27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 100 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2010

Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 28 oktober 2009 heb ik toegezegd beleidsvoorstellen te zullen doen inzake de wenselijkheid en mogelijkheid van een flexibeler kwalificatie- en opleidingenstelsel (Tweede Kamer, 27 923, nr. 92). Het doen van beleidsvoorstellen vergt nadere politieke besluitvorming. Ik laat dit over aan het nieuwe kabinet.

Daarbij betrek ik tevens de toezeggingen die ik heb gedaan tijdens algemene overleggen op 2 oktober 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 30 079, nr. 14) en 29 oktober 2008 (Tweede Kamer, 2008–2009, 27 923, nr. 71) en tijdens de behandeling van het wetsvoorstel educatieve minor op 25 maart 2010 (Tweede Kamer, 2009–2010, nr.58, pag. 5861–5884).

Daarnaast heb ik tijdens de begrotingsbehandeling van OCW op 10 november 2009 (Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010 (32 123 VIII) toegezegd de mogelijkheden te onderzoeken van de inzet van universitair afgestudeerden als leraar in achterstandswijken. Ook hiervoor geldt dat ik dit overlaat aan een nieuw kabinet.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven