27 910 (R 1695)
Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 (belastingheffing deelnemingsdividenden)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 11 oktober 2001

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand voorstel van Rijkswet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van Rijkswet voldoende voorbereid.

Voorstel van Rijkswet Artikel I, artikel 11, derde lid, derde volzin, onderdeel a

Het is van belang voor de inhoudingsplichtige en voor de mogelijkheid tot naheffing dat er meer duidelijkheid komt over wat het begrip «formeel of in feite» precies probeert af te dekken. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering hiervan voorbeelden kan noemen. Is de wijze van financiering van de Antilliaanse aandeelhouder hierbij van belang? Gaan daarbij dan allocatieregels gelden, zoals in Nederland op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969?

Memorie van toelichting

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij juichen de door de Nederlandse Antillen verrichte inspanning om hun fiscale regime internationaal aanvaardbaar te maken van harte toe. Ook hebben deze leden begrip voor de Nederlandse regering die deze ontwikkeling wenst te ondersteunen. Hiertoe heeft de Nederlandse regering er echter voor gekozen om de ingehouden belasting die onder de huidige regeling inzake deelnemersdividenden de Nederlandse schatkist ten goede komt, in zijn geheel over te maken naar de Nederlandse Antillen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of deze methodiek niet onnodig gekunsteld is. Voorgestelde maatregel moet gezien worden als een aanmoediging voor de Nederlandse Antillen om de ingeslagen weg daadkrachtig te vervolgen. Uit de memorie van toelichting wordt niet duidelijk in welk opzicht de voorgestelde maatregel deze aanmoediging effectueert. Kan daar nader op worden ingegaan? De dividendbelasting wordt geheven in Nederland en dat zal met de voorgestelde maatregel niet veranderen. Als het gaat om een financiële beloning voor de totstandkoming van het Nieuw Fiscaal Raamwerk, zou het dan niet beter zijn om de Nederlandse Antillen rechtstreeks tegemoet te komen in de financiële sfeer? Per saldo komt de onderhavige maatregel daar toch op neer.

In het verlengde hiervan zijn de leden van de CDA-fractie zeer benieuwd hoe het bedrag van f 34 miljoen wordt ingeboekt. Aan de inkomstenkant, dus als een belastingderving? Feitelijk is van een belastingderving echter geen sprake. Nederland heft namelijk wel degelijk belasting, maar hevelt de ingehouden en afgedragen gelden vervolgens over naar de Nederlandse Antillen. Wordt het bedrag dan ingeboekt als een uitgave? Dan rijst weer de vraag of de onderhavige wijziging (namelijk een wijziging van de BRK) wel als een belastingmaatregel geformuleerd kan worden. Graag een reactie.

Artikelsgewijze toelichting

De leden van de VVD-fractie menen dat voor de praktische uitvoerbaarheid het antwoord op een aantal vragen van belang is. In de memorie van toelichting staat vermeld dat hierover nog overleg plaatsvindt. Deze leden vragen zich af of de regering wellicht nu reeds kan aangeven hoe het dividenduitkerende lichaam op het inhoudingstijdstip praktisch gesproken moet controleren of aan de voorwaarde van artikel 11, derde lid, derde volzin, onderdeel a, is voldaan. Het betreft hier immers toekomstige belastingheffing van een andere partij.

In de memorie van toelichting staat dat later bijvoorbeeld met behulp van de definitieve aanslag aangetoond zal moeten worden dat de heffing op de Nederlandse Antillen tot de juiste hoogte heeft plaatsgevonden. Wie zal dit moeten aantonen, zo vragen de leden van de VVD-fractie, de Antilliaanse ontvangende partij of de Nederlandse inhoudingsplichtige? Hoe kan de Nederlandse inhoudingsplichtige de beschikking krijgen over de aanslag van de Antilliaanse partij? Is het niet beter indien deze vraag wordt gesteld en ook een eventuele naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de Antilliaanse aandeelhouder, dat de Nederlandse inhoudingsplichtige bij inhouding heeft mogen vertrouwen op het voldaan zijn aan de voorwaarde van artikel 11, derde lid, derde volzin, onderdeel a ?

Voor het jaar 2001 worden met behulp van een interimmaatregel de ingehouden en afgedragen belastinggelden met terugwerkende kracht alsnog aan de Nederlandse Antillen toegekend. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom opeens zo een haast geboden is en niet volstaan kan worden met de invoering per 1 januari 2002.

Tot slot

De leden van de CDA-fractie hebben nog de volgende vraag. In artikel 4, derde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 – zoals die komt te luiden wanneer het wetsvoorstel met betrekking tot dividendstripping (kamerstuk 27 896) wordt aanvaard – is de Belastingregeling voor het Koninkrijk 1964 niet genoemd, terwijl de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting daarin wel staan vermeld. Kunnen Nederlandse aandelen gehouden door Antilliaanse vennootschappen naar de letter van dit wetsvoorstel dan nog wel gestript worden van dividendbelasting?

Tenslotte nog een meer algemene opmerking. De leden van de CDA-fractie beamen dat de normen die in internationaal opzicht gesteld worden aan de nationale belastingwetgevingen niet altijd scherp omlijnd zijn. Toch moeten de nationale belastingregimes – om tegemoet te komen aan de internationale eisen – nauwkeurig worden afgebakend. De leden van de CDA-fractie benadrukken het belang van een scherpere omlijning van de internationale normen. Welke rol speelt de regering bij deze ontwikkeling?

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie), C. Cörüz (CDA).

Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Vacature (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), J. Ten Hoopen (CDA).

Naar boven