27 918
Goedkeuring van de op 25 juni 2001 te Luxemburg totstandgekomen Europees-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Arabische Republiek Egypte, anderzijds, met protocollen en bijlagen (Trb. 2001, 118)

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2003

Tijdens het plenair debat in uw Kamer op 10 april jl. over de Euro-Mediterrane Overeenkomst met Egypte zegde ik u toe u nader te informeren over een eventuele juridische basis voor het uitleveren van verdachten aan Egypte. Mede namens de Minister van Justitie bericht ik u als volgt.

Tussen Nederland en Egypte bestaat op dit moment geen uitleveringsverdrag, evenmin als enig ander verdrag op basis waarvan uitlevering aan Egypte mogelijk zou zijn (zie Kamerstukken II, 2001–2002, Aanhangsel Handelingen, vragen nr. 330 over Egyptische terroristen in Nederland).

Ook de komst van een alomvattend VN-verdrag tegen terrorisme zal hier naar verwachting geen verandering in brengen. De onderhandelingen over dit verdrag verlopen moeizaam. Men is het niet eens over de reikwijdte van het verdrag, met name over het al dan niet onderscheid maken tussen een terrorist en een vrijheidsstrijder. Nederland is met de andere Europese landen van mening dat het alomvattend verdag alomvattend moet zijn: dus geen onderscheid tussen een terrorist en een vrijheidsstrijder. Egypte en andere Islamitische landen menen daarentegen dat dit onderscheid wel gemaakt moet worden.

Tenslotte achten wij onder de huidige omstandigheden het eventueel aangaan van een bilateraal uitleveringsverdrag tussen Nederland en Egypte niet wenselijk.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Naar boven