL) en Lodders, W.J.H. (VVD).

XNoot
2

Kamerstuknummer: 31 007, nr. 6.

XNoot
3

De vaste Kamercommissie voor Onderwijs heeft een afschrift van deze brief ontvangen, documentnummer: 2010D34264. Zie: www.platformvvvo.nl/brieven/313-brief-aan-staatssecretaris-over-beeindiging-lpbo.html

XNoot
4

Tweede Kamer 2009–2010, 27 923, nr. 98.

XNoot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven