27 920
Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de invoering van accreditatie in het hoger onderwijs

nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID EURLINGS

Ontvangen 29 november 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:

F

Artikel 6.2 wordt vervangen door:

Artikel 6.2. Onderwijsaanbod

1. Het instellingsbestuur legt het voornemen tot de instelling van een nieuwe opleiding aan Onze minister voor met het oog op de beoordeling van een doelmatige taakverdeling tussen de instellingen, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs.

2. Onze minister wordt geacht met het voornemen in te stemmen, indien hij niet binnen drie maanden na ontvangst heeft verklaard dat aan het voornemen geen uitvoering kan worden gegeven in verband met de als gevolg daarvan ontstaande ondoelmatige taakverdeling tussen de instellingen.

II

Artikel I, onderdeel G, vervalt.

III

In artikel I, onderdeel O, punt 2, vervalt de zinsnede «en in voorkomend geval een uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6.2a, of van een rechterlijke uitspraak».

IV

Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:

A. In punt 1 wordt de zinsnede «, het accreditatieorgaan of de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6.2a,» vervangen door: of het accreditatieorgaan.

B. Punt 4 vervalt.

V

In artikel I, onderdeel T, vervalt punt 4.

VI

Artikel IIIa vervalt.

Toelichting

In het wetsvoorstel wordt in het bestaande Artikel 6.2., dat instellingen verplicht een doelmatige taakverdeling in acht te nemen bij het starten en beëindigen van opleidingen, een lid toegevoegd waarin overleg met andere belanghebbende instellingen wordt voorgeschreven. Vervolgens wordt in artikel 6.2a een geschillencommissie in het leven geroepen, die bindende uitspraken kan doen over vorm en inhoud van dit overleg. In feite wordt hiermee de beoordeling van de wenselijkheid van het starten van nieuwe opleidingen toevertrouwd aan een geschillencommissie. De verantwoordelijkheid van de minister voor de macrodoelmatigheid van het stelsel van Hoger Onderwijs raakt daarmee op de achtergrond.

Dit amendement acht de voorgestelde werkwijze nodeloos ingewikkeld en zelfs omstreden in juridische zin.

Het amendement regelt dat, indien het accreditatieorgaan een nieuwe opleiding op kwalitatieve gronden getoetst heeft, de minister zelf in laatste instantie een uitspraak dient te doen of naar zijn oordeel een opleiding macrodoelmatig is, waarbij hij zich desgewenst kan laten bijstaan door een (advies)commissie.

Eurlings

Naar boven